Het leven — Een gave van God
VIERENTWINTIG uur per dag pompt ons hart kostbaar bloed door ons lichaam. Wij vallen in slaap, en onze longen blijven zich uitzetten en samentrekken. Wij gebruiken een maaltijd, en het voedsel wordt automatisch verteerd. Dit alles gebeurt elke dag, met weinig of geen bewuste inspanningen van onze kant. Deze mysterieuze en wonderlijke processen, die zo gemakkelijk als vanzelfsprekend beschouwd worden, maken deel uit van de gave die wij het leven noemen. In zekere zin is het een gave die wonderbaarlijk genoemd kan worden.
Denkt u eens na over het proces van de conceptie en geboorte van de mens. Hoewel het lichaam gewoonlijk vreemd weefsel afstoot, maakt de baarmoeder een uitzondering voor een bevruchte eicel. In plaats van het groeiende embryo als vreemd weefsel af te stoten, voedt en beschermt ze het totdat het klaar is om als baby te voorschijn te komen. Zonder het vermogen van de baarmoeder om deze zeer belangrijke uitzondering te maken op de regel om vreemd weefsel af te stoten, zou de geboorte van de mens onmogelijk zijn.
Maar dan nog zou een pasgeboren baby niet lang leven, ware het niet dat er een ontwikkeling in de baarmoeder plaatsvindt wanneer een foetus slechts zo’n vier maanden oud is. Rond die tijd begint hij op zijn duim te zuigen, waardoor hij de spieren oefent die hem later in staat zullen stellen zich aan de borst van zijn moeder te voeden. En dit is slechts een van de vele zaken van levensbelang die lang voor de geboorte van een baby worden geregeld.
Terwijl een foetus zich in de baarmoeder bevindt, zit er een opening in de wand van zijn hart. Deze opening sluit zich echter automatisch bij de geboorte. Bovendien trekt een groot bloedvat dat het bloed om de longen heen leidt terwijl de foetus zich in de baarmoeder bevindt, zich bij de geboorte automatisch samen; het bloed stroomt nu naar de longen, waar het van zuurstof kan worden voorzien wanneer de baby begint te ademen.
Dit is allemaal nog maar het begin. Tijdens het leven zullen uitstekend ontworpen stelsels (zoals het ademhalings-, vaat-, zenuw- en endocriene stelsel) hun taken verrichten en coördineren met een efficiëntie die het menselijke bevattingsvermogen versteld doet staan — allemaal om het leven in stand te houden. Geen wonder dat een schrijver uit de oudheid over God zei: „Ik zal u prijzen omdat ik op een vrees inboezemende wijze wonderbaar ben gemaakt. Uw werken zijn wonderbaar, zoals mijn ziel zeer wel weet.” — Psalm 139:14.
Het is duidelijk dat de schrijver van die schitterende woorden niet geloofde dat het leven eenvoudig het gevolg van blind, evolutionair toeval is. Als dat wel het geval was, zouden wij geen werkelijke verplichtingen of verantwoordelijkheden hebben in verband met de manier waarop wij ons leven dienen te gebruiken. De mechanismen van het leven getuigen echter onmiskenbaar van ontwerp, en voor een ontwerp is een ontwerper nodig. De bijbel zet het volgende beginsel uiteen: „Natuurlijk wordt elk huis door iemand gebouwd, maar hij die alle dingen heeft gebouwd, is God” (Hebreeën 3:4). Het is daarom van wezenlijk belang te „[weten] dat Jehovah God is. Hij is het die ons heeft gemaakt, en niet wijzelf” (Psalm 100:3). Ja, het leven is meer dan een gelukkig toeval; het is een gave van God zelf. — Psalm 36:9.
Welke verplichtingen hebben wij, in het licht hiervan, tegenover de Gever van het leven? Hoe verwacht hij dat wij ons leven gebruiken? Deze en daarmee verwante vragen zullen in het volgende artikel besproken worden.