Hoed u voor schadelijk geklets!
„In de overvloed van woorden ontbreekt overtreding niet, maar wie zijn lippen in bedwang houdt, handelt beleidvol.” — SPREUKEN 10:19.
1. Hoe schadelijk is boosaardig geklets, of laster?
NIETS kan van dodelijk gif een gezonde drank maken. Boosaardig geklets, of laster, is heel passend vergeleken met gif, dat bovendien een oprecht persoon kan beroven van zijn goede naam. De Romeinse dichter Juvenalis noemde laster „die ergste van alle vergiften”. En de Engelse toneelschrijver William Shakespeare liet een van zijn personages zeggen: „Hij die mij mijn goede naam ontneemt, berooft mij van wat hem niet rijker maakt en mij doodarm.”
2. Welke vragen verdienen een beschouwing?
2 Maar wat is nu precies geklets? Waarin kan het verschillen van laster? Waarom dient men te waken tegen schadelijk geklets? En hoe kan men dit?
Waarin ze verschillen
3. Wat is het verschil tussen geklets en laster?
3 Geklets is „beuzelpraat, loos gepraat — niet altijd waar — over andere mensen en hun aangelegenheden”. Het is „luchtige, gemeenzame praat”. Omdat wij allemaal geïnteresseerd zijn in mensen, zeggen wij soms goede, opbouwende dingen over anderen. Laster is anders. Het is „een onjuist bericht dat bedoeld is om de goede naam en reputatie van een ander te schaden”. Zulk gepraat is gewoonlijk boosaardig en het is onchristelijk.
4. Wat zegt een schrijver over de wijze waarop laster kan beginnen, en waaruit spruit dit kwaad voort?
4 Onschuldig gepraat kan in gemene laster ontaarden. De schrijver Arthur Mee zei: „Heel vaak is het zo dat de laster die een man schaadt en zijn ondergang kan bewerken, begint met een kletspraatje, het geklets dat wellicht aanvankelijk uit niets ergers voortspruit dan ledigheid. Het is een groot kwaad, een van de ergste in de wereld, maar in de regel spruit het voort uit onwetendheid. Wij treffen het in hoofdzaak aan onder hen die heel weinig te doen hebben en geen bepaald doel in het leven hebben.”
5. Wat is de kern van Paulus’ raad in 1 Timótheüs 5:11-15?
5 Omdat leeg gepraat tot laster kan leiden, sprak de apostel Paulus zich uit tegen zekere praatzieke personen. Na het te hebben gehad over weduwen die in aanmerking kwamen voor materiële hulp van de gemeente, schreef hij: „Wijs . . . jongere weduwen af, want wanneer hun seksuele driften tussen hen en de Christus zijn gekomen, . . . leren zij [terzelfder tijd] ook zonder bezigheid te zijn, door doelloos bij de huizen rond te lopen; ja, niet alleen zonder bezigheid, maar zij worden ook roddelaarsters [kletskousen, Groot Nieuws Bijbel] en laten zich in met andermans zaken en praten over dingen waarover zij niet behoren te praten. Daarom wens ik dat de jongere weduwen trouwen, kinderen baren, een huishouding besturen en de tegenstander geen aanleiding tot schimpen geven. Sommigen hebben zich in feite reeds afgekeerd om Satan te volgen.” — 1 Timótheüs 5:11-15.
6. Wat dient er gedaan te worden om een persoonlijke zwakheid te overwinnen voor het soort gepraat dat tot laster kan leiden?
6 Aangezien Paulus onder goddelijke inspiratie schreef, maakte hij geen onbillijke opmerkingen over die vrouwen. Wat hij zei, verdient zeer ernstige overweging. Geen godvruchtige vrouw wil ’zich afkeren en Satan volgen’. Maar als een christelijke vrouw nu bemerkt dat zij een zwak heeft voor het soort gepraat waarmee zij zich schuldig zou kunnen maken aan laster? Dan dient zij nederig acht te slaan op Paulus’ raad: „Vrouwen moeten . . . ernstig zijn, geen lasteraarsters.” Hij zei ook: „De bejaarde vrouwen [moeten] eerbiedig in hun gedrag zijn, geen lasteraarsters” (1 Timótheüs 3:11; Titus 2:3). Ook broeders dienen die wijze raad in alle ernst toe te passen.
