Zult u voordeel trekken van Gods verbonden?
„’Door bemiddeling van u zullen alle natiën gezegend worden.’ Dientengevolge worden zij die aan geloof vasthouden, met de gelovige Abraham gezegend.” — GALATEN 3:8, 9.
1. Wat toont de geschiedenis met betrekking tot de resultaten van veel heerschappijen?
SOMMIGE achttiende-eeuwse Europese heersers worden „verlichte despoten” genoemd. Zij ’bedoelden het goed en wilden hun volk met vaderlijke goedheid regeren, maar hun plannen liepen spaak en van hun hervormingen kwam niets terecht’ (The Encyclopedia Americana).a Dit was een van de voornaamste oorzaken van de revoluties die Europa weldra overspoelden.
2, 3. Hoe verschilt Jehovah van menselijke monarchen?
2 Hoe zeer verschilt Jehovah van onberekenbare menselijke heersers! Wij kunnen gemakkelijk zien hoe schrijnend noodzakelijk het voor de mensheid is dat er een verandering komt die uiteindelijk werkelijke remedies voor onrecht en lijden zal brengen. Maar wij hoeven niet bang te zijn dat Gods handelingen om dit tot stand te brengen, van een gril afhangen. In het meest verspreide boek ter wereld heeft hij zijn belofte vastgelegd dat hij voor de gelovige mensheid eeuwige zegeningen teweeg zal brengen. Dit zal gebeuren ongeacht ’s mensen voormalige nationaliteit, raciale afkomst, opleiding of sociale positie (Galaten 3:28). Maar kunt u zich hierop verlaten?
3 De apostel Paulus haalde een gedeelte aan van de verzekering die God aan Abraham had gegeven: „Voorzeker, zegenend wil ik u zegenen.” Paulus voegde eraan toe dat wij, aangezien „God onmogelijk kan liegen, een krachtige aanmoediging [kunnen] hebben om de hoop te grijpen die ons in het vooruitzicht is gesteld” (Hebreeën 6:13-18). Ons vertrouwen in die zegeningen kan verder worden versterkt door er nota van te nemen op welk een ordelijke wijze God de basis heeft gelegd om dit tot stand te brengen.
4. Hoe bediende God zich van diverse verbonden om zijn voornemen te verwezenlijken?
4 Wij hebben reeds gezien dat God een verbond met Abraham sloot waarbij een zaad betrokken was dat het werktuig zou zijn door middel waarvan „alle natiën der aarde” gezegend zouden worden (Genesis 22:17, 18). De Israëlieten werden een vleselijk zaad, maar in de belangrijkere geestelijke zin bleek Jezus Christus het voornaamste deel van het zaad van Abraham te zijn. Jezus was ook de Zoon, of het Zaad, van de Grotere Abraham, Jehovah. Christenen die ’Christus toebehoren’, vormen het secundaire deel van het zaad van Abraham (Galaten 3:16, 29). Nadat God het Abrahamitische verbond had opgericht, voegde hij er tijdelijk het met de natie Israël gesloten Wetsverbond aan toe. Het liet uitkomen dat de Israëlieten zondaars waren voor wie een permanente priester en een volmaakt offer noodzakelijk waren. Het beschermde de geslachtslijn van het Zaad en vormde een hulp om hem te identificeren. Het Wetsverbond toonde ook aan dat God op de een of andere wijze een natie van koning-priesters zou voortbrengen. Terwijl de Wet nog van kracht was, sloot God een verbond met David voor een koninklijke dynastie in Israël. Het Davidische Koninkrijksverbond wees ook vooruit naar iemand die een blijvende heerschappij over de aarde zou hebben.
