Jehovah’s grootheid is ondoorgrondelijk
„Jehovah is groot en zeer te loven, en zijn grootheid is ondoorgrondelijk.” — PSALM 145:3.
1, 2. Wat was David voor iemand, en hoe bezag hij zichzelf in verhouding tot God?
DE COMPONIST van Psalm 145 is een bekende historische figuur. Als jongen stond hij oog in oog met een gewapende reus, die hij doodde. En als krijgsman-koning heeft deze psalmist heel wat vijanden verslagen. Zijn naam was David en hij was de tweede koning van het oude Israël. Davids reputatie leefde na zijn dood voort, zodat ook nu nog miljoenen mensen iets over hem weten.
2 Ondanks Davids prestaties had hij een nederige kijk op zichzelf. Over Jehovah zong hij: „Wanneer ik uw hemel zie, het werk van uw vingers, de maan en de sterren die gij hebt bereid, wat is dan de sterfelijke mens dat gij aan hem denkt, en de zoon van de aardse mens dat gij voor hem zorgt?” (Psalm 8:3, 4) In plaats van zichzelf als groot te bezien, schreef hij het aan Jehovah toe dat hij van al zijn vijanden bevrijd was en zei hij over God: „Gij zult mij uw schild van redding geven, en het is uw deemoed die mij groot maakt” (2 Samuël 22:1, 2, 36). Jehovah geeft van deemoed of nederigheid blijk door zondaars barmhartigheid te betonen, en David was God dankbaar voor zijn onverdiende goedheid.
’Ik wil God de Koning verhogen’
3. (a) Hoe bezag David het koningschap over Israël? (b) In welke mate wilde David Jehovah loven?
3 Hoewel David de door God aangestelde koning was, bezag hij Jehovah als de echte Koning van Israël. David zei dan ook: „Van u is het koninkrijk, o Jehovah, gij die u ook als hoofd over alles verheft” (1 Kronieken 29:11). En wat een eerbied had David voor God als Heerser! „Ik wil u verhogen, o mijn God de Koning,” zong hij, „en ik wil uw naam zegenen tot onbepaalde tijd, ja, voor eeuwig. De gehele dag wil ik u zegenen, en ik wil uw naam loven tot onbepaalde tijd, ja, voor eeuwig” (Psalm 145:1, 2). David koesterde het verlangen Jehovah God de hele dag en tot in alle eeuwigheid te loven.
4. Welke valse beweringen worden door Psalm 145 ontmaskerd?
4 Psalm 145 is een overtuigend antwoord op Satans bewering dat God een zelfzuchtige heerser is die zijn schepselen geen vrijheid toestaat (Genesis 3:1-5). Deze psalm ontmaskert ook Satans leugen dat degenen die God gehoorzamen dat alleen doen uit zelfzuchtige motieven, niet omdat ze God liefhebben (Job 1:9-11; 2:4, 5). Net als David verschaffen ware christenen in deze tijd een antwoord op de valse beschuldigingen van de Duivel. Ze hechten grote waarde aan hun hoop op eeuwig leven onder de Koninkrijksheerschappij omdat ze Jehovah tot in alle eeuwigheid willen loven. Miljoenen zijn daar al mee begonnen door geloof te oefenen in Jezus’ loskoopoffer en door Jehovah gehoorzaam uit liefde te dienen als zijn opgedragen, gedoopte aanbidders. — Romeinen 5:8; 1 Johannes 5:3.
5, 6. Welke mogelijkheden zijn er om Jehovah te zegenen en te loven?
5 Denk eens aan al onze mogelijkheden om Jehovah als zijn dienstknechten te zegenen en te loven. We kunnen dat in gebed doen wanneer iets wat we in zijn Woord, de bijbel, lezen ons diep raakt. We kunnen vol waardering onze lof en dankbaarheid uiten als we ontroerd zijn door de manier waarop God met zijn volk handelt of als we enthousiast zijn over een bepaald aspect van zijn schitterende schepping. We zegenen Jehovah God ook wanneer we met geloofsgenoten op christelijke vergaderingen of in persoonlijke gesprekken over zijn voornemens spreken. In feite zijn alle „voortreffelijke werken” die in het belang van Gods koninkrijk worden gedaan tot lof van Jehovah. — Mattheüs 5:16.
