Gaat Jeruzalem ’uw voornaamste reden tot vreugdebetoon te boven’?
„Mijn tong kleve aan mijn gehemelte vast . . . indien ik Jeruzalem niet zou doen uitstijgen boven mijn voornaamste reden tot vreugdebetoon.” — PSALM 137:6.
1. Welke houding legden veel joodse ballingen jegens Gods uitverkoren stad aan de dag?
ER WAREN nu bijna zeven decennia verstreken sinds de eerste joodse ballingen in 537 v.G.T. naar Jeruzalem waren teruggekeerd. Gods tempel was herbouwd, maar de stad lag nog in puin. Intussen was een nieuwe generatie in ballingschap opgegroeid. Ongetwijfeld voelden velen van hen zich als de psalmist, die zong: „Indien ik u zou vergeten, o Jeruzalem, zij mijn rechterhand vergeetachtig” (Psalm 137:5). Sommigen deden meer dan zich eenvoudig de stad Jeruzalem herinneren; zij bewezen door hun daden dat ze „boven [hun] voornaamste reden tot vreugdebetoon” was uitgestegen. — Psalm 137:6.
2. Wie was Ezra, en hoe werd hij gezegend?
2 Beschouw bijvoorbeeld de priester Ezra eens. Zelfs voordat hij naar zijn eigen land terugkeerde, had hij ijverig de belangen van de zuivere aanbidding in Jeruzalem bevorderd (Ezra 7:6, 10). Ezra werd daarvoor rijkelijk gezegend. Jehovah God bewoog het hart van de Perzische koning om Ezra het voorrecht te verlenen een tweede groep terugkerende ballingen naar Jeruzalem te leiden. Bovendien gaf de koning hem een grote bijdrage aan goud en zilver „om luister bij te zetten aan het huis van Jehovah”. — Ezra 7:21-27.
3. Hoe bewees Nehemia dat Jeruzalem zijn voornaamste zorg was?
3 Ongeveer twaalf jaar later was er nog een jood die beslissend optrad — Nehemia. Hij diende in het Perzische paleis te Susan. Hij had een prestigieuze positie als schenker van koning Artaxerxes, maar dat was niet Nehemia’s „voornaamste reden tot vreugdebetoon”. In plaats daarvan wilde hij graag naar Jeruzalem gaan en de stad herbouwen. Maandenlang bad Nehemia hierom, en Jehovah God zegende hem daarvoor. Toen de Perzische koning vernam waarom Nehemia bezorgd was, voorzag hij hem van een strijdmacht en brieven met de machtiging Jeruzalem te herbouwen. — Nehemia 1:1–2:9.
4. Hoe kunnen wij tonen dat de aanbidding van Jehovah verheven is boven elke andere reden tot vreugdebetoon die wij eventueel hebben?
4 Ontwijfelbaar bewezen Ezra, Nehemia en vele joden die met hen samenwerkten dat Jehovah’s aanbidding, met als centrum Jeruzalem, belangrijker was dan iets anders — dat die ’hun voornaamste reden tot vreugdebetoon te boven ging’, dat wil zeggen, boven wat maar ook waarover zij vreugde konden hebben. Wat een aanmoediging zijn deze personen thans voor allen die Jehovah, zijn aanbidding en zijn door de geest geleide organisatie op dezelfde wijze bezien! Kan dat ook van u worden gezegd? Geeft u er door uw volharding in het verrichten van godvruchtige werken blijk van dat uw voornaamste reden tot vreugdebetoon is gelegen in het voorrecht om Jehovah met zijn opgedragen volk te aanbidden? (2 Petrus 3:11) Laten wij als een verdere aanmoediging daartoe de voortreffelijke resultaten van Ezra’s reis naar Jeruzalem beschouwen.
Zegeningen en verantwoordelijkheden
5. Welke rijke zegeningen ondervonden de bewoners van Juda in de dagen van Ezra?
5 De groep van ongeveer 6000 ballingen die met Ezra terugkeerde, bracht bijdragen aan goud en zilver voor Jehovah’s tempel. Deze waren in moderne valuta omgerekend zo’n ƒ 70.000.000 waard. Dit was ongeveer zevenmaal meer goud en zilver dan de eerste ballingen hadden kunnen meebrengen. Wat moeten de inwoners van Jeruzalem en Juda dankbaar zijn geweest toen zij al deze menselijke en materiële ondersteuning ontvingen! Maar rijke zegeningen van God brengen ook verantwoordelijkheid met zich mee. — Lukas 12:48.