7. Hoe zou u schriftuurlijk beredeneren dat wij allemaal dienen op te passen met wat wij zeggen?
7 Natuurlijk praten wij allemaal bij tijden over anderen, hun ervaringen in de velddienst, enzovoorts. Laten wij echter nooit ’neerzitten en tegen onze broeder spreken’ (Psalm 50:19, 20). Ja, het is wijs om niet te veel te praten, want „in de overvloed van woorden ontbreekt overtreding niet, maar wie zijn lippen in bedwang houdt, handelt beleidvol” (Spreuken 10:19). Wij moeten dus waken tegen geklets, ook al lijkt het niet schadelijk. Wij hoeven helemaal niet constant over mensen te praten, aangezien wij prachtige gespreksstof hebben aan onderwerpen die rechtvaardig, eerbaar, liefelijk, deugdzaam en lofwaardig zijn. — Filippenzen 4:8.
Hoe geklets tot laster wordt
8. Waarom is het niet altijd verkeerd om over medechristenen te praten?
8 Er schuilt geen kwaad in om over de velddienst en andere godvruchtige activiteiten van medegelovigen te praten als wij nauwkeurig zijn en er geen schade voortspruit uit wat wij zeggen. Positieve opmerkingen van dit soort kunnen anderen in feite aanmoedigen. (Vergelijk Handelingen 15:30-33.) Sommige christenen praatten over de getrouwe oudere man Gajus, aan wie de apostel Johannes schreef: „Geliefde, gij doet een getrouw werk in al wat gij voor de broeders doet, en dat nog wel voor vreemden, die ten overstaan van de gemeente van uw liefde getuigenis hebben afgelegd” (3 Johannes 5, 6). Het is dus niet altijd verkeerd om over medechristenen te praten.
9. (a) Hoe zou luchtig gepraat kunnen ontaarden in belasteren van de oprechten? (b) Welke vragen kunnen wij onszelf terecht stellen?
9 Luchtige praat kan echter ontaarden in belasteren van de oprechten als wij in hun privé-aangelegenheden gaan wroeten, hun beweegredenen in twijfel trekken of achterdocht wekken ten aanzien van hun gedrag. Wij zouden het tot een goede gewoonte kunnen maken onszelf vragen te stellen als: Zou wat ik zeg de reputatie van een ander kunnen schaden? Is wat ik zeg, waar? (Openbaring 21:8) Zou ik hetzelfde zeggen als hij erbij was? Zou het tweedracht zaaien in de gemeente? Zouden mijn opmerkingen hem dienstvoorrechten kunnen kosten? Zou er afgunst in mijn hart kunnen zijn? (Galaten 5:25, 26; Titus 3:3) Zou de vrucht van mijn opmerkingen goed of slecht zijn? (Matthéüs 7:17-20) Zou ik soortgelijke dingen over de apostelen hebben gezegd? (2 Korinthiërs 10:10-12; 3 Johannes 9, 10) Past zulk gepraat degenen die Jehovah vereren?
10, 11. Wat zullen wij gezien Psalm 15:1, 3 niet doen als wij Gods gast wensen te zijn?
10 Verwijzend naar hen die God vereren, vraagt Psalm 15:1: „O Jehovah, wie zal een gast zijn in uw tent? Wie zal op uw heilige berg verblijven?” En dan antwoordt de psalmist David betreffende zo iemand: „Hij heeft met zijn tong niet gelasterd. Zijn metgezel heeft hij niets kwaads aangedaan, en geen smaad heeft hij opgenomen tegen zijn intieme kennis” (Psalm 15:3). „Gelasterd” komt hier van een Hebreeuws werkwoord dat „te voet gaan” betekent en vervolgens ook „rondgaan”. De Israëlieten werd geboden: „Ga niet rond om laster te verbreiden onder uw volk” (Leviticus 19:16, New International Version). Een ieder die ’rondgaat om laster te verbreiden’, is niet Gods gast en vriend.
11 Vrienden van God doen hun metgezellen niets kwaads aan en zullen geen smadelijke verhalen opnemen — voor waar aannemen — over oprechte kennissen. In plaats van onware verhalen over medegelovigen te verbreiden en de boze smaad die zij al van de kant van goddelozen verduren, nog te verergeren, dienen wij gunstig over hen te spreken. Nooit zullen wij de last van onze getrouwe broeders en zusters willen verzwaren door smadelijke dingen over hen te zeggen.