6 Neem als recente voorbeelden van zulke voortreffelijke werken de bouw van veel plaatsen van aanbidding door Jehovah’s volk in door armoede geteisterde landen. Een groot deel daarvan is tot stand gekomen met de financiële steun van geloofsgenoten in andere landen. Sommige christenen hebben hulp geboden door vrijwillig naar zulke gebieden te gaan om aan de bouw van Koninkrijkszalen mee te werken. En het belangrijkste van alle voortreffelijke werken is het loven van Jehovah door het goede nieuws van zijn koninkrijk te prediken (Mattheüs 24:14). Zoals uit latere verzen in Psalm 145 blijkt, was David vol waardering voor Gods heerschappij en verheerlijkte hij Zijn koningschap (Psalm 145:11, 12). Hebben wij net zo’n waardering voor Gods liefdevolle manier van regeren? En spreken we geregeld met anderen over zijn koninkrijk?
Voorbeelden van Gods grootheid
7. Noem een belangrijke reden om Jehovah te loven.
7 Psalm 145:3 noemt een belangrijke reden om Jehovah te loven. David zingt: „Jehovah is groot en zeer te loven, en zijn grootheid is ondoorgrondelijk.” Jehovah’s grootheid kent geen grenzen. Het is voor mensen onmogelijk zijn grootheid volkomen te doorgronden, te bevatten of te meten. Maar we zullen er beslist veel aan hebben als we nu voorbeelden van Jehovah’s ondoorgrondelijke grootheid beschouwen.
8. Wat onthult het heelal over Jehovah’s grootheid en kracht?
8 Laten we eens proberen terug te denken aan een gelegenheid dat we buiten het bereik van heldere stadslichten waren en omhoogkeken naar een wolkeloze nachtelijke hemel. Was de menigte sterren die zich tegen de zwartheid van de ruimte aftekende niet verbazingwekkend? Voelden we ons er niet toe bewogen Jehovah te loven om zijn grootheid bij het scheppen van al die hemellichamen? Wat we zagen, was echter maar een nietige fractie van het aantal sterren in het sterrenstelsel waarvan de aarde deel uitmaakt. Daarnaast zijn er naar schatting ruim honderd miljard sterrenstelsels, waarvan er slechts drie zonder telescoop te zien zijn. De talloze sterren en sterrenstelsels waaruit het immense heelal bestaat, getuigen beslist van Jehovah’s scheppingskracht en ondoorgrondelijke grootheid. — Jesaja 40:26.
9, 10. (a) Welke aspecten van Jehovah’s grootheid zijn in verband met Jezus Christus tot uiting gekomen? (b) Hoe moet Jezus’ opstanding van invloed zijn op ons geloof?
9 Sta eens stil bij andere aspecten van Jehovah’s grootheid — die in verband met Jezus Christus. Gods grootheid kwam tot uiting toen hij zijn Zoon schiep en hem eonenlang als Zijn „meesterwerker” gebruikte (Spreuken 8:22-31). De grootheid van Jehovah’s liefde bleek duidelijk toen hij zijn eniggeboren Zoon als loskoopoffer voor de mensheid gaf (Mattheüs 20:28; Johannes 3:16; 1 Johannes 2:1, 2). En het glorierijke en onsterfelijke geestelijke lichaam dat Jehovah voor Jezus ontwierp bij diens opstanding gaat het menselijk bevattingsvermogen ver te boven. — 1 Petrus 3:18.
10 Bij Jezus’ opstanding waren veel indrukwekkende aspecten van Jehovah’s ondoorgrondelijke grootheid betrokken. God heeft er ongetwijfeld voor gezorgd dat het werk waarmee de schepping van zowel de onzichtbare als de zichtbare dingen gepaard was gegaan, in Jezus’ herinnering terugkwam (Kolossenzen 1:15, 16). Daartoe behoorden andere geestelijke schepselen, het heelal, de productieve aarde en alle vormen van fysiek leven op onze aardbol. Behalve dat Jehovah de kennis van de complete geschiedenis van het hemelse en aardse leven waarvan zijn Zoon tijdens zijn voormenselijk bestaan getuige was geweest, in Jezus’ herinnering terugbracht, gaf hij Jezus ook nog de herinnering terug aan wat hij als volmaakt mens had meegemaakt. Ja, Jehovah’s ondoorgrondelijke grootheid komt duidelijk tot uiting in Jezus’ opstanding. Bovendien vormt die grootse daad een waarborg dat de opstanding van anderen mogelijk is. Ze moet ons geloof versterken dat God de miljoenen overleden mensen die een plaatsje hebben gekregen in zijn volmaakte geheugen weer tot leven kan brengen. — Johannes 5:28, 29; Handelingen 17:31.