6. Wat ontdekte Ezra in zijn vaderland, en hoe reageerde hij?
6 Ezra ontdekte al gauw dat vele joden, onder wie enkele priesters en oudere mannen, Gods Wet hadden overtreden door heidense vrouwen te huwen (Deuteronomium 7:3, 4). Hij was terecht zeer bedroefd over deze overtreding van Gods Wetsverbond. „Zodra ik . . . van deze zaak hoorde, scheurde ik mijn kleed en mijn schoudermantel . . . en bleef ontzet zitten” (Ezra 9:3). Vervolgens stortte Ezra in aanwezigheid van bezorgde Israëlieten zijn hart in gebed voor Jehovah uit. Ten aanhoren van allen gaf Ezra een overzicht van Israëls ongehoorzaamheid in het verleden en Gods waarschuwing van wat er zou gebeuren indien zij de heidense bewoners van het land zouden huwen. Hij besloot: „O Jehovah, de God van Israël, gij zijt rechtvaardig, want wij zijn als een ontkomen volk overgebleven, zoals op deze dag. Hier zijn wij voor uw aangezicht in onze schuld, want het is om die reden onmogelijk voor uw aangezicht stand te houden.” — Ezra 9:14, 15.
7. (a) Welk voortreffelijke voorbeeld gaf Ezra bij het behandelen van kwaaddoen? (b) Hoe reageerden de schuldigen in Ezra’s tijd?
7 Ezra gebruikte de uitdrukking „wij”. Ja, hij betrok zichzelf er ook bij, hoewel hij zelf geen schuld droeg. Ezra’s diepe droefheid samen met zijn nederige gebed raakte het hart van het volk en motiveerde hen tot werken die bij berouw passen. Zij boden zich vrijwillig aan voor een pijnlijk geneesmiddel — allen die Gods Wet hadden overtreden zouden de buitenlandse vrouwen naar hun eigen land terugzenden, samen met de kinderen die dezen hun gebaard hadden. Ezra stemde met deze maatregel in en moedigde de schuldigen aan zich hiernaar te schikken. Met de hem door de Perzische koning verleende autoriteit had Ezra het recht om alle wetsovertreders ter dood te brengen of hen uit Jeruzalem en Juda te verbannen (Ezra 7:12, 26). Maar het schijnt dat hij zo’n actie niet hoefde te ondernemen. „De gehele gemeente” zei: „Op ons komt het neer precies naar uw woord te handelen.” Bovendien beleden zij: „Wij zijn in deze zaak ten zeerste weerspannig geweest” (Ezra 10:11-13). In Ezra hoofdstuk 10 staan de namen van 111 mannen die gunstig reageerden op de beslissing door hun buitenlandse vrouwen en de kinderen die dezen hun gebaard hadden, weg te zenden.
8. Waarom was het drastische optreden om buitenlandse vrouwen weg te zenden in het belang van de hele mensheid?
8 Deze actie was niet alleen in het belang van Israël, maar ook van de hele mensheid. Als er niets was gedaan om de zaken recht te zetten, hadden de Israëlieten in de omliggende natiën geassimileerd kunnen zijn. In dat geval zou de afstammingslijn van het Beloofde Zaad door bemiddeling van wie de hele mensheid gezegend zou worden, bezoedeld zijn (Genesis 3:15; 22:18). Het zou moeilijk zijn geweest het Beloofde Zaad als een nakomeling van koning David uit de stam Juda te identificeren. Ongeveer twaalf jaar later werd weer aandacht geschonken aan deze uiterst belangrijke kwestie toen „het zaad van Israël . . . zich voorts van alle buitenlanders af[zonderde]”. — Nehemia 9:1, 2; 10:29, 30.
