Geniet van het leven, in de vrees voor Jehovah
„Vreest Jehovah, gij zijn heiligen, want er is geen gebrek voor degenen die hem vrezen.” — PSALM 34:9.
1, 2. (a) Welke tegengestelde opvattingen heeft de christenheid over de vrees voor God? (b) Welke vragen gaan we nu onder de loep nemen?
VOORGANGERS in de christenheid die mensen leren God te vrezen, doen dat vaak op basis van de on-Schriftuurlijke leerstelling dat God zondaars eeuwig straft in het hellevuur. Zo’n leerstelling is in strijd met wat de Bijbel over Jehovah leert, namelijk dat hij een God van liefde en gerechtigheid is (Genesis 3:19; Deuteronomium 32:4; Romeinen 6:23; 1 Johannes 4:8). Andere predikanten in de christenheid kiezen voor de tegenovergestelde benadering. Ze spreken nooit over de vrees voor God. In plaats daarvan leren ze dat God toegeeflijk is en bijna iedereen aanvaardt, ongeacht het soort leven dat hij leidt. Ook dat leert de Bijbel niet. — Galaten 5:19-21.
2 De Bijbel moedigt ons aan God te vrezen (Openbaring 14:7). Dat feit roept vragen op. Waarom wil een liefdevolle God dat we hem vrezen? Wat voor vrees verlangt God? Hoe kan het ons tot voordeel strekken als we God vrezen? Op die vragen gaan we in bij onze verdere bespreking van de 34ste Psalm.
Waarom we God moeten vrezen
3. (a) Hoe bezie je het gebod dat we God moeten vrezen? (b) Waarom zijn mensen die Jehovah vrezen gelukkig?
3 Als Schepper en Soevereine Heerser van het universum verdient Jehovah het gevreesd te worden (1 Petrus 2:17). Maar die vrees is geen kruiperige angst voor een wrede god. Het is een eerbiedig ontzag om wie Jehovah is. Het is ook de vrees hem te mishagen. Godvruchtige vrees is verheven en opbouwend, niet deprimerend of angstaanjagend. Jehovah, „de gelukkige God”, wil dat zijn menselijke schepping van het leven geniet (1 Timotheüs 1:11). Om dat te kunnen, moeten we echter naar Gods vereisten leven. Voor velen betekent dat een verandering van leefstijl. Iedereen die de nodige veranderingen aanbrengt, ervaart hoe waar de woorden van de psalmist David zijn: „Proeft en ziet dat Jehovah goed is; gelukkig is de fysiek sterke man die tot hem zijn toevlucht neemt. Vreest Jehovah, gij zijn heiligen, want er is geen gebrek voor degenen die hem vrezen” (Psalm 34:8, 9). Vanwege hun goede band met God ontbreekt het allen die Jehovah vrezen aan niets wat van blijvende waarde is.
4. Welke overeenkomstige verzekering hebben David en Jezus gegeven?
4 Merk op dat David, in de context van zijn tijd, zijn mannen eer betoonde door hen „heiligen” te noemen. Ze maakten deel uit van Gods heilige natie. Ze riskeerden ook hun leven door David te volgen. Hoewel ze op de vlucht waren voor koning Saul, had David het volste vertrouwen dat Jehovah in hun basisbehoeften zou blijven voorzien. David schreef: „De jonge leeuwen met manen hebben weinig voorhanden gehad en honger geleden; maar wie Jehovah zoeken, hun zal niets goeds ontbreken” (Psalm 34:10). Jezus gaf zijn volgelingen een soortgelijke verzekering. — Mattheüs 6:33.
5. (a) Wat was de achtergrond van veel volgelingen van Jezus? (b) Welke raad gaf Jezus op het punt van vrees?
5 Veel van de Joden die naar Jezus luisterden, behoorden tot de minder bevoorrechte, lagere klasse. Jezus had dan ook „medelijden met hen, omdat zij gestroopt en heen en weer gedreven waren als schapen zonder herder” (Mattheüs 9:36). Zouden zulke eenvoudige mensen de moed hebben om Jezus te volgen? Daarvoor zouden ze de vrees voor Jehovah, niet voor mensen, moeten ontwikkelen. Jezus zei: „Vreest niet hen die het lichaam doden en daarna niets meer kunnen doen. Ik zal u echter te kennen geven wie gij moet vrezen: Vreest hem die, nadat hij heeft gedood, autoriteit heeft om in Gehenna te werpen. Ja, ik zeg u, vreest Hem. Worden niet vijf mussen voor twee geldstukken van geringe waarde verkocht? Toch wordt niet één daarvan vergeten bij God. Maar zelfs de haren van uw hoofd zijn alle geteld. Vreest niet; gij zijt meer waard dan vele mussen.” — Lukas 12:4-7.
