Hoofdstuk achtentwintig
Het paradijs hersteld!
1. Waarom houden veel godsdiensten hun leden de hoop op leven in een paradijs voor?
„HEIMWEE naar het paradijs is een van de sterke verlangens die steeds weer bij de mens lijken op te komen. Het is misschien wel het sterkste en hardnekkigste verlangen dat er is. Een zekere hunkering naar het paradijs is op elk niveau van het godsdienstig leven te bespeuren.” Dat schrijft The Encyclopedia of Religion. Zo’n verlangen is alleen maar natuurlijk, omdat de bijbel ons vertelt dat het menselijk leven begonnen is in het paradijs — een prachtige tuin vrij van ziekte en dood (Genesis 2:8-15). Het is niet verwonderlijk dat veel van de godsdiensten die de wereld kent hun leden de hoop op toekomstig leven in enigerlei paradijs voorhouden.
2. Waar kunnen wij de ware hoop op een toekomstig paradijs vinden?
2 In veel delen van de bijbel kunnen wij over de ware hoop op het toekomstige paradijs lezen (Jesaja 51:3). Zo beschrijft het gedeelte van Jesaja’s profetie dat in hoofdstuk 35 opgetekend staat, de transformatie van wildernissen in tuinachtige parken en vruchtbare velden. De blinden gaan zien, de stommen kunnen spreken en de doven kunnen horen. In dit beloofde paradijs is geen droefheid of zuchten, wat betekent dat zelfs de dood er niet meer is. Wat een schitterende belofte! Hoe moeten deze woorden opgevat worden? Bieden ze ons in deze tijd hoop? Een beschouwing van dit hoofdstuk van Jesaja zal de antwoorden op deze vragen verschaffen.
Een woest liggend land verheugt zich
3. Welke transformatie zal het land volgens Jesaja’s profetie ondergaan?
3 Jesaja’s geïnspireerde profetie over het herstel van het paradijs begint met deze woorden: „De wildernis en de waterloze streek zullen zich uitbundig verheugen, en de woestijnvlakte zal blij zijn en bloeien als de saffraan. Ze zal zonder mankeren bloeien, en ze zal werkelijk blij zijn met blijdschap en met vreugdegeroep. De heerlijkheid van de Libanon zelf moet haar gegeven worden, de pracht van de Karmel en van Saron. Er zullen er zijn die de heerlijkheid van Jehovah, de pracht van onze God, zullen zien.” — Jesaja 35:1, 2.
4. Wanneer gaat het land van de joden er als een wildernis uitzien, en hoe komt dat?
4 Jesaja schrijft deze woorden omstreeks het jaar 732 v.G.T. Zo’n 125 jaar later verwoesten de Babyloniërs Jeruzalem en wordt de bevolking van Juda in ballingschap gevoerd. Hun land blijft onbewoond achter, woest en verlaten (2 Koningen 25:8-11, 21-26). Op die manier gaat Jehovah’s waarschuwing dat de bevolking van Israël in ballingschap zou gaan als ze ontrouw bleek te zijn in vervulling (Deuteronomium 28:15, 36, 37; 1 Koningen 9:6-8). Wanneer de Hebreeuwse natie in gevangenschap raakt in een vreemd land, blijven hun goedbevloeide velden en boomgaarden zeventig jaar onverzorgd en worden ze net een wildernis. — Jesaja 64:10; Jeremia 4:23-27; 9:10-12.
5. (a) Hoe gaan er weer paradijselijke toestanden in het land heersen? (b) In welke zin „zien” mensen „de heerlijkheid van Jehovah”?
5 Jesaja’s profetie voorzegt echter dat het land niet eeuwig woest zal blijven liggen. Het zal hersteld worden tot een waar paradijs. „De heerlijkheid van de Libanon” en „de pracht van de Karmel en van Saron” zal het krijgen.a Hoe? Na hun terugkeer uit de ballingschap kunnen de joden hun velden weer bewerken en bevloeien en wordt hun land weer even vruchtbaar als voorheen. De eer daarvoor komt alleen Jehovah toe. Omdat hij het wil en zijn steun en zegen geeft, gaan de joden zich in zulke paradijselijke toestanden verheugen. Mensen kunnen „de heerlijkheid van Jehovah, de pracht van [hun] God” zien wanneer zij Jehovah’s hand erkennen in de verbazingwekkende transformatie van hun land.