9. Welke goede raad geeft de bijbel aan christenen die met een ongelovige getrouwd zijn?
9 Wat kunnen Jehovah’s hedendaagse dienstknechten uit dit verslag leren? Welnu, christenen staan niet onder het Wetsverbond (2 Korinthiërs 3:14). In plaats daarvan gehoorzamen zij „de wet van de Christus” (Galaten 6:2). Een christen die met een ongelovige is getrouwd, schikt zich dus naar Paulus’ raad: „Indien een broeder een ongelovige vrouw heeft en zij het nochtans goedvindt bij hem te wonen, dan moet hij haar niet verlaten” (1 Korinthiërs 7:12). Bovendien zijn christenen die met een ongelovige zijn getrouwd schriftuurlijk verplicht hun best te doen om een succes van hun huwelijk te maken (1 Petrus 3:1, 2). Gehoorzaamheid aan deze voortreffelijke raad heeft vaak geresulteerd in de zegen dat ongelovige huwelijkspartners de ware aanbidding een warm hart zijn gaan toedragen. Sommigen zijn zelfs getrouwe gedoopte christenen geworden. — 1 Korinthiërs 7:16.
10. Welke les kunnen christenen leren van de 111 Israëlitische mannen die hun buitenlandse vrouwen wegzonden?
10 Toch ligt er in het geval waarbij de Israëlieten hun buitenlandse vrouwen wegzonden een voortreffelijke les voor ongehuwde christenen opgesloten. Dezen dienen geen verkering te zoeken met leden van het andere geslacht die ongelovigen zijn. Zo’n verhouding te mijden kan moeilijk, ja pijnlijk zijn, maar het is de beste handelwijze die men kan volgen om zich van Gods blijvende zegen te verzekeren. Christenen krijgen het gebod: „Komt niet onder een ongelijk juk met ongelovigen” (2 Korinthiërs 6:14). Iedere ongehuwde christen die wenst te trouwen, dient er plannen voor te maken met een oprechte medegelovige een huwelijk aan te gaan. — 1 Korinthiërs 7:39.
11. Hoe kunnen wij, net als de Israëlitische mannen, met betrekking tot onze reden tot vreugdebetoon beproefd worden?
11 Ook hebben christenen op vele andere manieren veranderingen aangebracht wanneer zij erop zijn gewezen dat zij een onschriftuurlijke weg insloegen (Galaten 6:1). Soms heeft dit tijdschrift onschriftuurlijk gedrag geïdentificeerd waardoor een persoon er niet voor in aanmerking komt deel van Gods organisatie te blijven uitmaken. In 1973 bijvoorbeeld ging Jehovah’s volk volledig begrijpen dat drugs- en tabaksgebruik ernstige zonden zijn. Om een godvruchtige loopbaan na te streven, moeten wij „ons reinigen van elke verontreiniging van vlees en geest” (2 Korinthiërs 7:1). Heel wat personen hebben die bijbelse raad ter harte genomen; zij waren bereid aanvankelijke onthoudingsverschijnselen te ondergaan om deel te blijven uitmaken van Gods reine volk. Duidelijke schriftuurlijke raad is ook gegeven omtrent seksuele aangelegenheden, kleding, uiterlijke verzorging en de verstandige keuze van werk, amusement en muziek. Wat voor schriftuurlijke beginselen er ook maar onder onze aandacht worden gebracht, mogen wij ons bereid tonen net als de 111 Israëlieten „weer terechtgebracht te worden” (2 Korinthiërs 13:11). Hierdoor zal blijken dat het voorrecht om Jehovah in verbondenheid met zijn heilige volk te aanbidden ’boven onze voornaamste reden tot vreugdebetoon uitstijgt’.
12. Wat gebeurde er in 455 v.G.T.?
12 Na melding te hebben gemaakt van het voorval met de buitenlandse vrouwen vertelt de bijbel ons niet wat er de volgende twaalf jaar in Jeruzalem gebeurde. Ongetwijfeld werden Israëls naburen vijandiger vanwege de ontbinding van de vele echtverbintenissen. In 455 v.G.T. kwam Nehemia met een militair escorte in Jeruzalem aan. Hij was als stadhouder van Juda aangesteld en had van de Perzische koning brieven meegebracht die hem machtigden de stad te herbouwen. — Nehemia 2:9, 10; 5:14.