Wanneer er moeilijkheden rijzen
12. Hoe kan Handelingen 15:36-41 ons helpen als wij in de verleiding komen om te kletsen over iemand met wie wij onenigheid hebben?
12 Onvolmaakt als wij zijn, kunnen wij in de verleiding komen nadelig te spreken over iemand met wie wij een ernstig meningsverschil hebben gehad. Maar beschouw wat er gebeurde toen de apostel Paulus op het punt stond aan zijn tweede zendingsreis te beginnen. Hoewel Barnabas vastbesloten was ook Markus mee te nemen, was Paulus het daar niet mee eens, „aangezien hij [Markus] hen van Pamfylië af had verlaten en zich niet met hen tot het werk had begeven”. Daarop volgde „een scherpe uitbarsting van toorn” en gingen zij uit elkaar. Barnabas nam Markus mee naar Cyprus, terwijl Paulus met Silas als reisgenoot door Syrië en Cilicië trok (Handelingen 15:36-41). Later werd de breuk tussen Paulus, Barnabas en Markus kennelijk geheeld, want Markus was in Rome bij de apostel, en Paulus sprak gunstig over hem (Kolossenzen 4:10). Ook al was er dan onenigheid geweest, uit niets blijkt dat die christenen onder medegelovigen waren rondgegaan om over elkaar te kletsen.
13. Bij welke kwestie in verband met Petrus weerstond Paulus een mogelijke verleiding om over een medechristen te kletsen?
13 Paulus weerstond ook een mogelijke verleiding om tot schadelijk geklets zijn toevlucht te nemen, toen hij Cefas (Petrus) terechtwees, die zich ervoor had geschaamd met gelovigen uit de heidenen te eten en omgang te hebben omdat er zekere joodse christenen uit Jeruzalem waren gekomen. In plaats van achter diens rug over Petrus te praten, „weerstond [Paulus] hem van aangezicht tot aangezicht”, en uitte hij zijn mening „waar allen bij waren” (Galaten 2:11-14). Evenmin ging Petrus over zijn terechtwijzer kletsen. Later noemde hij hem zelfs „onze geliefde broeder Paulus” (2 Petrus 3:15). Ook al moet een medegelovige terechtgewezen worden, dan levert dit dus nog geen excuus op om over hem te gaan kletsen. Er zijn heel goede redenen om te waken tegen zulk gepraat en weerstand te bieden aan de verleiding om schadelijke kletspraatjes te verbreiden.
Waarom waakzaam zijn?
14. Wat is de belangrijkste reden om niet naar schadelijk geklets te luisteren of het te verbreiden?
14 De voornaamste reden waarom wij niet naar schadelijk geklets moeten luisteren en er niet aan mee kunnen doen het te verbreiden, is dat wij Jehovah willen behagen die laster veroordeelt. Zoals reeds opgemerkt, werd de manier waarop God zulke praat beziet, duidelijk gemaakt toen de Israëlieten het gebod kregen: „Gij moogt niet onder uw volk rondgaan om te lasteren. Gij moogt niet tegen het bloed van uw naaste optreden. Ik ben Jehovah” (Leviticus 19:16). Als wij goddelijke gunst willen genieten, dan zullen wij in onze gesprekken over niemand lasterlijk mogen spreken.
15. Wie is de grootste lasteraar, en welk effect kan het hebben op onze verhouding met God als wij aan schadelijke kletspraatjes meedoen?
15 Een andere reden om niet mee te doen aan schadelijke kletspraatjes is dat dat kan leiden tot het imiteren van Satan, de belangrijkste lasteraar van Jehovah. Deze aartsvijand van God kreeg terecht de naam „Duivel” (Grieks: di·aʹbo·los), hetgeen „lasteraar” betekent. Toen Eva naar Satans lasterlijke praat over God luisterde en op grond daarvan handelde, werd het eerste mensenpaar gescheiden van hun beste Vriend (Genesis 3:1-24). Laten wij nooit bezwijken voor Satans boze plannen en verwikkeld raken in schadelijke praat die door God wordt afgekeurd, en die ons daarom kan scheiden van onze beste Vriend, Jehovah God.