6. Welke belangrijke vervulling van Jesaja’s woorden wordt gezien?
6 Niettemin krijgen Jesaja’s woorden in het herstelde land Israël een belangrijker vervulling. In geestelijke zin heeft Israël jarenlang in een dorre, woestijnachtige toestand verkeerd. Toen de ballingen in Babylon waren, was de zuivere aanbidding ernstig belemmerd. Er was geen tempel, geen altaar en geen georganiseerde priesterschap. De dagelijkse slachtoffers werden niet gebracht. Nu voorzegt Jesaja een ommekeer. Onder het leiderschap van mannen als Zerubbabel, Ezra en Nehemia keren vertegenwoordigers van alle twaalf stammen van Israël naar Jeruzalem terug; zij herbouwen de tempel en aanbidden Jehovah in vrijheid (Ezra 2:1, 2). Dat is met recht een geestelijk paradijs!
Vurig van geest
7, 8. Waarom hebben de joodse ballingen een positieve instelling nodig, en hoe voorzien Jesaja’s woorden in aanmoediging?
7 In de woorden van Jesaja hoofdstuk 35 klinkt vreugde door. De profeet kondigt een rooskleurige toekomst aan voor de berouwvolle natie. Hij spreekt beslist met overtuiging en optimisme. Twee eeuwen later, op de drempel van hun herstel, hebben de verbannen joden net zo’n overtuiging en optimisme nodig. Bij monde van Jesaja spoort Jehovah hen profetisch aan: „Sterkt de slappe handen en maakt de wankelende knieën vast. Zegt tot degenen die angstig van hart zijn: ’Weest sterk. Weest niet bevreesd. Ziet! Uw eigen God zal komen met wráák, ja, God met vergelding. Hijzelf zal komen en ulieden redden.’” — Jesaja 35:3, 4.
8 Het einde van de lange ballingschap is een tijd voor actie. Koning Cyrus van Perzië, het instrument voor Jehovah’s wraak op Babylon, heeft afgekondigd dat Jehovah’s aanbidding in Jeruzalem hersteld moet worden (2 Kronieken 36:22, 23). Duizenden Hebreeuwse gezinnen moeten de nodige maatregelen treffen om de gevaarlijke reis van Babylon naar Jeruzalem te maken. Wanneer zij daar aankomen, zullen zij voor toereikende woonruimte moeten zorgen en voorbereidingen moeten treffen voor de gigantische taak de tempel en de stad te herbouwen. Sommige joden in Babylon zal dit alles een formidabele onderneming toelijken. Het is echter geen tijd om zwak of bezorgd te zijn. De joden moeten elkaar sterken en vertrouwen in Jehovah hebben. Hij verzekert hun dat zij gered zullen worden.
9. Welke grootse belofte wordt de terugkerende joden gedaan?
9 De vrijgelatenen uit de ballingschap in Babylon zullen alle reden hebben om zich te verheugen, want bij hun terugkeer in Jeruzalem wacht hun een grootse toekomst. Jesaja voorzegt: „In die tijd zullen de ogen der blinden geopend worden, en zelfs de oren der doven zullen ontsloten worden. In die tijd zal de kreupele klimmen net als een hert, en de tong van de stomme zal een vreugdegeroep aanheffen.” — Jesaja 35:5, 6a.
10, 11. Waarom moeten Jesaja’s woorden voor de terugkerende joden een geestelijke betekenis hebben, en wat ligt erin opgesloten?
10 Jehovah heeft hier kennelijk de geestelijke toestand van zijn volk in gedachten. Zij zijn met zeventig jaar ballingschap gestraft voor hun vroegere afvalligheid. Toch heeft Jehovah bij het toedienen van zijn strenge onderricht zijn volk niet met blindheid, doofheid, kreupelheid en stomheid geslagen. Het herstellen van de natie Israël vergt dus geen genezing van lichamelijke handicaps. Jehovah herstelt dat wat zij verloren hadden, namelijk hun geestelijke gezondheid.