5. Welke vragen of problemen moesten nog opgelost worden?
5 Toch waren er aspecten of oogmerken van deze verbonden die onvolledig schenen of nog verduidelijkt moesten worden. Als bijvoorbeeld het toekomstige Zaad een koning in Davids geslachtslijn moest zijn, hoe kon hij dan een permanente priester zijn die meer zou doen dan voorgaande priesters? (Hebreeën 5:1; 7:13, 14) Zou deze Koning over meer dan een beperkt aards grondgebied kunnen heersen? Hoe zou het secundaire deel van het zaad ervoor in aanmerking komen tot de familie van de Grotere Abraham te behoren? En zelfs als dat mogelijk was, welk domein zouden zij dan hebben, aangezien de meeste leden geen nakomelingen van David waren? Laten wij zien hoe God wettelijke stappen deed in de vorm van toegevoegde verbonden die deze vragen zouden oplossen en de weg zouden openen tot eeuwigdurende zegen voor ons.
Verbond voor een hemelse priester
6, 7. (a) Welk toegevoegde verbond richtte God volgens Psalm 110:4 op? (b) Welke achtergrond helpt ons dit toegevoegde verbond te begrijpen?
6 Zoals wij gezien hebben, sloot God binnen het raam van het Wetsverbond een verbond met David voor een nakomeling (een zaad) die voor altijd over een aards domein zou regeren. Maar Jehovah onthulde ook aan David dat er een blijvende priester zou komen. David schreef: „Jehovah heeft gezworen (en hij zal geen spijt gevoelen): ’Gij zijt priester tot onbepaalde tijd naar de wijze van Melchizédek!’” (Psalm 110:4) Wat lag er opgesloten in dit gezworen woord van God, dat neerkwam op een persoonlijk verbond tussen Jehovah en de toekomstige Priester?
7 Melchizédek was de koning van het oude Salem, dat klaarblijkelijk op de plaats lag waar later de stad Jeruzalem (een naam waarin het woord „Salem” is opgenomen) werd gebouwd. Het verslag van Abrahams contacten met hem doet onmiskenbaar uitkomen dat Melchizédek een koning was die „de Allerhoogste God” aanbad (Genesis 14:17-20). Toch blijkt uit Gods verklaring in Psalm 110:4 dat Melchizédek tevens priester was, en dit maakte hem tot een unieke persoon. Hij was zowel koning als priester, en hij diende op de plaats waar de Davidische koningen en de levitische priesters later hun door God ingestelde functies uitoefenden.
8. Met wie werd dit verbond voor een priester gelijk Melchizédek gesloten, en met welk resultaat?
8 Paulus verschaft ons nadere bijzonderheden omtrent dit verbond voor een priester gelijk Melchizédek. Hij zegt bijvoorbeeld dat Jezus Christus „door God . . . een hogepriester naar de wijze van Melchizédek [werd] genoemd” (Hebreeën 5:4-10; 6:20; 7:17, 21, 22). Hoewel Melchizédek uiteraard menselijke ouders had, bestaat er omtrent hem geen opgetekend geslachtsregister. Jezus erfde het ambt van priester dus niet volgens een opgetekende afstamming van Melchizédek, maar in plaats daarvan was zijn aanstelling rechtstreeks van God afkomstig. Jezus’ priesterschap zal niet aan een opvolger worden overgedragen, want „hij [blijft] priester voor altijd”. Dit is zo, want de zegeningen van zijn priesterlijke dienst zullen eeuwigdurend zijn. Het is werkelijk een zegen voor ons dat wij een priester hebben die „ook in staat [is] om degenen die door bemiddeling van hem tot God naderen, volledig te redden” en die getrouwen eeuwigdurend kan onderrichten en leiden. — Hebreeën 7:1-3, 15-17, 23-25.
9, 10. Hoe verruimt kennis van dit vijfde verbond ons begrip van de wijze waarop Gods voornemen verwezenlijkt zou worden?
