„Jehovah is mijn Herder”
„Jehovah is mijn Herder. Mij zal niets ontbreken.” — PSALM 23:1.
1, 2. Wat heeft David zoal gepresteerd, en hoeveel psalmen heeft hij gecomponeerd?
TRACHT u in gedachten eens een voorstelling te maken van dit tafereel: Filistijnse troepen staan tegenover het leger van Israël. Goliath, een Filistijnse reus, daagt hen uit tot een gevecht. Een jonge man, slechts met een slinger en stenen gewapend, rent op hem af. Een welgemikte steen dringt in de schedel van de reus en doodt hem. Wie was de jonge man? David, een herder, die deze verbluffende overwinning behaalde met de hulp van Jehovah God. — 1 Samuël hoofdstuk 17.
2 Na verloop van tijd werd deze jonge man Israëls koning, een positie die hij veertig jaar heeft bekleed. Hij was een knap harpspeler en dichtte onder goddelijke inspiratie veel liederen. David schreef ook meer dan zeventig prachtige psalmen die een bron van veel aanmoediging en leiding vormen voor Jehovah’s volk in deze tijd. De bekendste hiervan is Psalm 23. Waarom zou u niet uw bijbel openen en de tekst volgen terwijl wij deze psalm vers voor vers beschouwen?
Jehovah, een liefdevolle Herder
3. (a) Bij welke gelegenheden riskeerde David zijn leven om zijn schapen te beschermen? (b) In welke zin is Jehovah onze Herder?
3 „Jehovah is mijn Herder” (Psalm 23:1). Als een ervaren herder wist David hoe hij de schapen moest leiden, voeden en beschermen. Zo heeft hij bij een bepaalde gelegenheid zijn schapen op moedige wijze tegen een leeuw beschermd en bij een andere gelegenheid tegen een beer (1 Samuël 17:34-36). Davids schapen hadden een onvoorwaardelijk vertrouwen in hun herder. Maar in zijn relatie tot Jehovah was hij zelf een schaap. Omdat David zich zeker voelde in Jehovah’s liefdevolle zorg, kon hij zeggen: „Jehovah is mijn Herder.” Ervaart u dit gevoel van geborgenheid onder de Grote Herder, Jehovah God? Hij leidt en voedt en beschermt beslist zijn met schapen te vergelijken aanbidders in deze tijd. Bovendien dragen getrouwe, liefdevolle onderherders als aangestelde ouderlingen in de gemeenten van Jehovah’s Getuigen ijverig zorg voor de schapen. — 1 Petrus 5:1-4.
4. Hoe is onze situatie in deze tijd te vergelijken met die van de Israëlieten in de wildernis?
4 „Mij zal niets ontbreken.” Denk diep over deze uitspraak na. Hebt u niet vanwege Jehovah’s liefdevolle zorg een geruststellend gevoel van kalmte en vertrouwen? Herinnert u zich hoe het de Israëlieten verging gedurende de veertig jaar dat zij door de wildernis zwierven? God voorzag immers in al hun fundamentele behoeften? Het is vandaag de dag precies zo. Jehovah’s getrouwe dienstknechten komen niets te kort. Velen kunnen instemmen met deze geïnspireerde woorden van David: „Eens was ik een jonge man, ook ben ik oud geworden, en toch heb ik geen rechtvaardige volkomen verlaten gezien, noch zijn nageslacht zoekende brood” (Psalm 37:25). Thans wordt er een overvloed aan geestelijk voedsel verschaft door bemiddeling van „de getrouwe en beleidvolle slaaf” (Matthéüs 4:4; 24:45-47). Naast verscheidene vergaderingen per week hebben wij de bijbel en zijn er de tijdschriften De Wachttoren en Ontwaakt! en vele andere publikaties. Zelfs in landen waar het predikingswerk van Jehovah’s Getuigen verboden is, worden geregeld voorraden geestelijk voedsel ontvangen. Jehovah’s schapen ontbreekt het aan niets!