11 Berouwvolle joden worden genezen in de zin dat zij hun geestelijke zintuigen terugkrijgen — hun geestelijke gezicht en hun vermogen om Jehovah’s woord te horen, te gehoorzamen en te spreken. Zij worden zich bewust van de noodzaak dicht bij Jehovah te blijven. Hun voortreffelijke gedrag vormt een luide en vreugdevolle lofzang voor hun God. De eens „kreupele” wordt enthousiast en energiek in zijn aanbidding van Jehovah. In overdrachtelijke zin zal hij „klimmen net als een hert”.
Jehovah verkwikt zijn volk
12. In welke mate zal Jehovah het land met water zegenen?
12 Het is moeilijk zich een paradijs zonder water voor te stellen. In het oorspronkelijke paradijs in Eden was water in overvloed (Genesis 2:10-14). Het land dat aan Israël werd gegeven, was ook ’een land van met water gevulde stroomdalen en bronnen’ (Deuteronomium 8:7). Terecht dus doet Jesaja deze verkwikkende belofte: „In de wildernis zullen bruisende wateren zijn opgeweld, en stromen in de woestijnvlakte. En de door de hitte verschroeide bodem zal als een rietpoel zijn geworden, en de dorstige bodem als waterbronnen. In de verblijfplaats van jakhalzen, een rustplaats voor ze, zal groen gras zijn met riet en papyrusplanten” (Jesaja 35:6b, 7). Wanneer de Israëlieten het land weer onderhouden, zullen de woest liggende gebieden waar eens jakhalzen zwierven, bedekt worden met een groene, weelderige vegetatie. Droge en stoffige grond zal veranderd worden in „een moerassige plaats” waar papyrus en andere rietsoorten kunnen groeien. — Job 8:11.
13. Welk geestelijke water in overvloed zal de herstelde natie ter beschikking staan?
13 Belangrijker echter is het geestelijke waarheidswater, waarvan de gerepatrieerde joden in overvloed zullen genieten. Jehovah zal via zijn Woord voor kennis, aanmoediging en troost zorgen. Bovendien zullen getrouwe oudere mannen en vorsten „als waterstromen in een waterloos land” zijn (Jesaja 32:1, 2). Zij die de zuivere aanbidding bevorderen, onder wie Ezra, Haggaï, Jesua, Nehemia, Zacharia en Zerubbabel, zullen inderdaad een levend getuigenis van de vervulling van Jesaja’s profetie vormen. — Ezra 5:1, 2; 7:6, 10; Nehemia 12:47.
„De Weg der Heiligheid”
14. Beschrijf hoe men van Babylon naar Jeruzalem kon reizen.
14 Maar voordat de verbannen joden van zulke fysieke en geestelijke paradijstoestanden kunnen genieten, zullen zij de lange en gevaarlijke tocht van Babylon naar Jeruzalem moeten ondernemen. Zouden zij de kortste weg nemen, dan zouden zij zo’n 800 kilometer door een dor, onherbergzaam gebied moeten trekken. Een minder zware route zou een reis van ongeveer 1600 kilometer betekenen. Beide routes zouden betekenen dat zij maandenlang blootstaan aan de elementen en gevaar lopen op zowel wilde dieren als op wilde dieren gelijkende mensen te stuiten. Toch maken degenen die geloof hechten aan Jesaja’s profetie zich niet al te bezorgd. Waarom niet?
15, 16. (a) Welke bescherming biedt Jehovah getrouwe joden op hun thuisreis? (b) In welke andere betekenis voorziet Jehovah in een veilige hoofdweg voor de joden?