Wonderwerken en machtige daden
11. Welk grote werk van Jehovah begon met Pinksteren 33 G.T.?
11 Sinds Jezus’ opstanding heeft Jehovah nog veel meer grote wonderwerken verricht (Psalm 40:5). Met Pinksteren 33 G.T. bracht Jehovah een nieuwe natie tot bestaan, „het Israël Gods”, bestaande uit Christus’ met heilige geest gezalfde discipelen (Galaten 6:16). Deze nieuwe geestelijke natie beleefde overal in de toen bekende wereld een fenomenale groei. Ondanks de afval die na de dood van Jezus’ apostelen tot de ontwikkeling van de christenheid leidde, bleef Jehovah wonderwerken verrichten om de vervulling van zijn voornemen zeker te stellen.
12. Waarvan getuigt het feit dat de bijbel in alle belangrijke talen beschikbaar is?
12 Zo werd de bijbelcanon bewaard en uiteindelijk vertaald in alle belangrijke talen die de wereld nu kent. Het vertalen van de bijbel gebeurde vaak onder moeilijke omstandigheden en onder bedreiging met de dood door Satans werktuigen. De vertaling van de bijbel in ruim 2000 talen was beslist nooit tot stand gekomen als het niet de wil was geweest van de ondoorgrondelijk grote God, Jehovah!
13. Hoe is Jehovah’s grootheid sinds 1914 tentoongespreid in verband met zijn Koninkrijksvoornemens?
13 Jehovah’s grootheid is tentoongespreid in verband met zijn Koninkrijksvoornemens. In 1914 bijvoorbeeld plaatste hij zijn Zoon, Jezus Christus, als hemelse Koning op de troon. Kort daarna ging Jezus tot actie tegen Satan en zijn demonen over. Ze werden uit de hemel verdreven en beperkt tot de omgeving van de aarde, waar ze nu wachten tot ze in de afgrond worden geworpen (Openbaring 12:9-12; 20:1-3). Sindsdien hebben Jezus’ gezalfde volgelingen met meer vervolging te kampen gekregen. Maar Jehovah heeft hen in deze tijd van Christus’ onzichtbare tegenwoordigheid geschraagd. — Mattheüs 24:3; Openbaring 12:17.
14. Welk wonderwerk heeft Jehovah in 1919 verricht, en wat werd daarmee bereikt?
14 In 1919 heeft Jehovah nog een wonderwerk verricht waaruit zijn grootheid bleek. Jezus’ gezalfde volgelingen, die tot een toestand van geestelijke inactiviteit waren vervallen, werden weer tot leven gebracht (Openbaring 11:3-11). In de jaren sindsdien hebben de gezalfden ijverig het goede nieuws van het opgerichte hemelse koninkrijk gepredikt. Er werden nog meer gezalfden bijeengebracht om het aantal van 144.000 compleet te maken (Openbaring 14:1-3). En deze gezalfde volgelingen van Christus werden door Jehovah gebruikt als het fundament van „een nieuwe aarde”, een rechtvaardige mensenmaatschappij (Openbaring 21:1). Maar wat zal er met de „nieuwe aarde” gebeuren nadat de getrouwe gezalfden allemaal naar de hemel zijn gegaan?