6. (a) Welke woorden van Jezus hebben christenen gesterkt? (b) Waarom geeft Jezus het beste voorbeeld in het tonen van godvruchtige vrees?
6 Als mensen die Jehovah vrezen door hun vijanden onder druk worden gezet om met het dienen van God op te houden, kunnen ze zich Jezus’ raad te binnen roepen: „Belijdt iemand voor de mensen dat hij in eendracht met mij is, dan zal ook de Zoon des mensen voor de engelen van God belijden in eendracht met hem te zijn. Maar wie mij verloochent voor de mensen, zal voor de engelen van God worden verloochend” (Lukas 12:8, 9). Die woorden hebben christenen gesterkt, vooral in landen waar de ware aanbidding verboden is. Ze blijven Jehovah op een discrete manier loven op vergaderingen en in hun bediening (Handelingen 5:29). Jezus geeft het beste voorbeeld in het tonen van „godvruchtige vrees” (Hebreeën 5:7). In het profetische Woord werd over hem voorzegd: „Op hem moet de geest van Jehovah komen te rusten, de geest . . . van de vrees voor Jehovah; en hij zal vreugde scheppen in de vrees voor Jehovah” (Jesaja 11:2, 3). Jezus is dus buitengewoon bevoegd om ons te leren wat de voordelen van godvruchtige vrees zijn.
7. (a) Hoe geven christenen in feite gehoor aan een uitnodiging die overeenkomt met een uitnodiging van David? (b) Hoe kunnen ouders Davids goede voorbeeld volgen?
7 Iedereen die Jezus’ voorbeeld volgt en zich aan zijn leringen houdt, geeft in feite gehoor aan een uitnodiging die overeenkomt met een uitnodiging die David deed: „Komt, gij zonen, luistert naar mij; de vrees voor Jehovah, die zal ik u leren” (Psalm 34:11). Het was voor David heel normaal zijn mannen als „zonen” aan te spreken omdat ze hem als hun leider beschouwden. En David van zijn kant bood zijn volgelingen geestelijke hulp zodat ze eensgezind konden zijn en Gods gunst konden genieten. Wat een prachtig voorbeeld is dat voor christelijke ouders! Jehovah heeft hun de autoriteit gegeven om hun zoons en dochters ’in het strenge onderricht en de ernstige vermaning van Jehovah groot te blijven brengen’ (Efeziërs 6:4). Door dagelijks met hun kinderen over geestelijke zaken te praten en door een geregelde Bijbelstudie met hen te hebben, helpen ouders hen in de vrees voor Jehovah van het leven te genieten. — Deuteronomium 6:6, 7.
Vrees voor God in de praktijk
8, 9. (a) Wat maakt een godvrezende leefstijl zo aantrekkelijk? (b) Wat is er betrokken bij het beveiligen van onze tong?
8 Zoals eerder is opgemerkt berooft de vrees voor Jehovah ons niet van onze vreugde. David vroeg: „Wie is de man die lust heeft in het leven, die genoeg dagen liefheeft om het goede te zien?” (Psalm 34:12) De vrees voor Jehovah is duidelijk de sleutel tot een lang, gelukkig leven en tot het zien van het goede. Zeggen dat we God vrezen is niet moeilijk, maar dat door ons gedrag bewijzen is nog iets heel anders. Vandaar dat David vervolgens uitlegt hoe we van vrees voor God blijk kunnen geven.
9 „Beveilig uw tong voor wat slecht is, en uw lippen voor het spreken van bedrog” (Psalm 34:13). De apostel Petrus citeerde dit gedeelte van de 34ste Psalm onder inspiratie nadat hij christenen de raad had gegeven broederlijke genegenheid voor elkaar te hebben (1 Petrus 3:8-12). Onze tong beveiligen voor wat slecht is, wil zeggen dat we het zullen vermijden schadelijk geklets te verspreiden. In plaats daarvan zullen we er altijd naar streven opbouwend te zijn als we met anderen praten. Verder zullen we ernaar streven moedig te zijn en de waarheid te spreken. — Efeziërs 4:25, 29, 31; Jakobus 5:16.
10. (a) Leg uit wat het wil zeggen ons af te keren van wat slecht is. (b) Wat is er betrokken bij doen wat goed is?