15 Bij monde van Jesaja belooft Jehovah: „Daar zal stellig een hoofdweg komen, ja, een weg, en de Weg der Heiligheid zal die worden genoemd. De onreine zal er niet langs trekken. En hij zal zijn voor degene die op de weg wandelt, en geen dwazen zullen erop ronddolen. Geen leeuw zal daar blijken te zijn, en het roofdierachtige wild gedierte zal er niet op komen. Niet één zal er aangetroffen worden; en de teruggekochten moeten daarop wandelen” (Jesaja 35:8, 9). Jehovah heeft zijn volk teruggevorderd! Het zijn zijn „teruggekochten” en hij waarborgt hun bescherming op hun thuisreis. Loopt er een letterlijke geplaveide, verhoogde en afgerasterde weg van Babylon naar Jeruzalem? Nee, maar Jehovah’s bescherming van zijn volk op hun reis is zo zeker dat het is alsof zij zich op zo’n hoofdweg bevinden. — Vergelijk Psalm 91:1-16.
16 De joden worden ook beschermd tegen geestelijke gevaren. De figuurlijke hoofdweg is „de Weg der Heiligheid”. Zij die geen achting hebben voor heilige dingen of geestelijk onrein zijn, komen er niet voor in aanmerking die weg te begaan. Zij zijn niet gewenst in het herstelde land. Goedgekeurden hebben de juiste beweegreden. Zij keren niet naar Juda en Jeruzalem terug in een geest van nationale trots of om persoonlijke belangen na te jagen. Geestelijk gezinde joden beseffen dat de voornaamste reden voor hun terugkeer het herstel van de zuivere aanbidding van Jehovah in dat land is. — Ezra 1:1-3.
Jehovah’s volk verheugt zich
17. Hoe heeft de profetie van Jesaja getrouwe joden tijdens hun lange ballingschap troost verschaft?
17 Hoofdstuk 35 van Jesaja’s profetie eindigt blij: „Het zijn de door Jehovah losgekochten die zullen terugkeren en stellig naar Sion zullen komen met vreugdegeroep, en verheuging tot onbepaalde tijd zal op hun hoofd zijn. Tot uitbundige vreugde en verheuging zullen zij geraken, en droefheid en zuchten moeten wegvlieden” (Jesaja 35:10). De joden die tijdens hun ballingschap troost en hoop uit deze profetie hebben geput, hebben zich misschien afgevraagd hoe de diverse details ervan in vervulling zouden gaan. Waarschijnlijk hebben zij veel aspecten van de profetie niet begrepen. Toch is het glashelder geweest dat zij zouden „terugkeren en stellig naar Sion . . . komen”.
18. Op welke manier maken droefheid en zuchten in Babylon plaats voor uitbundige vreugde en verheuging in het herstelde land?
18 En dus beginnen in het jaar 537 v.G.T. ongeveer 50.000 mannen (onder wie ruim 7000 slaven) samen met vrouwen en kinderen aan de vier maanden durende reis terug naar Jeruzalem, met het volste vertrouwen in Jehovah (Ezra 2:64, 65). Slechts enkele maanden later is Jehovah’s altaar herbouwd, waarmee een voorbereidende stap is gezet tot de algehele herbouw van de tempel. De 200 jaar oude profetie van Jesaja is vervuld. De droefheid en het zuchten van de natie in Babylon maken plaats voor uitbundige vreugde en verheuging in het herstelde land. Jehovah heeft zijn belofte vervuld. Het paradijs — in zowel de letterlijke als de geestelijke zin — is hersteld!
De geboorte van een nieuwe natie
19. Waarom moet gezegd worden dat Jesaja’s profetie in de zesde eeuw v.G.T. slechts een beperkte vervulling heeft?
19 Uiteraard is in de zesde eeuw v.G.T. de vervulling van Jesaja hoofdstuk 35 beperkt. De paradijstoestanden waarin de gerepatrieerde joden zich verheugen, zijn niet van blijvende duur. Mettertijd wordt de zuivere aanbidding bezoedeld door vals-religieuze leerstellingen en nationalisme. In geestelijke zin kennen de joden opnieuw droefheid en zuchten. Uiteindelijk verwerpt Jehovah hen als zijn volk (Mattheüs 21:43). Wegens hernieuwde ongehoorzaamheid is hun vreugde niet blijvend. Dat alles duidt op een verdere, grotere vervulling van Jesaja hoofdstuk 35.