5. Waarom zijn Jehovah’s schapen thans vredig en ontspannen, en met welk resultaat?
5 „In grazige weiden doet hij mij neerliggen” (Psalm 23:2). Er waren grote grazige weiden rond vele steden in het oude Israël. Zoals een liefdevolle herder destijds zijn schapen naar voortreffelijke, veilige weidegronden leidde, zo zorgt Jehovah in deze tijd voor zijn schapen. De psalmist zei: „Wij zijn het volk van zijn weide” (Psalm 79:13; 95:7). Letterlijke schapen gaat het goed wanneer ze tevredengesteld zijn en tijdens de hitte van de dag kunnen rusten. Jehovah’s schapen in deze tijd zijn vredig en ontspannen omdat zij vertrouwen hebben in rijpe herders — opgeleide opzieners in gemeenten en kringen. Het gevolg is dat de geestelijke kudden zich uitbreiden. Veel mensen die vroeger slecht werden behandeld door de valse herders van Babylon de Grote, zijn nu gelukkig en tevreden als schapen van Jehovah.
6. Hoe ’voert Jehovah ons aan waterrijke rustplaatsen’?
6 „Aan waterrijke rustplaatsen voert hij mij.” In Israël moest een herder zijn kudde voor water naar een poel of stroom leiden. Maar water was in het droge seizoen vaak moeilijk te vinden. In deze tijd ’voert Jehovah ons aan waterrijke rustplaatsen’ door te zorgen voor een overvloed van waarheidswateren. (Vergelijk Ezechiël 34:13, 14.) En de profeet Jesaja doet deze opwekkende uitnodiging: „Hé daar, al gij dorstigen! Komt tot het water” (Jesaja 55:1). Door deze geestelijke wateren tot zich te nemen, verwerven de schapen bescherming tegen de vurige oordelen die gaan komen over hen „die God niet kennen en over hen die het goede nieuws . . . niet gehoorzamen”. — 2 Thessalonicenzen 1:8; Openbaring 7:16, 17.
7. Wanneer is van Jehovah afkomstige geestelijke verkwikking vooral nuttig, en onder welke omstandigheden kunnen uit het hoofd geleerde bijbelteksten bijzonder nuttig blijken?
7 „Mijn ziel verkwikt hij” (Psalm 23:3). Wanneer wij vermoeid zijn, in moeilijkheden verkeren, ontmoedigd zijn of aan ernstige tegenstand het hoofd moeten bieden, verkwikt Jehovah ons door middel van zijn Woord. Daarom is het goed als christenen het tot een gewoonte maken iedere dag een bijbelgedeelte te lezen. Doet u dit? Sommigen vinden het nuttig bepaalde teksten uit het hoofd te leren, zoals Exodus 34:6, 7 of Spreuken 3:5, 6. Waarom is dit heilzaam? Welnu, als zich een crisis voordoet en u geen bijbel bij de hand hebt, kunnen vertroostende bijbelse gedachten u onmiddellijk sterken. Veel broeders die tot vrijheidsstraffen in gevangenissen of kampen werden veroordeeld vanwege hun vastberaden standpunt ten gunste van rechtvaardige beginselen, zijn bijzonder verkwikt en gesterkt door de uit het hoofd geleerde teksten die zij zich wisten te herinneren. Ja, Gods Woord kan ’het hart verheugen’ en ’de ogen stralend maken’! — Psalm 19:7-10.
8. Is het gemakkelijk „de sporen van rechtvaardigheid” te volgen, maar waartoe leidt zo’n handelwijze?
8 „Hij leidt mij in de sporen van rechtvaardigheid.” De sporen van rechtvaardigheid zijn moeilijk te volgen, maar ze leiden tot leven. Zoals Jezus zei: „Nauw is de poort en smal de weg die naar het leven voert” (Matthéüs 7:14). De apostel Paulus bracht een verwante gedachte onder woorden toen hij de discipelen in Lystra, Ikónium en Antiochíë vertelde: „Wij moeten door veel verdrukkingen heen het koninkrijk Gods binnengaan.” En Paulus wist beslist waar hij het over had. Kort tevoren was hij in Lystra gestenigd en voor dood achtergelaten! — Handelingen 14:19-22.