15. Bij welk werk hebben gezalfde christenen de leiding genomen, en met welke resultaten?
15 In 1935 bevatten de Wachttoren-uitgaven van november en december (de Engelse uitgaven van 1 en 15 augustus) sleutelartikelen over de in Openbaring 7 genoemde „grote schare”. Vol ijver begonnen gezalfde christenen deze mede-aanbidders uit alle naties, stammen, volken en talen uit te nodigen zich bij hen aan te sluiten. Deze „grote schare” zal de komende „grote verdrukking” overleven, met het vooruitzicht op eeuwig leven in het Paradijs als blijvende leden van de „nieuwe aarde” (Openbaring 7:9-14). Door de Koninkrijksprediking en het maken van discipelen onder leiding van gezalfde christenen bezitten nu ruim zes miljoen personen de hoop op eeuwig leven in een aards paradijs. Naar wie moet de eer gaan voor die toename in weerwil van tegenstand van Satan en zijn verdorven wereld? (1 Johannes 5:19) Alleen Jehovah zou dit alles tot stand kunnen brengen, met gebruikmaking van zijn heilige geest. — Jesaja 60:22; Zacharia 4:6.
Jehovah’s glorierijke pracht en waardigheid
16. Waarom kunnen mensen ’de glorierijke pracht van Jehovah’s waardigheid’ niet letterlijk zien?
16 Wat ook de aard van Jehovah’s „wonderwerken” en „machtige daden” mag zijn, ze zullen nooit vergeten worden. David schreef: „Geslacht na geslacht zal zich prijzend uitlaten over uw werken, en over uw machtige daden zullen zij vertellen. De glorierijke pracht van uw waardigheid en de aangelegenheden van uw wonderwerken, daarmee wil ik mij bezighouden. En zij zullen praten over de sterkte van úw vrees inboezemende dingen; en wat uw grootheid betreft, die wil ik bekendmaken” (Psalm 145:4-6). Maar hoeveel kon David weten over Jehovah’s glorierijke pracht? God is immers een geest en dus onzichtbaar voor menselijke ogen? — Johannes 1:18; 4:24.
17, 18. Hoe kon Davids achting voor ’de glorierijke pracht van Jehovah’s waardigheid’ toenemen?
17 Hoewel David God niet kon zien, waren er manieren waarop hij in achting voor Jehovah’s waardigheid kon toenemen. Hij kon bijvoorbeeld het schriftuurlijke verslag lezen over Gods machtige daden, zoals de vernietiging van een goddeloze wereld door middel van een wereldomvattende vloed. David is heel waarschijnlijk te weten gekomen hoe Egyptes valse goden vernederd werden toen God de Israëlieten uit hun Egyptische slavernij bevrijdde. Zulke gebeurtenissen getuigen van Jehovah’s waardigheid en grootheid.
18 Davids achting voor Gods waardigheid is ongetwijfeld niet alleen toegenomen door het lezen van de Schrift maar ook doordat hij erover mediteerde. Zo kan hij gemediteerd hebben over wat er gebeurde toen Jehovah de Wet aan Israël gaf. Er waren donderslagen, bliksemstralen, een zware wolk en een zeer luid horengeschal. De berg Sinaï schudde en rookte. De Israëlieten, die aan de voet van de berg bijeenwaren, hoorden zelfs vanuit het vuur en de wolk „de Tien Woorden” toen Jehovah bij monde van een engel die hem vertegenwoordigde tot hen sprak (Deuteronomium 4:32-36; 5:22-24; 10:4; Exodus 19:16-20; Handelingen 7:38, 53). Wat een manifestaties van Jehovah’s grootheid! Mensen die Gods Woord liefhebben en over deze verslagen mediteren, moeten wel onder de indruk raken van ’de glorierijke pracht van Jehovah’s waardigheid’. Uiteraard hebben we nu de hele bijbel, met verscheidene glorierijke visioenen die ons doordringen van Jehovah’s grootheid. — Ezechiël 1:26-28; Daniël 7:9, 10; Openbaring hfst. 4.
19. Wat zal onze achting voor Jehovah’s waardigheid vergroten?
19 Bovendien kan David doordrongen zijn geraakt van Gods waardigheid door zijn studie van de wetten die God aan de Israëlieten had gegeven (Deuteronomium 17:18-20; Psalm 19:7-11). Gehoorzaamheid aan Jehovah’s wetten had een verheffende uitwerking op Israël en hield Gods volk afgescheiden van alle andere volken (Deuteronomium 4:6-8). Net als in het geval van David zal onze achting voor Jehovah’s waardigheid toenemen door geregeld in Gods Woord te lezen, er diep over te mediteren en het ijverig te bestuderen.