9 Nog een feit van grote betekenis is dat Jezus’ taak als Koning-Priester niet slechts tot de aarde beperkt is. In dezelfde context waarin David melding maakte van dit verbond voor een priester gelijk Melchizédek, schreef hij: „De uitspraak van Jehovah tot mijn Heer luidt: ’Zit aan mijn rechterhand, totdat ik uw vijanden tot een voetbank voor uw voeten stel.’” Wij kunnen derhalve zien dat Jezus — Davids Heer — een plaats bij Jehovah in de hemel zou hebben, en die kreeg hij ook bij zijn hemelvaart. Vanuit de hemel kan Christus samen met zijn Vader autoriteit uitoefenen om vijanden te onderwerpen en oordelen te voltrekken. — Psalm 110:1, 2; Handelingen 2:33-36; Hebreeën 1:3; 8:1; 12:2.
10 Nu wij op de hoogte zijn van dit vijfde verbond, hebben wij derhalve een ruimer inzicht in de ordelijke, gedegen wijze waarop Jehovah zijn voornemen zal verwezenlijken. Door dit verbond wordt gestaafd dat het primaire deel van het zaad tevens priester in de hemel zal zijn en dat zijn autoriteit als Koning-Priester zich tot het gehele universum zal uitstrekken. — 1 Petrus 3:22.
Het nieuwe verbond en het secundaire deel van het zaad
11. Welke complicaties waren er met betrekking tot het secundaire deel van het zaad?
11 Toen wij reeds eerder het Abrahamitische verbond beschouwden, hebben wij opgemerkt dat Jezus krachtens een natuurlijk recht het primaire deel van het zaad werd. Hij stamde rechtstreeks van de patriarch Abraham af en was als volmaakt mens een aanvaarde Zoon van de Grotere Abraham. Hoe staat het echter met mensen die het voorrecht hebben het secundaire deel van Abrahams zaad, „erfgenamen met betrekking tot een belofte”, te worden? (Galaten 3:29) Daar zij onvolmaakt zijn doordat zij tot de familie van de zondaar Adam behoren, zouden zij er niet voor in aanmerking komen tot de familie van Jehovah, de Grotere Abraham, te behoren. Hoe zou de belemmering van onvolmaaktheid overwonnen kunnen worden? Voor mensen zou dat onmogelijk zijn, maar voor God is het niet onmogelijk. — Matthéüs 19:25, 26.
12, 13. (a) Hoe voorzei God nog een verbond? (b) Welk bijzondere kenmerk van dit verbond verdient onze aandacht?
12 Terwijl de Wet nog van kracht was, voorzei God bij monde van zijn profeet: „Ik zal stellig met het huis van Israël en met het huis van Juda een nieuw verbond sluiten; niet een gelijk het verbond dat ik met hun voorvaders heb gesloten . . . ’welk verbond van mij zijzelf verbroken hebben’ . . . Ik wil mijn wet in hun binnenste leggen, en in hun hart zal ik ze schrijven. En ik wil hun God worden en zíj zullen mijn volk worden. En zij zullen niet meer . . . leren . . . ’Kent Jehovah!’, want zij allen zullen mij kennen . . . Want ik zal hun dwaling vergeven, en hun zonde zal ik niet meer gedenken.” — Jeremia 31:31-34.
13 Merk op dat dit nieuwe verbond in de vergeving van zonden voorzag, klaarblijkelijk op een wijze die ’niet gelijk’ was aan de onder de Wet geldende regeling in verband met dierenoffers. Op de dag dat Jezus stierf, wierp hij hier licht op. Na samen met zijn discipelen het Pascha te hebben gevierd zoals bij de Wet was vereist, stelde Christus het Avondmaal des Heren in. Bij deze jaarlijkse viering zou onder andere het drinken uit een gemeenschappelijke beker wijn betrokken zijn, waarover Jezus zei: „Deze beker betekent het nieuwe verbond krachtens mijn bloed, dat ten behoeve van u vergoten zal worden.” — Lukas 22:14-20.
