De zienswijze van de bijbel
Hoe totaal is Gods vergeving?
„Ik denk dat God mijn zonden nooit zal vergeven. Wat ik gedaan heb maakt dat hij mij nooit zal aanvaarden.” — Gloria.
GLORIA had er geen moeite mee anderen te vertellen dat Jehovah hun zonden kon vergeven.a Maar wanneer zij over haar eigen fouten nadacht, voelde zij zich verworpen. Jehovah’s vergeving scheen buiten haar bereik.
Het besef van een verkeerde daad of levenswijze kan het geweten kwellen. „Ik bezweek eronder, ik kon de hele dag wel schreeuwen”, schreef David nadat hij gezondigd had. „Ik voelde me lusteloos” (Psalm 32:3, 4, Groot Nieuws Bijbel; vergelijk Psalm 51:3). Gelukkig schept Jehovah er behagen in dwaling te vergeven. Hij is „vergevensgezind”. — Psalm 86:5; Ezechiël 33:11.
Jehovah kijkt echter naar het hart. Zijn vergeving is niet op louter sentiment gebaseerd (Exodus 34:7; 1 Samuël 16:7). De zondaar moet zijn overtreding openlijk erkennen, oprecht van spijt blijk geven en zijn slechte handelwijze verwerpen als iets walglijks en verfoeilijks (Psalm 32:5; Romeinen 12:9; 2 Korinthiërs 7:11). Alleen dan kan een kwaaddoener vergeving ontvangen en „tijden van verkwikking” van Jehovah ervaren. — Handelingen 3:19.
Maar zelfs na berouw getoond te hebben, voelen sommigen zich nog steeds verworpen. Moeten zij altijd onder hun schuldgevoel gebukt blijven gaan? Welke troost is er in de bijbel te vinden voor degenen die berouw hebben van hun zonden en ze achter zich hebben gelaten, maar nog steeds een gekweld gemoed hebben? — Psalm 94:19.
Het wegtillen van de last
Diepbedroefd over zijn fouten bad David tot Jehovah: „Zie mijn ellende en mijn moeite, en vergeef [„neem het van mij af”, Willibrordvertaling] al mijn zonden” (Psalm 25:18). Volgens de grondtekst vroeg David Jehovah hier, meer te doen dan vergeven. Hij verzocht Jehovah zijn zonden ’van hem af te nemen’, ze op te tillen, te dragen of weg te dragen. Zonde heeft ernstige gevolgen, en daartoe behoorde voor David ongetwijfeld de last van een gekweld geweten.
Elk jaar werden de Israëlieten er visueel aan herinnerd dat Jehovah de zonden van de natie kon wegdragen. Op de Verzoendag legde de hogepriester zijn handen op de kop van een bok, beleed over hem de zonden van het volk en stuurde de bok vervolgens ver de wildernis in. Alle aanwezigen konden zich het wegnemen van de zonden van de natie aanschouwelijk voorstellen. — Leviticus 16:20-22.
Personen die berouw hebben van hun zonden kunnen dus moed vatten. De gang van zaken op de Verzoendag voorafschaduwde een veel grootsere voorziening voor het wegdragen van zonde — het loskoopoffer van Jezus Christus. Jesaja schreef profetisch over Jezus: „Hijzelf droeg van velen de zonde” (Jesaja 53:12). Vroeger begane zonden behoeven dus niet op het geweten te drukken. Maar zal Jehovah op een later tijdstip aan deze zonden herinneren?
Het kwijtschelden van de schuld
In zijn modelgebed zei Jezus: „Vergeef ons onze schulden” (Mattheüs 6:12). Het Griekse woord dat hier met ’vergeven’ is vertaald, is een vorm van een werkwoord dat ’kwijtschelden’ betekent. Vergeving van zonden wordt dus vergeleken met het kwijtschelden van een schuld. — Vergelijk Mattheüs 18:23-35.
Petrus weidde hierover uit toen hij zei: „Hebt daarom berouw en keert u om, opdat uw zonden worden uitgewist” (Handelingen 3:19). „Uitgewist” betekent tenietgedaan of ongedaan gemaakt. Het doet denken aan het uitvegen van een geschreven bericht, het schoonvegen van een lei. — Vergelijk Kolossenzen 2:13, 14.
Degenen die berouw hebben, behoeven dus niet bang te zijn dat God een schuld betaald wil krijgen die hij heeft kwijtgescholden. Hij verklaart: „Uw zonden zal ik niet gedenken” (Jesaja 43:25; Romeinen 4:7, 8). Wat betekent dit voor de berouwvolle zondaar?
Het verwijderen van de vlek
Bij monde van de profeet Jesaja heeft Jehovah gezegd: „Al zouden uw zonden als scharlaken blijken te zijn, ze zullen zo wit worden gemaakt als sneeuw; al zouden ze rood zijn als karmozijnen stof, ze zullen zelfs als wol worden.” — Jesaja 1:18.
Pogingen om een lelijke vlek uit een kledingstuk te verwijderen, zijn vaak tevergeefs. De vlek zal in het gunstigste geval vervagen, maar niettemin zichtbaar blijven. Wat een troost dat Jehovah zonden die zo opvallend zijn als scharlaken of karmozijn, zo wit kan maken als sneeuw. — Vergelijk Psalm 51:7.
Een berouwvol zondaar behoeft dus niet het gevoel te hebben dat er voor de rest van zijn leven een smet op hem rust. Jehovah beperkt zich niet tot het vervagen van de fouten, waardoor de berouwvolle in blijvende schande zou leven. — Vergelijk Handelingen 22:16.
Steun van anderen
Hoewel Jehovah de last van de zonde wegtilt, de schuld kwijtscheldt en de vlek verwijdert, kan een berouwvolle zich toch soms overweldigd voelen door wroeging. Paulus schreef over een berouwvol kwaaddoener in de gemeente Korinthe die door God vergeving werd geschonken maar die ’door zijn overmatige bedroefdheid verzwolgen [„door al te grote droefheid overmand”, WV]’ had kunnen worden. — 2 Korinthiërs 2:7.
Hoe kon deze persoon geholpen worden? Paulus vervolgt: ’Ik vermaan u, uw liefde jegens hem te bevestigen’ (2 Korinthiërs 2:8). Het woord dat Paulus gebruikte voor „bevestigen”, is een juridische term die „geldig verklaren” betekent. Ja, berouwvollen die van Jehovah vergeving hebben ontvangen, hebben ook de geldigverklaring of het stempel van goedkeuring van medechristenen nodig.
Het is begrijpelijk dat dit tijd kan kosten. De berouwvolle moet de smaad van zijn zonde door zijn levenswijze doen vergeten en een overtuigende reputatie van rechtvaardigheid opbouwen. Hij moet geduldig de gevoelens verdragen van iedereen die persoonlijk getroffen is door zijn vroegere overtredingen. Ondertussen kan hij zeker zijn van Jehovah’s totale vergeving, net als David dat was: „Zover als de zonsopgang verwijderd is van de zonsondergang, zover heeft [Jehovah] onze overtredingen van ons verwijderd.” — Psalm 103:12.
[Voetnoot]
a De naam is veranderd.
[Illustratieverantwoording op blz. 18]
Terugkeer van de verloren zoon, Rembrandt: Scala/Art Resource, N.Y.