9. (a) Hoe ’leidt God ons in de sporen van rechtvaardigheid’? (b) Hoe kan Psalm 19:14 ons helpen? (c) Welke teksten kunnen ons helpen de valkuilen van onwettige seks te vermijden?
9 Jehovah ’leidt ons in de sporen van rechtvaardigheid’ door ons via zijn Woord en organisatie richtlijnen en instructies te verschaffen. Maar de meeste mensen volgen de brede en wijde weg „die naar de vernietiging voert” (Matthéüs 7:13). Voortwoekerende seksuele onreinheid en een snel om zich heen grijpende plaag van AIDS onderstrepen de noodzaak voor christenen om slechte omgang te mijden (1 Korinthiërs 15:33). Wij moeten er ook voor zorgen onze gedachten niet naar onreine dingen te laten afdwalen (Psalm 19:14). Laten wij daartoe altijd de voortreffelijke raad toepassen die Gods Woord geeft aangaande seks en de wijze waarop wij de vele valkuilen van immoraliteit kunnen vermijden. — 1 Korinthiërs 7:2-5; Efeziërs 5:5; 1 Thessalonicenzen 4:3-8.
10. (a) Welke verantwoordelijkheid hebben Jehovah’s Getuigen ten aanzien van de goddelijke naam? (b) Waarom bekritiseren wereldse mensen ons vaak? (c) Onder welke omstandigheden zal Jehovah ons helpen?
10 „Om zijns naams wil.” Jehovah’s Getuigen dragen de zware verantwoordelijkheid Gods naam te verheerlijken en er geen smaad op te brengen (Matthéüs 6:9; Exodus 6:3; Ezechiël 38:23). Veel wereldse mensen zijn er snel bij om met een beschuldigende vinger naar Jehovah’s volk te wijzen. Als dit is vanwege ons standpunt voor bijbelse beginselen zoals neutraliteit of de heiligheid van bloed, is ons geweten zuiver. Maar als het zou zijn vanwege kwaaddoen van onze zijde, zouden wij Jehovah onteren (Jesaja 2:4; Handelingen 15:28, 29; 1 Petrus 4:15, 16). Mogen wij het slechte dus haten (Psalm 97:10). Als wij vervolging moeten ondergaan, zal Jehovah ons altijd helpen en beschermen om zijns naams wil.
Jehovah beschermt zijn schapen
11. Wat wordt er bedoeld met „het dal van diepe schaduw”, en waaraan kan het ons in verband met Jezus herinneren?
11 „Al wandel ik ook in het dal van diepe schaduw, ik vrees niets kwaads” (Psalm 23:4). De vertaling van Isaac Leeser luidt: „Ja, al wandel ik door het dal van de schaduw des doods, ik zal geen kwaad vrezen.” Dit kan de gedachte oproepen aan de diepe kloven of dalen die aan de westzijde van de Dode Zee omlaaglopen uit de bergen van Judéa. Een dal, of ravijn, waar zich in de schaduwen roofdieren schuilhouden, is een gevaarlijke plek voor schapen. David is in zijn leven door heel wat gevaarlijke dalen gegaan, waarbij de dood hem aangrijnsde. Maar omdat God hem leidde, had hij vertrouwen en gaf hij zich niet over aan onmatige vrees. Wij dienen een soortgelijk vertrouwen in Jehovah te hebben. Deze verwijzing naar „diepe schaduw” kan ons herinneren aan Jesaja’s profetie: „Wat hen betreft die in het land van diepe schaduw woonden — licht heeft op hen geschenen.” Matthéüs verwees naar deze profetie en paste ze op Jezus Christus toe met de aanhaling: „Het volk dat in duisternis zat, heeft een groot licht gezien, en over hen die in een landstreek van de schaduw des doods zaten, is licht opgegaan.” Hoe? Door de grote predikingsveldtocht die Jezus hield. — Jesaja 9:2; Matthéüs 4:13-16.