14. Waarom speelt het nieuwe verbond een belangrijke rol bij het voortbrengen van het secundaire deel van het zaad?
14 Het nieuwe verbond zou dus door middel van Jezus’ bloed in werking treden. Op grond van zulk een volmaakt offer zou God eens voor altijd ’dwaling en zonde kunnen vergeven’. Bedenk eens wat dat zou betekenen! Als God de zonden van toegewijde mensen uit Adams familie volledig zou kunnen vergeven, kon hij hen als zondeloos beschouwen, hen als geestelijke zonen van de Grotere Abraham verwekken en hen vervolgens met heilige geest zalven (Romeinen 8:14-17). Aldus stelt het door Jezus’ offer bekrachtigde nieuwe verbond zijn discipelen in staat het secundaire deel van het zaad van Abraham te worden. Paulus schreef: „Door zijn dood [zou Jezus] degene teniet . . . doen die het middel bezit de dood te veroorzaken, namelijk de Duivel, en [hij zou] allen die uit vrees voor de dood hun leven lang aan slavernij onderworpen waren, . . . bevrijden. Want hij staat in werkelijkheid engelen in het geheel niet bij, maar hij staat Abrahams zaad bij.” — Hebreeën 2:14-16; 9:14.
15. Wie vormen de partijen in het nieuwe verbond?
15 Als nu Jezus de Middelaar was van het nieuwe verbond en het offer verschafte waardoor dat verbond werd bekrachtigd, wie vormden dan de partijen in het verbond? Jeremia had voorzegd dat God dit verbond zou sluiten met „het huis van Israël”. Welk Israël? Niet het vleselijke Israël, dat zich volgens de bepalingen van de Wet moest laten besnijden, want het nieuwe verbond maakte dat vorige verbond verouderd (Hebreeën 8:7, 13; zie blz. 31). Nu zou God handelen met joden en heidenen die door geloof de figuurlijke ’besnijdenis van het hart, door geest’, hadden ondergaan. Dit is in harmonie met het feit dat, zoals God zei, bij degenen die in het nieuwe verbond waren opgenomen, ’zijn wetten in hun verstand en in hun hart geschreven’ zouden zijn (Romeinen 2:28, 29; Hebreeën 8:10). Paulus noemde zulke geestelijke joden „het Israël Gods”. — Galaten 6:16; Jakobus 1:1.
16. Hoe helpt het nieuwe verbond datgene tot stand te brengen waarnaar Exodus 19:6 vooruitwees?
16 Doordat God nu met het geestelijke Israël handelde, werd er een deur van gelegenheid geopend. Toen God de Wet instelde, had hij gezegd dat de zonen van Israël „een koninkrijk van priesters en een heilige natie” voor hem zouden worden (Exodus 19:6). In werkelijkheid kon het vleselijke Israël nooit een natie worden waarvan alle individuele leden koning-priester waren, en het is dat ook nooit geworden. Maar joden en heidenen die werden aanvaard als het secundaire deel van het zaad van Abraham konden wel koning-priester worden.b De apostel Petrus bevestigde dit door tot zulke personen te zeggen: „Gij zijt ’een uitverkoren geslacht, een koninklijke priesterschap, een heilige natie, een volk tot een speciaal bezit, opdat gij alom de voortreffelijkheden zoudt bekendmaken’ van degene die u uit de duisternis heeft geroepen.” Hij schreef ook dat een ’onverwelkelijke erfenis voor hen in de hemelen was weggelegd’. — 1 Petrus 1:4; 2:9, 10.
17. Waarom is het nieuwe verbond „beter” dan het Wetsverbond?
17 Dientengevolge bewerkt het nieuwe verbond samen met het reeds eerder bestaande Abrahamitische verbond dat het secundaire deel van het zaad wordt voortgebracht. Dit nieuwe verbond tussen Jehovah en de door de geest verwekte christenen maakt het mogelijk een hemelse natie van koning-priesters in de koninklijke familie van de Grotere Abraham te formeren. Wij kunnen dus begrijpen waarom Paulus zei dat dit „een dienovereenkomstig beter verbond is, dat wettelijk bevestigd is op betere beloften” (Hebreeën 8:6). Tot die beloften behoort onder meer de zegen dat Gods wet geschreven is in het hart van toegewijde personen aan wier zonden niet gedacht zal worden en dat allen ’Jehovah kennen, van de geringste tot de grootste’. — Hebreeën 8:11.