16. Hoe ’scheidt een lasteraar hen die vertrouwelijk met elkaar omgaan’?
16 Wij moeten niet luisteren naar boosaardige kwaadsprekers, aangezien zij vrienden scheiden. Vaak overdrijven lasteraars, stellen zij de zaken verkeerd voor, liegen zij en gebruiken zij een stortvloed van ophitsende woorden. In plaats van rechtstreeks met de betrokkene zelf te spreken, fluisteren zij achter zijn rug. Vaak wordt er allerlei ongefundeerde achterdocht gewekt. Zo ’scheidt een lasteraar hen die vertrouwelijk met elkaar omgaan’. — Spreuken 16:28.
17. Waarom dienen wij ertegen te waken dat wij diep in luchtige kletspraat verwikkeld raken?
17 Wij moeten er zelfs tegen waken diep verwikkeld te raken in wat slechts luchtig gepraat over anderen is. Waarom? Omdat een opmerking die niet is bedoeld om iemand te schaden, schadelijk kan worden wanneer ze wordt herhaald. Ze kan zo opgesmukt of verdraaid worden dat ze de reputatie van een godvruchtig persoon schaadt en hem van zijn goede naam berooft. Als dat zou gebeuren, hoe zou u zich dan voelen als u de bron van het verhaal was of het zelfs maar had doorgegeven? Mensen zouden u kunnen beschouwen als iemand die gemakkelijk schade kan aanrichten en zouden daarom misschien niet langer omgang met u zoeken. — Vergelijk Spreuken 20:19.
18. Hoe kan geklets iemand tot een leugenaar maken?
18 Een andere reden om op uw hoede te zijn is dat schadelijk geklets u tot een leugenaar kan maken. „De woorden van een lasteraar zijn als dingen die men gulzig inslikt, welke werkelijk afdalen naar de binnenste delen van de buik” (Spreuken 26:22). Wat zijn de consequenties als u leugens inslikt, ze voor waar aanneemt, en ze dan herhaalt? Welnu, ook al denkt u dat de leugens waar zijn, u liegt wanneer u ze verbreidt. Wanneer de onwaarheid ervan aan het licht wordt gebracht, kan men u als een leugenaar gaan bezien. Wilt u dat dat gebeurt? Stelt God valse leraren niet verantwoordelijk voor religieuze leugens? Ja, en evenzo rekent hij leugenachtige lasteraars dat aan. Jezus waarschuwde: „Van ieder zinloos woord dat mensen spreken, zullen zij rekenschap afleggen op de dag van het oordeel; want uw eigen woorden zullen u vrijspreken en uw eigen woorden zullen u veroordelen” (Matthéüs 12:36, 37, Byington). Daar „een ieder van ons voor zichzelf rekenschap [zal] afleggen aan God”, wilt u dan soms dat hij u veroordeelt als een leugenachtige lasteraar? — Romeinen 14:12.
19. Waarom kan er gezegd worden dat schadelijk geklets moordzuchtig kan zijn?
19 Nog een reden om geen schadelijk geklets te verbreiden is dat het moordzuchtig kan zijn. Ja, het kan dodelijk zijn, en de goede reputatie van een onschuldige verwoesten. Sommige tongen zijn ’scherpe zwaarden’, en bittere woorden zijn als pijlen die vanuit een hinderlaag op de onberispelijke worden afgeschoten. David bad: „Moogt gij [Jehovah] mij verbergen voor het vertrouwelijke gesprek der boosdoeners, voor het tumult van de beoefenaars van wat schadelijk is, die hun tong hebben gescherpt net als een zwaard, die hun pijl, bittere taal, hebben aangelegd om uit verborgen plaatsen op de onberispelijke te schieten” (Psalm 64:2-4). Wilt u het op uw geweten hebben zulke kwade dingen over een medemens gezegd te hebben dat hij zich gedrongen voelde tot God om verlichting te bidden, zoals de psalmist deed? Wilt u schuldig zijn aan wat neerkomt op moord?
20. (a) Wat kan er voor zover het Gods gemeente betreft, met een onberouwvolle lasteraar gebeuren? (b) Welke zorgvuldigheid moeten ouderlingen betrachten in verband met geklets en laster?