10 „Keer u af van wat slecht is en doe wat goed is; zoek vrede en streef die na” (Psalm 34:14). We vermijden dingen die God afkeurt, zoals seksuele immoraliteit, pornografie, diefstal, spiritisme, geweld, dronkenschap en drugsgebruik. We wijzen ook amusement af waarin ons zulke walgelijke dingen worden voorgeschoteld (Efeziërs 5:10-12). In plaats daarvan gebruiken we onze tijd om het goede te doen. Het beste wat we kunnen doen, is een geregeld aandeel te hebben aan de Koninkrijksprediking en het maken van discipelen, waarmee we anderen helpen redding te verwerven (Mattheüs 24:14; 28:19, 20). Tot het goede doen behoort ook dat we ons voorbereiden op vergaderingen en die bijwonen, bijdragen geven voor het wereldwijde werk, onze Koninkrijkszaal onderhouden en ons bekommeren om de behoeften van minderbedeelde christenen.
11. (a) Hoe bracht David in praktijk wat hij over vrede predikte? (b) Wat kunnen wij persoonlijk doen om ’vrede na te streven’ in de gemeente?
11 David gaf een goed voorbeeld in het nastreven van vrede. Twee keer was hij in de gelegenheid Saul te doden. Beide keren onthield hij zich van geweld en sprak hij later eerbiedig tegen de koning in de hoop de vrede te herstellen (1 Samuël 24:8-11; 26:17-20). Wat kan er in deze tijd worden gedaan als een situatie de vrede van de gemeente dreigt te verstoren? We moeten ’vrede zoeken en die nastreven’. Hebben we dus het gevoel dat de relatie tussen ons en een geloofsgenoot gespannen is, dan volgen we Jezus’ raad op: „Sluit eerst vrede met uw broeder.” Daarna gaan we door met andere aspecten van de ware aanbidding. — Mattheüs 5:23, 24; Efeziërs 4:26.
God vrezen wordt rijk beloond
12, 13. (a) Welke voordelen genieten personen die God vrezen in deze tijd? (b) Welke grootse beloning zal getrouwe aanbidders binnenkort ten deel vallen?
12 „De ogen van Jehovah zijn gewend naar de rechtvaardigen, en zijn oren naar hun hulpgeschreeuw” (Psalm 34:15). Het verslag over Gods bemoeienissen met David bewijst dat die woorden waar zijn. In deze tijd ervaren we intense vreugde en innerlijke vrede omdat we weten dat Jehovah over ons waakt. We hebben het volste vertrouwen dat hij ons altijd zal geven wat we nodig hebben, zelfs als we onder grote druk staan. We weten dat alle ware aanbidders in de nabije toekomst met de voorzegde aanval door Gog van Magog en met de „vrees inboezemende dag van Jehovah” geconfronteerd zullen worden (Joël 2:11, 31; Ezechiël 38:14-18, 21-23). Met welke situatie we dan ook te maken krijgen, Davids woorden zullen in ons geval opgaan: „Zij riepen luid, en Jehovah zelf hoorde, en uit al hun noden heeft hij hen bevrijd.” — Psalm 34:17.
13 Wat opwindend zal het dan zijn om te zien hoe Jehovah zijn grote naam verheerlijkt! Ons hart zal meer dan ooit vol ontzag en eerbied zijn, en alle tegenstanders zullen roemloos ten onder gaan. „Het aangezicht van Jehovah is tegen hen die doen wat slecht is, om hun vermelding van de aarde zelf af te snijden” (Psalm 34:16). Wat een rijke beloning zal het zijn die grootse bevrijding mee te maken en Gods rechtvaardige nieuwe wereld binnen te gaan!
Beloften die ons helpen te volharden
14. Wat zal ons helpen om ondanks rampspoed te volharden?
14 Ondertussen vergt het volharding om Jehovah in een verdorven en vijandige wereld te blijven gehoorzamen. Vrees voor God is een grote hulp bij het ontwikkelen van gehoorzaamheid. Wegens de kritieke tijden waarin we leven, maken sommige aanbidders van Jehovah verschrikkelijke dingen mee die als het ware hun hart breken en hun geest verbrijzelen. Ze kunnen er echter absoluut zeker van zijn dat als ze zich op Jehovah verlaten, hij hen zal helpen te volharden. Davids woorden schenken ware troost: „Jehovah is nabij de gebrokenen van hart; en de verbrijzelden van geest redt hij” (Psalm 34:18). Aanmoedigend zijn ook Davids volgende woorden: „Talrijk zijn de rampspoeden van de rechtvaardige, maar uit die alle bevrijdt Jehovah hem” (Psalm 34:19). Hoeveel rampspoed ons ook mag overkomen, Jehovah is sterk genoeg om ons te bevrijden.
15, 16. (a) Welke rampspoed kwam David kort na het componeren van Psalm 34 ter ore? (b) Wat zal ons helpen beproevingen te doorstaan?