De uitnemendheid van Gods morele eigenschappen
20, 21. (a) In verband met welke eigenschappen verheerlijkt Psalm 145:7-9 Jehovah’s grootheid? (b) Welke uitwerking hebben Gods hier genoemde eigenschappen op allen die hem liefhebben?
20 Zoals we hebben gemerkt, geven de eerste zes verzen van Psalm 145 ons deugdelijke redenen om Jehovah te loven voor dingen die verband houden met zijn ondoorgrondelijke grootheid. De verzen 7 tot en met 9 verheerlijken Gods grootheid door zijn morele eigenschappen ter sprake te brengen. David zingt: „De vermelding van de volheid van uw goedheid zullen zij overvloediglijk uitstorten, en wegens uw rechtvaardigheid zullen zij een vreugdegeroep aanheffen. Jehovah is goedgunstig en barmhartig, langzaam tot toorn en groot in liefderijke goedheid. Jehovah is goed jegens allen, en zijn barmhartigheden zijn over al zijn werken.”
21 Hier beklemtoont David eerst Jehovah’s goedheid en rechtvaardigheid — eigenschappen die door Satan de Duivel in twijfel werden getrokken. Welke uitwerking hebben deze eigenschappen op iedereen die God liefheeft en zich aan zijn heerschappij onderwerpt? Jehovah’s goedheid en zijn rechtvaardige manier van regeren stemmen zijn aanbidders dermate verheugd dat ze overvloeien van lof voor hem. Bovendien strekt Jehovah’s goedheid zich tot „allen” uit. Hopelijk zal dit nog velen meer helpen tot berouw te komen en aanbidders van de ware God te worden voordat het te laat is. — Handelingen 14:15-17.
22. Hoe behandelt Jehovah zijn dienstknechten?
22 David waardeerde ook de eigenschappen waarop God zelf de aandacht vestigde toen Hij aan Mozes’ aangezicht voorbijging en riep: „Jehovah, Jehovah, een God barmhartig en goedgunstig, langzaam tot toorn en overvloedig in liefderijke goedheid en waarheid” (Exodus 34:6). Daarom kon David zeggen: „Jehovah is goedgunstig en barmhartig, langzaam tot toorn en groot in liefderijke goedheid.” Hoewel Jehovah ondoorgrondelijk groot is, verleent hij zijn menselijke dienstknechten waardigheid door hen goedgunstig te behandelen. Hij is vol barmhartigheid, bereid berouwvolle zondaars op basis van Jezus’ loskoopoffer te vergeven. Jehovah is eveneens langzaam tot toorn, want hij stelt zijn dienstknechten in de gelegenheid zwakheden waardoor ze zijn nieuwe wereld van rechtvaardigheid niet zouden kunnen binnengaan, te overwinnen. — 2 Petrus 3:9, 13, 14.
23. Welke kostbare eigenschap zullen we in het volgende artikel beschouwen?
23 David verheerlijkt Gods liefderijke goedheid of loyale liefde. In feite laat de rest van Psalm 145 zien hoe Jehovah die eigenschap tentoonspreidt en hoe zijn loyale dienstknechten op zijn liefderijke goedheid reageren. Die thema’s zullen in het volgende artikel besproken worden.
Wat zouden we antwoorden?
• Welke gelegenheden zijn er om Jehovah „de gehele dag” te loven?
• Uit welke voorbeelden blijkt dat Jehovah’s grootheid ondoorgrondelijk is?
• Hoe kan onze achting voor Jehovah’s glorierijke waardigheid toenemen?
[Illustratie op blz. 10]
De sterrenstelsels van het heelal getuigen van Jehovah’s grootheid
[Verantwoording]
Courtesy of Anglo-Australian Observatory, photograph by David Malin
[Illustratie op blz. 12]
Hoe is Jehovah’s grootheid tot uiting gekomen in verband met Jezus Christus?
[Illustratie op blz. 13]
Toen de Israëlieten bij de berg Sinaï de Wet ontvingen, zagen ze tekenen van Jehovah’s glorierijke waardigheid