20 Laster kan ertoe leiden dat men uit Gods organisatie verwijderd wordt; een lasteraar kan uit de gemeenschap gesloten worden, misschien als een onberouwvolle leugenaar. Een dergelijke actie dient echter niet ondernomen te worden tegen hen die zich schuldig maken aan luchtig geklets. Ouderlingen dienen de aangelegenheden onder gebed te beschouwen en een scherp onderscheid te maken tussen louter kletspraatjes en kwaadaardige laster. Om uitgesloten te kunnen worden, moet de kwaaddoener een boosaardige, onberouwvolle lasteraar zijn. Ouderlingen zijn niet gemachtigd iemand uit te sluiten voor onbeduidende kletspraat die ingegeven wordt door belangstelling voor mensen maar niet onwaar of boosaardig is. Een kwestie moet niet buiten alle proporties worden opgeblazen, en er moeten getuigen zijn met een steekhoudend getuigenis dat bewijst dat er onmiskenbaar sprake is van laster (1 Timótheüs 5:19). Onberouwvolle lasteraars worden in de eerste plaats uitgesloten opdat er een eind wordt gemaakt aan boosaardig geklets en de gemeente gespaard wordt voor aantasting door het zuurdesem van zonde (1 Korinthiërs 5:6-8, 13). Maar nooit mogen ouderlingen overijld te werk gaan en iemand op onschriftuurlijke gronden uitsluiten. Door middel van gebed en raad zullen zij vaak de persoon kunnen helpen berouw te hebben, verontschuldigingen aan te bieden of het anderszins weer goed te maken, en verdere vorderingen te maken in het temmen van de tong.
Is het laster?
21. Wat dient u te doen in plaats van over een kwaaddoener te kletsen?
21 Een wijze spreuk luidt: „Wie als een lasteraar rondgaat, legt vertrouwelijke gesprekken bloot, maar wie getrouw van geest is, bedekt een zaak” (Spreuken 11:13). Betekent dit dat als u weet dat iemand in het geheim grove zonden beoefent, het laster zou zijn daar iets over te zeggen? Nee. Uiteraard dient u niet over de kwestie te kletsen. U moet de kwaaddoener erover aanspreken en er bij hem op aandringen de hulp van de ouderlingen in te roepen (Jakobus 5:13-18). Als hij dat niet binnen een redelijke periode doet, dient bezorgdheid voor de reinheid van de gemeente u ertoe te bewegen de kwestie aan de ouderlingen te melden. — Leviticus 5:1.
22. Waarom kunnen wij zeggen dat 1 Korinthiërs 1:11 geen machtiging vormt voor kletsen?
22 Zo’n melding zou kunnen resulteren in streng onderricht voor de kwaaddoener, en dat zou niet vreugdevol schijnen. Toch zal iemand die door streng onderricht geoefend is, de vrucht van rechtvaardigheid oogsten (Hebreeën 12:11). Kwaaddoen dient onthuld te worden aan hen die aangesteld zijn om dergelijke aangelegenheden te behandelen, niet aan praters die erover kunnen gaan kletsen. Paulus vertelde christenen in Korinthe: „Er is mij . . . door de huisgenoten van Chloë omtrent u onthuld, mijn broeders, dat er onenigheden onder u bestaan” (1 Korinthiërs 1:11). Strooiden leden van dat huisgezin kletspraatjes over medegelovigen rond? Nee, er was een aangelegenheid gemeld aan een verantwoordelijke ouderling die stappen kon ondernemen om degenen die hulp nodig hadden bij te staan zodat zij weer veilig op het pad des levens zouden voortgaan.
23. Welke vraag verdient nog een beschouwing?
23 Als wij iemand helpen zich te hoeden voor betrokkenheid bij schadelijk geklets, doen wij dat voor zijn bestwil. Een wijze spreuk zegt: „Wie zijn mond behoedt, behoudt zijn ziel. Wie zijn lippen wijd opent — voor hem zal er ondergang zijn” (Spreuken 13:3). Het is dus duidelijk dat er goede redenen bestaan om ons te hoeden voor schadelijk geklets en goddeloze laster. Maar hoe kan schadelijk geklets de kop ingedrukt worden? Het volgende artikel zal dit bespreken.
Wat zijn uw antwoorden?
◻ Wat is het verschil tussen luchtig geklets en laster?
◻ Hoe kan geklets in laster ontaarden?
◻ Wat zijn enkele redenen om ons te hoeden voor schadelijk geklets?
◻ Waarom is het geen kwestie van laster wanneer wij het grove kwaaddoen van een ander melden?
[Illustratie op blz. 14]
Zorg ervoor dat u zich er nooit aan schuldig maakt iemand in de rug te schieten door over hem te kletsen