15 Kort nadat David Psalm 34 gecomponeerd had, hoorde hij van de rampspoed die de inwoners van Nob was overkomen, toen Saul hen en de meeste priesters afslachtte. Wat moet hij zich ellendig gevoeld hebben bij de gedachte dat het zijn bezoek aan Nob was dat Sauls woede had gewekt! (1 Samuël 22:13, 18-21) David heeft zich ongetwijfeld om hulp tot Jehovah gewend en hij heeft vast en zeker troost geput uit het vooruitzicht op een toekomstige opstanding van „de rechtvaardigen”. — Handelingen 24:15.
16 Tegenwoordig sterkt de opstandingshoop ook ons. We weten dat niets wat onze vijanden doen, ons blijvende schade kan berokkenen (Mattheüs 10:28). David bracht eenzelfde overtuiging onder woorden toen hij in verband met „de rechtvaardige” zei: „Hij behoedt al zijn beenderen; niet één ervan is gebroken” (Psalm 34:19, 20). Dat ging letterlijk in vervulling in het geval van Jezus. Hoewel Jezus op een wrede manier ter dood werd gebracht, werd niet een van zijn beenderen „verbrijzeld” (Johannes 19:36). In een uitgebreidere toepassing verzekert Psalm 34:20 ons dat ongeacht met welke beproevingen gezalfde christenen en hun metgezellen, de „andere schapen”, te maken krijgen, ze nooit blijvende schade zullen oplopen. Figuurlijk gesproken zullen hun beenderen nooit verbrijzeld worden. — Johannes 10:16.
17. Welke rampspoed wacht berouwloze haters van Jehovah’s volk?
17 Voor de goddelozen is de situatie anders. Die zullen weldra het slechte oogsten dat ze gezaaid hebben. „Rampspoed zal de góddeloze ter dood brengen; en juist zij die de rechtvaardige haten, zullen voor schuldig gehouden worden” (Psalm 34:21). Allen die zich tegen Gods volk blijven keren, wacht de ergst mogelijke rampspoed. Bij de openbaring van Jezus Christus zullen ze „de gerechtelijke straf van eeuwige vernietiging ondergaan”. — 2 Thessalonicenzen 1:9.
18. In welke zin is de „grote schare” al verlost, en wat zal ze in de toekomst ervaren?
18 Davids psalm besluit met deze geruststellende woorden: „Jehovah verlost de ziel van zijn knechten; en geen van hen die tot hem hun toevlucht nemen, zal voor schuldig gehouden worden” (Psalm 34:22). Tegen het einde van zijn veertigjarige regering zei koning David: ’God heeft mijn ziel uit alle benauwdheid verlost’ (1 Koningen 1:29). Net als David zullen mensen die Jehovah vrezen in de nabije toekomst terug kunnen kijken en zich kunnen verheugen over hun verlossing van elke schuld wegens zonde en over hun bevrijding uit al hun beproevingen. De meeste gezalfde christenen hebben hun hemelse beloning reeds ontvangen. „Een grote schare” uit alle naties voegt zich nu bij de overgeblevenen van Jezus’ broeders in het dienen van God en geniet als gevolg daarvan een reine reputatie bij Jehovah. Dat komt doordat ze geloof oefenen in de verlossende kracht van Jezus’ vergoten bloed. Tijdens de komende duizendjarige regering van Christus zullen de voordelen van het loskoopoffer ten volle op hen van toepassing worden gebracht, waardoor ze tot menselijke volmaaktheid worden verheven. — Openbaring 7:9, 14, 17; 21:3-5.
19. Waartoe zijn de leden van de „grote schare” vastbesloten?
19 Waarom zullen al die zegeningen de „grote schare” van Gods aanbidders ten deel vallen? Omdat ze vastbesloten zijn Jehovah te blijven vrezen en hem vol ontzag en in eerbiedige gehoorzaamheid te blijven dienen. De vrees voor Jehovah maakt het leven nu beslist al aangenaam en helpt ons ’het werkelijke leven stevig vast te grijpen’ — eeuwig leven in Gods nieuwe wereld. — 1 Timotheüs 6:12, 18, 19; Openbaring 15:3, 4.
Overzichtsvragen
• Waarom moeten we God vrezen, en wat wil het zeggen hem te vrezen?
• Welke uitwerking moet vrees voor God op ons gedrag hebben?
• Hoe wordt godvrezendheid beloond?
• Welke beloften helpen ons te volharden?
[Illustratie op blz. 26]
Personen die Jehovah vrezen, gaan onder verbodsbepalingen voorzichtig te werk
[Illustratie op blz. 28]
Het allerbeste wat we voor onze naasten kunnen doen, is het goede nieuws van het Koninkrijk met hen te delen