12. (a) Hoe hebben Jehovah’s Getuigen zich in veel landen aan vervolging aangepast, en met welk resultaat? (b) Hoe moedigde Petrus de vervolgde vroege christenen aan?
12 David ’vreesde niets kwaads’. Hetzelfde is waar ten aanzien van Jehovah’s dienstknechten in deze tijd, ook al zijn zij niet populair in deze boze, door Satan geregeerde wereld (1 Johannes 5:19). Veel mensen hebben werkelijk een hekel aan hen, en in sommige landen worden zij hevig vervolgd. Maar zij blijven in deze landen het goede nieuws van het Koninkrijk prediken, hoewel zij dat niet zo openlijk doen als normaal. Zij weten dat Jehovah met hen is en hen zal beschermen (Psalm 27:1). Er wordt een voortreffelijke vooruitgang geboekt in veel landen waar het Koninkrijkswerk ondergronds moet gebeuren. In zulke landen beamen Jehovah’s Getuigen de woorden van de psalm: „Jehovah staat aan mijn zijde; ik zal niet vrezen. Wat kan de aardse mens mij doen?” (Psalm 118:6) Deze Getuigen verkeren in een positie die vergelijkbaar is met die van de vroege christenen aan wie Petrus deze aanmoedigende woorden schreef: „Ook al zoudt gij lijden ter wille van rechtvaardigheid, gij zijt gelukkig. Vreest echter niet het voorwerp van hun vrees en raakt ook niet in beroering.” — 1 Petrus 3:14.
13. (a) Welke interessante verandering treedt op in Psalm 23:4, en waarom? (b) Hoe kunnen christenen hun angsten overwinnen?
13 „Want gij zijt met mij.” Merk op dat in deze zinsnede iets heel interessants is gebeurd. De geïnspireerde psalmist is van de derde persoon op de tweede persoon overgegaan. In plaats van over Jehovah als „hij” te spreken, gebruikt David nu het voornaamwoord „gij”. Waarom? Omdat het vertrouwelijker is. Gevaar brengt ons dichter bij onze liefdevolle Vader, Jehovah. Wij hebben dan een vertrouwelijker band met hem. Door middel van gebed en smeking kunnen wij hem aanroepen voor bescherming, en zo onze angsten overwinnen. — Vergelijk Zefanja 3:12.
14. (a) Welke hulpmiddelen hadden herders in Davids tijd, en hoe gebruikten zij ze? (b) Hoe beschermen christelijke herders in deze tijd de kudde?
14 „Uw stok en uw staf, die vertroosten mij.” Het Hebreeuwse woord sjeʹvet, weergegeven met „stok”, kan ook betrekking hebben op de gekromde herdersstaf. Zowel de stok als de staf kunnen gebruikt worden voor verdediging en om autoriteit te vertegenwoordigen of te beduiden. Stellig zouden deze hulpmiddelen erg nuttig zijn om belagers zoals wolven en slangen af te weren. De gekromde herdersstaf zou ook gebruikt kunnen worden om schapen een zacht duwtje in de goede richting te geven of zelfs om een schaap terug te halen als het te dicht bij een plek dreigt te komen waar het kan vallen en letsel kan oplopen. In deze tijd voorziet Jehovah in getrouwe herders, ouderlingen in de gemeenten, die de kudde verdedigen tegen zulke geestelijke belagers als afvalligen. Ook kan het nodig zijn dat de ouderlingen raad geven aan degenen die nonchalant worden in het bezoeken van vergaderingen of afwijken van christelijk gedrag.
Een rijk feestmaal te midden van vijanden
15. (a) Welke betekenisvolle verandering van illustratie treedt op in Psalm 23:5? (b) Welke feiten tonen aan dat Jehovah’s volk geestelijk goed wordt gevoed, in tegenstelling tot wie?