20. Welk nieuwe Israël ontstond er in de eerste eeuw G.T.?
20 Op Jehovah’s bestemde tijd ontstond er een ander, een geestelijk Israël (Galaten 6:16). Jezus bereidde tijdens zijn aardse bediening de weg voor de geboorte van dit nieuwe Israël. Hij herstelde de zuivere aanbidding, en met zijn leer begonnen er opnieuw waarheidswateren te stromen. Hij genas de zieken, zowel lichamelijk als geestelijk. Er klonk een vreugdegeroep toen het goede nieuws van Gods koninkrijk werd verkondigd. Zeven weken na zijn dood en opstanding richtte de verheerlijkte Jezus de christelijke gemeente op, een geestelijk Israël bestaande uit joden en anderen die door Jezus’ vergoten bloed waren verlost, als Gods geestelijke zonen en broeders van Jezus waren verwekt en met heilige geest waren gezalfd. — Handelingen 2:1-4; Romeinen 8:16, 17; 1 Petrus 1:18, 19.
21. Welke gebeurtenissen in verband met de eerste-eeuwse christelijke gemeente kunnen als een vervulling van bepaalde aspecten van Jesaja’s profetie bezien worden?
21 Toen de apostel Paulus aan de leden van het geestelijke Israël schreef, verwees hij als volgt naar de woorden van Jesaja 35:3: „Richt de neerhangende handen en de verslapte knieën op” (Hebreeën 12:12). Kennelijk hadden de woorden van Jesaja hoofdstuk 35 dus een vervulling in de eerste eeuw G.T. In letterlijke zin gaven Jezus en zijn discipelen langs miraculeuze weg het gezicht aan blinden en het gehoor aan doven. Zij stelden ’kreupelen’ tot lopen in staat en gaven stommen het spraakvermogen terug (Mattheüs 9:32; 11:5; Lukas 10:9). Belangrijker nog was dat rechtgeaarden de valse religie ontvluchtten en zich binnen de christelijke gemeente in een geestelijk paradijs gingen verheugen (Jesaja 52:11; 2 Korinthiërs 6:17). Zoals in het geval van de joden die uit Babylon terugkeerden, merkten deze ontkomenen dat een positieve, moedige geest onontbeerlijk was. — Romeinen 12:11.
22. Hoe geraakten oprechte, waarheidzoekende christenen in moderne tijden in Babylonische ballingschap?
22 Wat valt er over onze tijd te zeggen? Heeft de profetie van Jesaja nog een vervulling, een vollediger vervulling met betrekking tot de hedendaagse christelijke gemeente? Ja. Na de dood van de apostelen nam het aantal ware gezalfde christenen aanzienlijk af en gedijden er valse christenen, „onkruid”, op het wereldtoneel (Mattheüs 13:36-43; Handelingen 20:30; 2 Petrus 2:1-3). Zelfs toen in de negentiende eeuw oprechte personen zich van de christenheid begonnen af te scheiden en de zuivere aanbidding zochten, bleef hun begrip bezoedeld door onschriftuurlijke leerstellingen. In 1914 werd Jezus als Messiaanse koning op de troon geplaatst, maar kort daarna zag de situatie er somber uit voor deze oprechte waarheidszoekers. Zoals voorzegd gingen de naties ’oorlog tegen hen voeren en werden zij overwonnen’; de pogingen van deze oprechte christenen om het goede nieuws te prediken, werden verhinderd. In feite gingen zij in Babylonische ballingschap. — Openbaring 11:7, 8.
23, 24. Op welke manieren zijn Jesaja’s woorden sinds 1919 onder Gods volk in vervulling gegaan?