Jezus’ verbond voor een Koninkrijk
18. In welk opzicht werd door de verbonden die wij tot dusver hebben beschouwd, Gods voornemen niet volledig verwezenlijkt?
18 Als wij nadenken over de zes verbonden die wij hebben besproken, ziet het ernaar uit dat Jehovah wettelijk alles heeft geregeld wat nodig is om zijn voornemen te verwezenlijken. Toch brengt de bijbel nog een verbond ter sprake, dat aansluit bij hetgeen wij reeds hebben beschouwd, een verbond dat aanvullende aspecten van deze uitermate belangrijke kwestie verschaft. Christenen die door de geest zijn verwekt, verwachten terecht dat ’de Heer hen zal bevrijden van elk goddeloos werk en hen zal redden voor zijn hemelse koninkrijk’ (2 Timótheüs 4:18). In de hemel zullen zij een natie van koning-priesters zijn, maar wat zal hun domein zijn? Wanneer zij tot hemels leven worden opgewekt, bevindt Christus zich daar reeds als volmaakte hogepriester. Hij zal ook zijn opgestaan met koningsmacht om universele heerschappij uit te oefenen (Psalm 2:6-9; Openbaring 11:15). Wat valt er voor de andere koning-priesters te doen?
19. Wanneer en hoe werd een zevende belangrijk verbond gesloten?
19 Op 14 Nisan van het jaar 33 G.T., op de avond dat Jezus het Avondmaal des Heren instelde en gewag maakte van „het nieuwe verbond krachtens [zijn] bloed”, sprak hij over een ander verbond, het zevende dat wij zullen bespreken. Hij zei tot zijn getrouwe apostelen: „Gij zijt degenen die in mijn beproevingen steeds bij mij zijt gebleven; en ik sluit een verbond met u, evenals mijn Vader een verbond met mij heeft gesloten, voor een koninkrijk, opdat gij in mijn koninkrijk aan mijn tafel moogt eten en drinken, en op tronen moogt zitten om de twaalf stammen van Israël te oordelen” (Lukas 22:20, 28-30). Juist zoals de Vader met Jezus het verbond had gesloten dat hij een priester gelijk Melchizédek zou zijn, zo sloot Christus een persoonlijk verbond met zijn loyale volgelingen.
20. Met wie werd het verbond voor een Koninkrijk gesloten, en waarom? (Daniël 7:18; 2 Timótheüs 2:11-13)
20 Het is beslist waar dat de elf apostelen in Jezus’ beproevingen steeds bij hem zijn gebleven, en het verbond liet zien dat zij op tronen zouden zitten. Verder toont Openbaring 3:21 aan dat alle door de geest verwekte christenen die hun getrouwheid zullen bewijzen, op hemelse tronen zullen zitten. Dit is dus een verbond dat gesloten is met alle 144.000 die met Jezus’ bloed zijn gekocht om als priesters in de hemel te worden opgenomen en „als koningen over de aarde [te] regeren” (Openbaring 1:4-6; 5:9, 10; 20:6). Door het verbond dat Jezus met hen sluit, worden zij met hem verenigd om in zijn heerschappij te delen. In zekere zin is het alsof een bruid uit een adellijke familie door huwelijk wordt verbonden aan een regerende monarch. Aldus geraakt zij in een positie waarin zij in zijn Koninkrijksheerschappij deelt. — Johannes 3:29; 2 Korinthiërs 11:2; Openbaring 19:7, 8.
21, 22. Welke zegen kan er worden verwacht wegens datgene wat door deze verbonden tot stand wordt gebracht?