15 „Gij maakt voor mijn aangezicht een tafel in orde ten aanschouwen van hen die blijk geven van vijandschap jegens mij” (Psalm 23:5). Hier hebben wij een betekenisvolle verandering van illustratie, van een herder naar een gastheer. Als een zeer gulle gastheer verschaft Jehovah een overvloed aan geestelijk voedsel door bemiddeling van de gezalfde „slaaf”-klasse (Matthéüs 24:45). Hoewel wij in een vijandige wereld leven, worden wij goed gevoed. De Wachttoren wordt gepubliceerd in meer dan honderd talen zodat mensen in zulke uiteenlopende gebieden als Zuid-Afrika, Groenland, de Solomon Islands en India allen geestelijk gevoed kunnen worden. Bovendien hebben de ongeveer 55.000 gemeenten over de hele wereld goed opgeleide openbare sprekers en onderwijzers en prima vergaderplaatsen, waaronder honderden nieuwe Koninkrijkszalen. Meer dan 3.000.000 huisbijbelstudies worden geleid om met schapen te vergelijken personen te helpen. Daarentegen is honger het deel van degenen die zich in Babylon de Grote, het wereldrijk van valse religie, bevinden. — Jesaja 65:13.
16. (a) Wat liet een zekere Farizeeër na voor Jezus te doen, in tegenstelling tot een zondige vrouw? (b) Wat voor olie verschaft Jehovah voor zijn loyale dienstknechten in deze tijd?
16 „Met olie hebt gij mijn hoofd ingewreven.” In het oude Israël zorgde een gastvrije gastheer voor olie om het hoofd van zijn gasten in te wrijven. Het is interessant dat Jezus bij een bepaalde gelegenheid bij een Farizeeër te gast was die niet Jezus’ hoofd met olie inwreef en niet voor water zorgde om zijn voeten te wassen. Wel waste een zondige vrouw zijn voeten met haar tranen en zalfde ze met een speciale geparfumeerde olie (Lukas 7:36-38, 44-46). Maar Jehovah is een zeer gastvrije gastheer! Voor zijn loyale dienstknechten verschaft hij de geestelijke „olie van uitbundige vreugde” (Jesaja 61:1-3). Ja, Jehovah’s volk heeft stellig uitbundige vreugde in deze tijd.
17. (a) Wat beduidt een ’welgevulde beker’? (b) Hoe verschaft Jehovah een ’welgevulde beker’ voor zijn dienstknechten in deze tijd?
17 „Mijn beker is welgevuld.” Een andere vertaling is: „Mijn beker loopt over” (Moffatt). Dit duidt op geestelijke overvloed. Hoewel er niet wordt gedoeld op te zwaar drinken, suggereren deze woorden een beker voortreffelijke wijn. Deze drank heeft geneeskrachtige eigenschappen, zoals blijkt uit Paulus’ advies aan Timótheüs: „Drink niet langer water, maar gebruik wat wijn ter wille van uw maag en uw veelvuldige ziektegevallen” (1 Timótheüs 5:23). In een geestelijke zin verheugt wijn ons hart (Psalm 104:15). Onze liefdevolle Vader, Jehovah, verschaft edelmoedig een geestelijk feestmaal van goede dingen voor zijn loyale dienstknechten, met inbegrip van een ’welgevulde beker’ van vreugde.
18. (a) Wie ervaren Jehovah’s goedheid en liefderijke goedgunstigheid, en hoe laat Psalm 103:17, 18 dit zien? (b) Welk glorieuze vooruitzicht ligt in het verschiet voor wie Jehovah trouw zijn?
