Jehovah is eenvoudig groots!
MAJESTUEUS, waardig, verheven, edel, luisterrijk en ontzag inboezemend. Dit zijn slechts enkele van de vele synoniemen die in een synoniemenwoordenboek voor het woord „groots” worden gegeven. En ze kunnen inderdaad stuk voor stuk dienen om de „grootse Schepper” te beschrijven, zoals Jehovah God in Prediker 12:1 wordt genoemd.
’Maar wacht eens even,’ zegt u misschien, ’in mijn bijbel staat dat beschrijvende woord „groots” er niet bij. Is de Nieuwe-Wereldvertaling op dit punt wel juist?’
Dit is beslist geen geval van toevoeging aan Gods Woord — iets wat daarin uitdrukkelijk wordt veroordeeld (Deuteronomium 4:2; 12:32; Spreuken 30:6; Openbaring 22:18). Het is veeleer een poging om de exacte en volledige betekenis van de oorspronkelijke Hebreeuwse tekst in hedendaags Nederlands weer te geven. De vertaling met „Schepper” alleen gaat, hoewel ze in beginsel juist is, niet ver genoeg. Een voetnoot bij deze tekst in de Engelse uitgave 1984 van de Nieuwe-Wereldvertaling met verwijzingen verklaart: „’Uw grootse Schepper.’ Hebr.: Bōreʼeiʹkha. Het deelwoord van het Hebr. ww. ’scheppen’ staat in het mv. om grootsheid of uitnemendheid aan te duiden.”
Aldus gebruikten bijbelschrijvers onder goddelijke inspiratie soms meervoudige werkwoordsvormen of zelfstandige naamwoorden om God te beschrijven. Dit betekent echter niet dat zij in een meervoudige of wellicht drieënige God geloofden. Integendeel. „In werkelijkheid is er voor ons maar één God, de Vader,” schreef de apostel Paulus, en hij voegde eraan toe: „en er is één Heer, Jezus Christus” (1 Korinthiërs 8:6). Zij gebruikten het meervoud eenvoudig om duidelijk Jehovah’s onvergelijkelijke positie te laten uitkomen. Hij is majestueus, waardig, verheven, edel, luisterrijk en ontzag inboezemend — dit alles en nog veel meer. Ja, eenvoudig gezegd: Hij is groots!
God, een Schepper en Onderwijzer bij uitnemendheid
„Want wie in het hemelgewelf kan met Jehovah worden vergeleken?” vroeg de psalmist. „Wie kan op Jehovah gelijken onder de zonen van God?” (Psalm 89:6) Zelfs de eerstgeboren Zoon, die bij de schepping als Jehovah’s „meesterwerker” diende, kan zich in grootheid niet met Hem meten. Hij erkende dit zelf door toen hij als de mens Jezus Christus op aarde was te zeggen: „De Vader is groter dan ik” (Johannes 14:28). En hoewel hij zijn Vaders „meesterwerker” was, heeft hij nooit aanspraak gemaakt op de titel van mede-Schepper. Hij verheerlijkte God als de ene en enige Schepper. — Vergelijk Genesis 1:26, 27; Spreuken 8:30 en Matthéüs 19:4.a
Jehovah is niet slechts een machtige, of god, waarvan er velen zijn, maar hij is de Almachtige God, en daarvan is er maar één (Psalm 82:6; Openbaring 11:17). Gezien zijn unieke positie is het uitermate passend over hem te spreken als „de grote God”. Zo noemde de profeet Daniël hem toen hem werd gevraagd een droom uit te leggen die koning Nebukadnezar had gehad. Hij zei: „De grote God zelf heeft aan de koning bekendgemaakt wat er hierna geschieden zal. En de droom is waarachtig, en de uitlegging ervan is betrouwbaar.” Hierop antwoordde de koning: „Waarlijk, de God van ulieden is een God der goden en een Heer der koningen en een Onthuller van geheimen.” — Daniël 2:45, 47.