Tegenstand van afgunstige naburen
13. Welke houding legden de vals-religieuze naburen van de joden aan de dag, en hoe reageerde Nehemia?
13 Vals-religieuze naburen waren tegen het doel van Nehemia’s komst gekant. Hun leiders bedreigden hem door te vragen: „Rebelleert gij soms tegen de koning?” Nehemia toonde geloof in Jehovah toen hij antwoordde: „De God des hemels is het die ons succes zal geven, en wijzelf, zijn knechten, zullen opstaan, en wij moeten bouwen; maar gij, gij hebt geen deel, noch rechtmatige aanspraak, noch gedachtenis in Jeruzalem” (Nehemia 2:19, 20). Toen de herstelwerkzaamheden aan de muur begonnen, spotten dezelfde vijanden: ’Wat doen die machteloze joden? Zullen zij de stenen uit de stoffige puinhopen tot leven wekken? Indien een vos ertegen opsprong, zou hij hun stenen muur stellig neerhalen.’ In plaats van te reageren op deze opmerkingen, bad Nehemia: „Hoor, o onze God, want wij zijn een voorwerp van verachting geworden; en doe hun smaad op hun eigen hoofd terugvallen” (Nehemia 4:2-4). Nehemia heeft voortdurend dit voortreffelijke voorbeeld van vertrouwen op Jehovah gegeven! — Nehemia 6:14; 13:14.
14, 15. (a) Hoe pakte Nehemia de dreiging van vijandelijk geweld aan? (b) Hoe hebben Jehovah’s Getuigen ondanks hevige tegenstand hun geestelijke bouwwerkzaamheden kunnen voortzetten?
14 Om zich van hun belangrijke predikingstoewijzing te kwijten, vertrouwen Jehovah’s Getuigen in deze tijd ook op God. Tegenstanders trachten dit werk te belemmeren door te spotten. Soms geven personen die belangstelling voor de Koninkrijksboodschap hebben het op, omdat zij de spot niet kunnen verdragen. Als spot niet de gewenste uitwerking heeft, kunnen tegenstanders kwaad worden en hun toevlucht tot bedreigingen met geweld nemen. Dit overkwam de murenbouwers van Jeruzalem. Maar Nehemia weigerde zich te laten intimideren. In plaats daarvan bewapende hij de bouwers tegen vijandelijke aanvallen en sterkte hun geloof door te zeggen: „Weest niet bevreesd wegens hen. Denkt aan Jehovah, de grote en vrees inboezemende; en strijdt voor uw broeders, uw zonen en uw dochters, uw vrouwen en uw huizen.” — Nehemia 4:13, 14.
15 Net als in de dagen van Nehemia zijn Jehovah’s Getuigen goed toegerust om ondanks hevige tegenstand hun geestelijke bouwwerkzaamheden voort te zetten. „De getrouwe en beleidvolle slaaf” heeft geloofversterkend geestelijk voedsel verschaft dat Gods volk in staat stelt produktief te zijn, zelfs daar waar het werk verboden is (Mattheüs 24:45). Als gevolg hiervan is Jehovah zijn volk over de hele aarde met toename blijven zegenen. — Jesaja 60:22.
Interne problemen
16. Welke interne problemen bedreigden de geest van de murenbouwers van Jeruzalem?
16 Terwijl de herbouw van de muur van Jeruzalem vorderde en de muur hoger werd, werd het werk moeilijker. Toen kwam er een probleem aan het licht waardoor de geest van de strijdende bouwers werd bedreigd. Wegens voedseltekorten vonden sommige joden het moeilijk hun gezin van voedsel te voorzien en de Perzische regering hun belastingen te betalen. Rijkere joden leenden hun voedsel en geld. In strijd met Gods Wet moesten de armere Israëlieten echter hun landerijen en kinderen verpanden als borg dat zij het geld met rente zouden terugbetalen (Exodus 22:25; Leviticus 25:35-37; Nehemia 4:6, 10; 5:1-5). Nu dreigden de schuldeisers om hun landerijen over te nemen en hen te dwingen hun kinderen als slaven te verkopen. Nehemia was vertoornd vanwege deze liefdeloze, materialistische houding. Hij handelde snel om zich ervan te verzekeren dat Jehovah het werk aan de herbouw van de muur van Jeruzalem zou blijven zegenen.