18 „Waarlijk, louter goedheid en liefderijke goedgunstigheid zullen mij volgen al de dagen van mijn leven” (Psalm 23:6). Goedheid is een deel van de vrucht van Jehovah’s heilige geest (Galaten 5:22, 23). Gods goedheid en liefderijke goedgunstigheid worden ervaren door degenen die zijn weg bewandelen (Psalm 103:17, 18). Met een sterk geloof in Jehovah kan zijn volk elke beproeving die zij op hun weg vinden, onder de ogen zien. Zij zijn altijd het voorwerp van zijn zegen en liefdevolle zorg. En getrouwheid tot het einde zal eeuwig leven in de nieuwe wereld betekenen. Wat een wonderbaarlijk vooruitzicht!
19. (a) Wat betekent het ’in het huis van Jehovah te wonen’? (b) Wat heeft Jehovah’s organisatie opgericht om in deze tijd de ware aanbidding te bevorderen, en waarom achten duizenden opgedragen personen het een voorrecht daar te dienen? (c) Wie nog meer zijn vastbesloten Jehovah voor altijd te dienen?
19 „En ik zal stellig in het huis van Jehovah wonen tot in lengte van dagen.” In Davids tijd was Gods heiligdom de tabernakel, want de tempel was nog niet gebouwd. Omdat de psalmist een beminnelijk gastheer in gedachten had, betekende ’in Jehovah’s huis wonen’ een goede verhouding met Jehovah hebben als een gast van hem (Psalm 15:1-5). In deze tijd kan dat huis vereenzelvigd worden met Jehovah’s heilige tempel, zijn regeling voor zuivere aanbidding. Koning Salomo had het voorrecht de eerste materiële tempel te bouwen, die rijk versierd was met goud en die was gebouwd om Jehovah te eren. Wat was het een groot voorrecht om daar te dienen! Hoewel zo’n tempel niet meer bestaat, heeft God een heilige organisatie om hem te eren en de zuivere aanbidding te bevorderen. Als één manier om dit te doen, heeft Jehovah’s organisatie in een groot aantal landen Bethelhuizen opgericht. „Bethel” betekent „huis van God”, en duizenden opgedragen personen dienen in deze theocratische centra. Sommigen van deze mannen en vrouwen hebben op deze wijze „tot in lengte van dagen” gediend, omdat zij het grootste deel van hun leven in de Betheldienst hebben doorgebracht. Miljoenen anderen, geen leden van een Bethelfamilie, zijn al evenzeer vastbesloten Jehovah voor altijd te dienen.
20. (a) Waarom is Psalm 23 een bijzonder waardevol schriftgedeelte, en wat helpt deze psalm ons te ontwikkelen? (b) Welke voorrechten staan Jehovah’s getrouwe dienstknechten te wachten?
20 De 23ste Psalm is als een geslepen edelsteen met vele fonkelende facetten. Deze psalm verhoogt de glorieuze naam van onze liefdevolle hemelse Vader, Jehovah, en onthult hoe hij zijn schapen leidt en beschermt en voor hen zorgt. Als gevolg daarvan is zijn volk gelukkig en geestelijk goed gevoed en neemt het snel in aantal toe, zelfs in landen waar hevige tegenstand bestaat. Psalm 23 helpt ons ook een warme, vertrouwelijke band met onze Schepper te ontwikkelen. En wanneer wij naar de sterrenhemel kijken, zoals David zo vaak deed wanneer hij over zijn kudde waakte, zijn wij dankbaar dat de Schepper van dit ontzag inboezemende universum als een liefdevolle Herder voor ons zorgt. Liefdevol biedt hij ons ook eeuwig leven in de nieuwe wereld aan indien wij onze rechtschapenheid jegens hem bewaren. Wat zal het geweldig zijn om dan zulke getrouwe opgestane dienstknechten van God als David te ontmoeten! En wat een voorrecht om Jehovah, de Grote Herder, te dienen tot in alle eeuwigheid!
Wat zou u antwoorden?
◻ Hoe bewijst Jehovah onze liefdevolle Herder te zijn?
◻ Door middel waarvan ’leidt God ons in de sporen van rechtvaardigheid’?
◻ Hoe beschermt Jehovah zijn schapen?
◻ In welk opzicht heeft God een tafel voor ons gereedgemaakt te midden van onze vijanden?