WAS
Wanneer in de bijbel over was wordt gesproken, betreft het naar het schijnt bijenwas, een donkergele substantie die door bijen wordt gebruikt als bouwstof voor de wanden van de honingraatcellen, waarin honing wordt opgeslagen of broed wordt opgekweekt. De was wordt geproduceerd door werkbijen die, na het nuttigen van grote hoeveelheden honing, in speciale klieren aan de onderzijde van hun achterlijf was maken. De was wordt via minuscule poriën uitgescheiden en verschijnt als witte schubjes op het achterlijf. Deze wasschubjes worden vervolgens door de bij gekauwd alvorens ze worden gebruikt voor het bouwen van de raten. De bij kan de wasafscheiding regelen en produceert alleen was wanneer het nodig is. — Zie BIJ.
Was is gemakkelijk van honingresten te ontdoen door hem in heet water te smelten. De was komt dan bovendrijven, zodat hij kan worden afgeschept. Het smelten van was wordt in de Schrift in dichterlijke taal gebruikt als illustratie van een bedroefde hartetoestand (Ps 22:14), het verdwijnen van bergen en vlakten (Ps 97:5; Mi 1:4) en de vernietiging van Gods vijanden; de psalmist riep uit: „Zoals was smelt wegens het vuur, laten zó de goddelozen van voor het aangezicht van God vergaan.” — Ps 68:1, 2.