23 Maar in 1919 kwam daar verandering in. Jehovah voerde zijn volk uit hun gevangenschap. Zij begonnen de valse leerstellingen die hun aanbidding voordien hadden bezoedeld te verwerpen. Het gevolg was dat zij genezen werden. Zij belandden in een geestelijk paradijs, dat zich ook nu nog over de hele aarde blijft uitbreiden. In geestelijke zin leren de blinden zien en de doven horen — zij gaan alert op de werking van Gods heilige geest reageren, zich constant bewust van de noodzaak dicht bij Jehovah te blijven (1 Thessalonicenzen 5:6; 2 Timotheüs 4:5). Nu zij niet langer stom zijn, willen ware christenen dolgraag „een vreugdegeroep aanheffen”, anderen in kennis stellen van bijbelse waarheden (Romeinen 1:15). Zij die geestelijk zwak of ’kreupel’ waren, geven nu van ijver en vreugde blijk. In figuurlijke zin kunnen zij „klimmen net als een hert”.
24 Deze genezen christenen bewandelen „de Weg der Heiligheid”. Deze „Weg”, die uit Babylon de Grote naar een geestelijk paradijs voert, staat open voor alle geestelijk reine aanbidders (1 Petrus 1:13-16). Zij kunnen op Jehovah rekenen voor bescherming en erop vertrouwen dat Satan niet zal slagen in zijn dierlijke aanvallen om de ware aanbidding weg te vagen (1 Petrus 5:8). Ongehoorzamen en iedereen die zich als een verscheurend wild dier gedraagt, krijgen niet de gelegenheid om degenen die zich op Gods hoofdweg der heiligheid bevinden te verderven (1 Korinthiërs 5:11). Binnen deze beschermde omgeving putten Jehovah’s losgekochten — gezalfden en „andere schapen” — vreugde uit het dienen van de enige ware God. — Johannes 10:16.
25. Zal Jesaja hoofdstuk 35 in fysieke zin in vervulling gaan? Leg dat uit.
25 Wat zal de toekomst brengen? Zal Jesaja’s profetie ooit in fysieke zin in vervulling gaan? Ja. De wonderbare genezingen door Jezus en zijn apostelen in de eerste eeuw getuigden van Jehovah’s wens en vermogen zulke genezingen in de toekomst op grote schaal te verrichten. De geïnspireerde Psalmen spreken over eeuwig leven onder vredige omstandigheden op aarde (Psalm 37:9, 11, 29). Jezus beloofde leven in het Paradijs (Lukas 23:43). Tot in het allerlaatste boek van de bijbel wordt hoop op een letterlijk paradijs geboden. Wanneer dat er is, zullen de blinden, de doven, de kreupelen en de stommen lichamelijk en blijvend genezen worden. Droefheid en zuchten zullen wegvlieden. Verheuging zal er zijn tot onbepaalde tijd, eeuwig zelfs. — Openbaring 7:9, 16, 17; 21:3, 4.
26. Hoe sterken Jesaja’s woorden christenen in deze tijd?
26 Terwijl ware christenen wachten op het herstel van het fysieke aardse paradijs, genieten zij nu al de zegeningen van het geestelijke paradijs. Zij zijn optimistisch onder beproevingen en verdrukkingen. Met een onwankelbaar vertrouwen in Jehovah moedigen zij elkaar aan, acht slaand op de vermaning: „Sterkt de slappe handen en maakt de wankelende knieën vast. Zegt tot degenen die angstig van hart zijn: ’Weest sterk. Weest niet bevreesd. Ziet! Uw eigen God zal komen met wráák, ja, God met vergelding. Hijzelf zal komen en ulieden redden.’” — Jesaja 35:3, 4.
[Voetnoot]
a Volgens de Schrift was de Libanon in de oudheid een vruchtbaar gebied met weelderige wouden en majestueuze ceders, vergelijkbaar met de hof van Eden (Psalm 29:5; 72:16; Ezechiël 28:11-13). Saron stond bekend om zijn rivieren en eikenbossen; de Karmel was beroemd om zijn wijn- en boomgaarden en zijn met een bloemtapijt bedekte hellingen.
[Paginagrote illustratie op blz. 370]
[Illustraties op blz. 375]
Woestijngebieden worden goedbevloeide plaatsen waar riet en papyrus groeit
[Illustratie op blz. 378]
Jezus genas de zieken, in zowel geestelijk als fysiek opzicht