HERMON
(He̱rmon) [(Het) gewijde; (Het) gebannene].
De Hermon is de hoogste berg in de omgeving van Palestina. De Arabieren noemen hem Jebel esh-Sheikh (misschien: „Berg van de oude”) of Jebel eth-Thalj („Berg van de sneeuw”). Deze namen zijn klaarblijkelijk toe te schrijven aan het feit dat de Hermon bijna het gehele jaar door met sneeuw bedekt is. Zijn met sneeuw bedekte top laat zich goed met het met wit haar gekroonde hoofd van een oude man vergelijken. In de oudheid stond deze berg bij de Sidoniërs bekend als de „Sirjon” en bij de Amorieten als de „Senir” (De 3:8, 9). Deze laatste naam werd schijnbaar ook op een deel van de Anti Libanon toegepast (1Kr 5:23). Nog een aanduiding voor de Hermon was „Sion” (De 4:47, 48). De psalmist spreekt erover dat de Hermon en de Tabor te zamen in Jehovah’s naam een vreugdegeroep zouden aanheffen. — Ps 89:12.
Het Hermongebergte, dat zich tot wel 2814 m boven zeeniveau verheft en zich over een lengte van ruim 30 km van N naar Z uitstrekt, vormt het zuidelijke uiteinde van de Anti Libanon. De verschillende toppen ervan zijn door een hoogvlakte met elkaar verbonden (Ps 42:6). De Hermon bestaat uit kalksteen, hoewel aan de O- en de W-kant basalt aan de oppervlakte treedt. Het bovenste gedeelte is, afgezien van hier en daar wat lage struiken, volkomen onbegroeid. Maar verder naar beneden groeien sparren, vruchtbomen en struiken. De lager gelegen hellingen aan de W- en de Z-kant zijn bedekt met wijngaarden.
Op een heldere dag biedt de Hermon een schitterend uitzicht op een groot deel van Palestina. Naar het W kan men de bergen van de Libanon zien, de Vlakte van Tyrus en de Middellandse Zee; naar het ZW de berg Karmel; naar het Z het Jordaandal met het Hulabekken en de Zee van Galilea; en naar het O de Vlakte van Damaskus.
De met sneeuw bedekte kruin van de Hermon bevordert de condensatie van de nachtelijke dampen en voorziet zo in een overvloedige dauw. „Wij hebben nergens zo veel dauw gezien als op de Hermon”, berichtte H. B. Tristram, een natuuronderzoeker uit de 19de eeuw. „Alles was ervan doordrenkt, en de tenten boden weinig beschutting” (The Land of Israel, Londen, 1866, blz. 608, 609). De verfrissende dauw van de Hermon is tijdens het lange droge jaargetijde van levensbelang voor de plantengroei (Ps 133:3; zie DAUW). De Jordaan wordt voornamelijk door smeltwater van de berg Hermon gevoed.
In de oudheid was het Hermongebergte een geliefkoosde verblijfplaats van leeuwen, luipaarden en andere wilde dieren (Hgl 4:8). In recentere tijd zouden er nog vossen, wolven, luipaarden en Syrische beren waargenomen zijn.
De Hermon werd de N-grens van het Beloofde Land (Joz 12:1; 13:2, 5, 8, 11). De Hevieten, die aan de voet van de Hermon woonden, werden door Jozua overwonnen (Joz 11:1-3, 8, 16, 17). Op deze berg heeft wellicht de transfiguratie van Jezus Christus plaatsgevonden (Mt 17:1; Mr 9:2; Lu 9:28; 2Pe 1:18), want kort voor deze gebeurtenis bevond Jezus zich in de nabijgelegen stad Cesarea Filippi. — Mr 8:27; zie BAÄL-HERMON; TRANSFIGURATIE.