Een grote God die het vermogen bezit de toekomst van tevoren te weten en geheimen te onthullen, is uiteraard ook in staat zijn volk goede leiding te geven en hun te leren hoe zij gevaren kunnen vermijden. Hij is een ongeëvenaarde Onderwijzer, de „Grootse Onderwijzer”, zoals hij in Jesaja 30:20, 21 wordt genoemd. In de allereerste plaats is dit waar gezien de opperste wijsheid waardoor zijn onderwijs wordt gekenmerkt. Reeds lange tijd voordat geleerden en artsen zich ten volle rekenschap gaven van de gevaren die verbonden zijn aan tabak, drugmisbruik, bloedtransfusies en seksuele immoraliteit, heeft God bijvoorbeeld reeds waarschuwingen dienaangaande geuit en de aandacht van zijn volk erop gevestigd.b
Ten tweede heeft hij zijns gelijke niet in zijn methode van onderwijzen. Zijn onderwijs is altijd positief, wordt liefdevol en met geduld gegeven en getuigt van volmaakt inzicht in de individuele behoeften en capaciteiten van de leerling. Daarom is het uitermate doeltreffend. Geen wonder dat een dienstknecht van God in de oudheid Gods onvergelijkelijkheid deed uitkomen door de vraag te stellen: „Zie! God zelf handelt verheven met zijn kracht; wie is een onderwijzer als hij?” — Job 36:22.
Koning, Maker en Meester
Jeruzalem, de regeringszetel van Jehovah’s typologische theocratie, werd „de stad van de grootse Koning” genoemd (Psalm 48:1, 2). Psalm 135:21 identificeert deze „grootse Koning” als „Jehovah . . ., die verblijf houdt in Jeruzalem”. (Zie ook Psalm 47:8; Matthéüs 5:35.) Natuurlijk heeft de Grootse Koning, die als universele Soeverein op een troon in de hemel is gezeten, nooit letterlijk in Jeruzalem verblijf gehouden, maar de menselijke koningen die als zijn vertegenwoordigers regeerden, hebben dat wel gedaan. — Psalm 10:16; 29:10; Jeremia 10:10; Daniël 4:34.
Thans, sedert 1914, regeert Jehovah opnieuw door bemiddeling van een Koning die hem vertegenwoordigt, ditmaal zijn Zoon, Christus Jezus, die in het „hemelse Jeruzalem” is geïnstalleerd (Hebreeën 12:22; Openbaring 11:15; 12:10). Zijn Messiaanse koninkrijk zal de rechtmatigheid van Jehovah’s soevereiniteit eens voor altijd bevestigen en het universum ontdoen van allen die de heerschappij van de Grootse Koning aanvechten.
Volgens Job 35:10, Psalm 149:2 en Jesaja 54:5 is Jehovah ook de „grote Maker” of de „voortreffelijke Maker”. De twee laatstgenoemde schriftplaatsen hebben betrekking op het feit dat Jehovah Israël tot een natie maakte om zijn belangen te dienen. Dus behalve dat Jehovah het vermogen heeft om te scheppen, kan hij er ook voor zorgen dat zijn scheppingen datgene worden wat hij ze wil laten worden opdat zijn voornemens worden verwezenlijkt. Dit is in overeenstemming met de letterlijke betekenis van de goddelijke naam: „Hij veroorzaakt te worden.”
Zulk een Grootse Koning en Voortreffelijke Maker is ons geloof en vertrouwen waardig. Sterker nog, hij is onze liefde, onze toewijding en — bovenal — onze aanbidding waardig. Hij heeft er recht op onze „voortreffelijke Meester” genoemd te worden (Hosea 12:14). Wij dienen niet zo te handelen als het ontrouwe Israël, dat de hedendaagse christenheid afschaduwde. Over zulke afvalligen schreef Maleachi: „’Een zoon, van zijn kant, eert een vader; en een knecht zijn voortreffelijke meester. Indien ik dan een vader ben, waar is de eer jegens mij? En indien ik een voortreffelijke meester ben, waar is de vrees voor mij?’ heeft Jehovah der legerscharen gezegd tot u, o priesters die mijn naam veracht” (Maleachi 1:6). Wij dienen onze Voortreffelijke Meester met godvruchtige vrees te eren en zijn naam niet te verachten door te proberen die te verbergen — zoals sommige moderne vertalers hebben gedaan — of uit de bijbel te verwijderen, alsof het schandelijk zou zijn die naam te noemen. Integendeel, wij dienen er trots op te zijn dat wij die naam dragen om ons als Zijn getuigen te identificeren.