21 Welke voordelen zal dit de gehoorzame mensheid brengen? Noch Jezus noch de 144.000 zullen als de verlichte despoten zijn, die ’geen werkelijke oplossingen konden verschaffen’. Ons wordt daarentegen verzekerd dat Jezus een hogepriester is „die evenals wij in alle opzichten op de proef is gesteld, maar zonder zonde”. Wij kunnen derhalve begrijpen waarom hij „medegevoel kan hebben” met menselijke zwakheden en waarom de „andere schapen”, net als de gezalfde christenen, eveneens door bemiddeling van Christus „met vrijmoedigheid van spreken” tot Gods troon kunnen naderen. Aldus geldt ook voor hen dat zij „barmhartigheid [kunnen] verkrijgen en onverdiende goedheid [kunnen] vinden tot hulp op de juiste tijd”. — Hebreeën 4:14-16; Johannes 10:16.
22 Degenen die in het verbond zijn opgenomen om samen met Jezus koning-priesters te zijn, hebben ook een aandeel aan het zegenen van de mensheid. Zoals de levitische priesters in de oudheid tot welzijn van de gehele natie Israël waren, zo zullen degenen die samen met Jezus dienst verrichten op hemelse tronen, allen die op aarde leven in rechtvaardigheid oordelen (Lukas 22:30). Die koning-priesters zijn eens mens geweest en zij zullen dus alle begrip hebben voor de behoeften van de mensheid. Dit secundaire deel van het zaad zal er samen met Jezus voor zorgen dat „alle natiën gezegend worden”. — Galaten 3:8.
23. Hoe dienen afzonderlijke personen te handelen om met deze verbonden samen te werken?
23 Allen die het verlangen hebben in die zegen voor de mensheid te delen en aldus voordeel te trekken van Gods verbonden, worden daartoe thans uitgenodigd (Openbaring 22:17). Eén voortreffelijke stap die zij kunnen doen, is aanwezig te zijn bij de viering van het Avondmaal des Heren, die op woensdag 22 maart 1989 na zonsondergang zal worden gehouden. Maak nu plannen om deze viering in een van de gemeenten van Jehovah’s Getuigen bij te wonen. Daar zult u meer te weten komen over goddelijke verbonden en nader vernemen hoe u er voordeel van kunt trekken.
[Voetnoten]
a „Zelfs de meest gedurfde hervormingen veranderden niets aan een verarmde boerenstand, een overbegunstigde, te laag in de belasting aangeslagen adel, een onvoldoende in regering en maatschappij geïntegreerde middengroep . . . Er moet gezegd worden dat hoewel het verlichte despotisme problemen begon aan te pakken die niet langer genegeerd konden worden, het binnen de politieke en economische werkelijkheden van het tijdperk geen werkelijke oplossingen kon verschaffen.” — Western Civilization — Its Genesis and Destiny: The Modern Heritage.
b Jezus is niet een van de partijen in het nieuwe verbond. Hij is de Middelaar ervan en heeft geen zonden die vergeven moeten worden. Bovendien hoeft hij niet op grond van het nieuwe verbond koning-priester te worden, want hij is koning krachtens het Davidische verbond en ook een priester gelijk Melchizédek.
Herinnert u zich dit?
◻ Waarom werd het in Psalm 110:4 genoemde verbond gesloten, en wat bracht het tot stand?
◻ Wie zijn in het nieuwe verbond opgenomen, en hoe hielp het een natie van koning-priesters voort te brengen?
◻ Waarom sloot Jezus een persoonlijk verbond met zijn volgelingen?
◻ Wat zijn de zeven verbonden die wij hebben beschouwd?
[Diagram op blz. 17]
(Zie publicatie voor volledig gezette tekst)
Edense verbond Genesis 3:15
Abrahamitische verbond
Wetsverbond
Davidische Koninkrijksverbond
Verbond om een priester gelijk Melchizédek te zijn
Primaire zaad
Secundaire zaad
Eeuwige zegeningen
[Diagram op blz. 19]
(Zie publicatie voor volledig gezette tekst)
Edense verbond Genesis 3:15
Abrahamitische verbond
Wetsverbond
Nieuwe verbond
Davidische Koninkrijksverbond
Verbond om een priester gelijk Melchizédek te zijn
Primaire zaad
Verbond voor een hemels koninkrijk
Secundaire zaad
Eeuwige zegeningen