17. Wat deed Nehemia om ervoor te zorgen dat Jehovah het bouwproject zou blijven zegenen, en met welk gevolg?
17 Er werd „een grote vergadering” belegd en Nehemia gaf de rijkere Israëlieten duidelijk te verstaan dat hetgeen zij hadden gedaan Jehovah mishaagde. Vervolgens deed hij een beroep op de schuldigen, met inbegrip van enkele van de priesters, om alle rente die zij genomen hadden terug te geven alsook de landerijen die zij onwettig genomen hadden van degenen die het zich niet konden veroorloven rente te betalen. Het is prijzenswaardig dat de schuldigen zeiden: „Wij zullen het teruggeven en van hen niets terugvorderen. Wij zullen precies zo doen als gij zegt.” Dit waren geen loze woorden, want de bijbel bericht: „Het volk deed voorts naar [Nehemia’s] woord.” En de gehele gemeente loofde Jehovah. — Nehemia 5:7-13.
18. Om welke instelling zijn Jehovah’s Getuigen bekend komen te staan?
18 Wat valt er over onze tijd te zeggen? In plaats van zich aan uitbuiting schuldig te maken, staan Jehovah’s Getuigen wijd en zijd bekend om hun grootmoedige instelling tegenover medegelovigen en anderen die door tegenspoed getroffen zijn. Net als in Nehemia’s tijd zijn daardoor veel dankbare lofprijzingen tot Jehovah gericht. Terzelfder tijd heeft „de getrouwe en beleidvolle slaaf” het echter nodig geacht schriftuurlijke raad over zakelijke aangelegenheden te geven en over de noodzaak het te vermijden anderen hebzuchtig uit te buiten. In bepaalde landen is het gewoon een buitensporige bruidsprijs te vragen, maar de bijbel waarschuwt onomwonden dat hebzuchtige personen en afpersers Gods koninkrijk niet zullen beërven (1 Korinthiërs 6:9, 10). De goede reactie van de meeste christenen op zulke raad doet denken aan de wijze waarop die joden de zondigheid van uitbuiting van hun armere broeders bezagen.
De muur van Jeruzalem voltooid
19, 20. (a) Welke uitwerking had de voltooiing van de muur van Jeruzalem op religieuze tegenstanders? (b) Welke overwinning hebben Jehovah’s Getuigen in veel landen behaald?
19 In weerwil van alle tegenstand werd de muur van Jeruzalem in 52 dagen voltooid. Welke uitwerking had dit op de tegenstanders? Nehemia zei dat „zodra al onze vijanden ervan hoorden en alle natiën die rondom ons waren het te zien kregen, zij terstond zeer daalden in hun eigen ogen, en zij kwamen te weten dat dit werk vanwege onze God was gedaan”. — Nehemia 6:16.
20 In deze tijd houdt vijandelijke tegenstand tegen Gods werk op diverse manieren en plaatsen aan. Miljoenen mensen hebben echter gezien hoe nutteloos het is Jehovah’s Getuigen tegen te staan. Beschouw bijvoorbeeld eens de pogingen die in het verleden zijn gedaan om een einde te maken aan het predikingswerk in nazi-Duitsland, Oost-Europa en vele landen in Afrika. Al zulke pogingen hebben gefaald, en veel mensen erkennen nu dat ’ons werk vanwege God is gedaan’. Wat een beloning is dit geweest voor getrouwe oudgedienden die Jehovah’s aanbidding in zulke landen hebben doen ’uitstijgen boven hun voornaamste reden tot vreugdebetoon’!
21. Welke opmerkelijke gebeurtenissen zullen in het volgende artikel worden beschouwd?
21 In het volgende artikel zullen wij belangrijke gebeurtenissen die tot de vreugdevolle inwijding van de herbouwde muur van Jeruzalem hebben geleid, de revue laten passeren. Wij zullen ook beschouwen hoe de voltooiing naderbij komt van een veel grootsere stad die de hele mensheid tot voordeel zal strekken.
Kunt u zich dit herinneren?
◻ Hoe gaven Ezra en anderen er blijk van zich over Jeruzalem te verheugen?
◻ Bij het corrigeren van welke fouten werden veel joden door Ezra en Nehemia geholpen?
◻ Welke lessen kunt u trekken uit de verslagen over Ezra en Nehemia?
[Illustratie op blz. 15]
Jeruzalem, niet zijn prestigieuze baan in Susan, was de voornaamste zorg van Nehemia
[Illustraties op blz. 16, 17]
Net als Nehemia dienen wij om Jehovah’s leiding en sterkte te bidden om in onze allerbelangrijkste predikingstoewijzing voort te gaan