Ten volle Jehovah’s grootsheid erkennen
God is de personificatie van liefde en van elke andere goede en positieve hoedanigheid (1 Johannes 4:8). Het verbaast ons dan ook niet dat Jesaja deze „ware God, Jehovah, . . . de Schepper van de hemelen”, eenvoudigweg aanduidt als ’groots’. Hij is de personificatie van grootsheid. — Jesaja 42:5.
Indien wij ten volle erkennen dat hij een Grootse Koning is, die thans sedert 1914 in een zeer speciale betekenis regeert, zullen wij strikte christelijke neutraliteit in politieke aangelegenheden betrachten. Wij zullen het vermijden partij te kiezen, ook in passieve zin. En wij zullen Gods heerschappij op positieve wijze ondersteunen door ’eerst het koninkrijk en Zijn rechtvaardigheid te zoeken’ en „dit goede nieuws van het koninkrijk” actief tot anderen te prediken. — Matthéüs 6:33; 24:14.
Indien wij ten volle erkennen dat hij een Voortreffelijke Meester is, zullen wij ons ervan onthouden in woord of daad stelling te nemen tegen de door hem goedgekeurde manier om dingen te doen. Wij zullen hem prompt gehoorzamen. Gezien zijn unieke positie als de Grote God, de Grootse Schepper en de Voortreffelijke Maker zullen wij beseffen dat hij recht heeft op exclusieve toewijding. Wij zullen ons niet verzetten tegen zijn vereisten, zelfs niet als het ons toeschijnt dat ze wat al te beperkend zijn. Wij zullen zijn regelingen voor de handhaving van vrede en eenheid in de gemeente en binnen ons eigen gezin gewillig aanvaarden. — Zie Hebreeën 13:17; Efeziërs 6:1-3.
Indien wij ten volle erkennen dat hij een Grootse Onderwijzer is, zullen wij de onderwijsmethoden waarvan Jehovah’s „getrouwe en beleidvolle slaaf”-klasse zich thans bedient, niet in twijfel trekken of bekritiseren. Wij zullen daarentegen onze steun geven aan disciplinaire maatregelen die soms noodzakelijk zijn tot onderricht en terzelfder tijd proberen zoveel mogelijk profijt te trekken van de voortreffelijke studiehulpmiddelen waarin Gods zichtbare organisatie voorziet. — Matthéüs 24:45-47.
Ja, kort samengevat: Indien wij ten volle erkennen dat Jehovah eenvoudig gezegd groots is, zullen wij gretig elke gelegenheid aangrijpen om hem te dienen. Posities van macht, roem en rijkdom zoals politici, persoonlijkheden uit de amusementswereld of geldmagnaten die kennen, vallen in het niet bij het voorrecht in dienst te staan van de Grote God.
Velen zouden misschien wel bereid zijn Jehovah als hun Schepper en Maker te aanvaarden. Maar als het erop aankomt hem te aanvaarden als hun God, hun Onderwijzer, hun Koning en hun Meester — dan komen zij in verzet. Laten wij die fout nooit begaan. Bedenk dat Jehovah, of het nu in zijn hoedanigheid van Schepper, Maker, God, Onderwijzer, Koning of Meester is, altijd majestueus is, waardig, verheven, edel, luisterrijk en ontzag inboezemend — dit alles en nog veel meer. Ja, Jehovah is eenvoudig groots!
[Voetnoten]
a Het is veelbetekenend dat in Genesis 1:26, waar over Jehovah en zijn „meesterwerker” samen gesproken wordt, de uitdrukking ’laten wij maken’ wordt gebruikt, terwijl het volgende vers 1:27 het woord „scheppen” gebruikt wanneer er alleen naar Jehovah wordt verwezen. Over dit Hebreeuwse woord voor „scheppen” zegt „A Dictionary of the Hebrew Old Testament in English and German” door Koehler en Baumgartner: „In het O[ude] T[estament] is [dit] een theologische term waarvan het onderwerp uitsluitend God is.”
b Tientallen jaren geleden zijn deze gevaren aan de hand van de Schrift uiteengezet in de uitgaven van The Watchtower van 1 juli 1942, blz. 205-207; 1 juli 1945, blz. 198-201; De Wachttoren van 15 maart 1950, blz. 101, 102 en Awake! van 22 juli 1950, blz. 13-15.