Vertrouw op Jah Jehovah!
„Vertrouwt op Jehovah voor altijd, want in Jah Jehovah is de Rots van onbepaalde tijden.” — JESAJA 26:4.
1, 2. Welk jubelende loflied wordt ons in Jesaja 26:1-6 beschreven, en waarom wordt het gezongen?
HET vernederen van de ’stad van tirannieke natiën’ verdient bezongen te worden in een overwinningslied! (Jesaja 25:3) Het is dan ook passend dat de profetie in Jesaja hoofdstuk 26 de verzen 1 tot en met 6 ons de woorden voor een jubelende lofzang voor de Soevereine Heer Jehovah geeft. Dit lied wordt nu reeds gezongen „in het land Juda”, waarbij wij ons realiseren dat Juda „geprezen” betekent. Ook hier staat in de King James Version „de HEER JEHOVAH” op de plaats waar de goddelijke naam dubbel wordt gebruikt. Maar hoeveel opwindender zijn de woorden van dit lied in de Nieuwe-Wereldvertaling, waar de goddelijke naam op deze maar ook op alle andere plaatsen correct wordt weergegeven!
2 Luister nu naar dit melodieuze lied: „Wij hebben een sterke stad. Redding stelt hij [Jehovah] tot muren en voormuur. Opent de poorten, opdat de rechtvaardige natie, die een getrouw gedrag bewaart, er moge binnengaan. De neiging die goed ondersteund is, zult gij beveiligen in voortdurende vrede, omdat men ertoe wordt bewogen op ú te vertrouwen. Vertrouwt op Jehovah voor altijd, want in Jah Jehovah is de Rots van onbepaalde tijden. Want hij heeft de bewoners van de hoogte, de verheven stad, neergeworpen. Hij vernedert haar, hij vernedert haar tot de aarde; hij brengt haar in aanraking met het stof. De voet zal haar vertreden, de voeten van de ellendige, de treden van de geringen.” Wat is het een vreugde tot degenen te behoren die vertrouwen bezitten en dit lied nu meezingen — Jehovah’s Getuigen!
3. (a) Wat is „de rechtvaardige natie”, en wie zijn door haar open „poorten” binnengestroomd? (b) Hoe kan Jehovah’s organisatie verenigd voorwaarts gaan ondanks alle pogingen van de vijand om die eenheid te verbreken?
3 De Heer Jehovah — Jah Jehovah — zal de trotsen werkelijk vernederen en degenen die altijd op hem vertrouwen, bevrijden. Hoewel het geestelijk Israël eens slechts ’klein’ was, is het tot „een machtige natie” geworden, „de rechtvaardige natie”. Door de open „poorten” van Jehovah’s met een stad te vergelijken organisatie zijn ook goedwillende metgezellen in een dichte drom van meer dan drie miljoen naar binnen gestroomd. Samen vormen zij een internationale broederschap waarvan de bevolking groter is dan die van minstens 57 van de natiën die bij de zogenoemde Verenigde Naties aangesloten zijn. Maar Gods „natie” en degenen die zich erbij hebben aangesloten, zijn werkelijk verenigd. Wereldwijd richt hun neiging zich op het gehoorzamen van zijn rechtvaardige beginselen. De organisatie-„muren” van Gods „natie” vormen een bolwerk tegen Satans pogingen om haar getrouwe gedrag waarmee ze de waarheid ondersteunt, te ondermijnen. De vijand kan de loyale opmars van Gods volk niet stuiten! Ons vertrouwen is altijd gevestigd op ’Jah Jehovah, de Rots tot onbepaalde tijd’. — Jesaja 54:17; 60:22.
4, 5. (a) Wat is „de verheven stad”, en hoe vertreedt Jehovah’s volk haar in figuurlijke zin? (b) Wanneer heeft de profetie van Jesaja 26:10 haar voornaamste vervulling, en hoe dan wel? (c) Waarop heeft deze profetie nog meer betrekking?
4 Nu wij de waarschuwing laten weerklinken dat Jehovah op het punt staat „de verheven stad”, „Babylon de Grote”, neer te werpen, is het hartverwarmend te zien dat de ellendigen en de geringen der aarde het goede nieuws van het Koninkrijk gretig aanvaarden (Openbaring 18:2, 4, 5). In figuurlijke zin vertreden ook zij die „verheven stad”, niet door een aandeel te hebben aan het vernietigingswerk, maar doordat zij deelnemen aan het bekendmaken van de dag van Jehovah’s wraak over dat corrupte stelsel (Jesaja 61:1, 2). Al tientallen jaren spreiden Jehovah’s Getuigen zelfs jegens de goddelozen vriendelijkheid tentoon door hen thuis op te zoeken met de levenreddende Koninkrijksboodschap. Maar het resultaat is geweest zoals in Jesaja 26:10 wordt gezegd: „Al zou de goddeloze gunst worden betoond, hij zal eenvoudig geen rechtvaardigheid leren. In het land van oprechtheid zal hij onrecht plegen en hij zal de eminentie van Jehovah niet zien.”
5 Deze herstellingsprofetie heeft haar voornaamste vervulling in deze tijd. Hoewel de mensen begunstigd worden met de gelegenheid hun leven te hervormen ten einde Jehovah’s gunst te ontvangen in „het land van oprechtheid”, zijn maar weinigen hiertoe bereid. Degenen die Jehovah en zijn loyale getuigen smaden, ’zullen de eminentie van Jehovah niet zien’, want zij zullen niet in leven blijven om te genieten van de schitterende zegeningen die de mensheid zullen toevloeien nadat Jehovah’s naam is gerechtvaardigd (Jesaja 11:9). De profetie kan ook betrekking hebben op personen die in het aardse Paradijs worden opgewekt uit het graf. Van niemand die weigert zich te voegen naar Gods vereisten zoals die in de goddelijke „boekrollen” van die tijd duidelijk gemaakt zullen worden, zal de naam geschreven worden in „het boek des levens”. — Openbaring 20:12, 15; vergelijk Ezechiël 33:11.
Jehovah beschikt vrede
6. Welke woorden roept Jehovah’s loyale volk vreugdevol uit, en waarom?
6 Gods loyale volk heeft er echter intense belangstelling voor te zien dat Jah Jehovah verheerlijkt en gerechtvaardigd wordt. Zij smeken hem zijn volk „vrede [te] beschikken”, en vol vreugde roepen zij uit: „Gij hebt aan de natie toegevoegd; o Jehovah, gij hebt aan de natie toegevoegd; gij hebt uzelf verheerlijkt. Gij hebt alle grenzen van het land ver uitgebreid” (Jesaja 26:12, 15). In 210 landen op de gehele aarde blijft Jehovah met schapen te vergelijken personen aan zijn geestelijke natie toevoegen. Honderdduizenden nieuwe verbondenen worden gedoopt. In topmaanden dienen meer dan een half miljoen predikers als speciale pioniers, gewone pioniers en hulppioniers. Er worden meer Koninkrijkszalen en congreshallen gebouwd. Bijkantoren van het Wachttorengenootschap breiden hun Bethelhuizen en drukkerijen uit en schaffen voor het drukken meer apparatuur aan. De groei blijft voortduren!
7. Wat is de verklaring voor de expansie van Jehovah’s met een stad te vergelijken organisatie?
7 Deze expansie vindt plaats omdat de „Vredevorst” de aangelegenheden van Gods volk op aarde leidt. Eerder in zijn profetie had Jesaja al gezegd: „Aan de overvloed van de vorstelijke heerschappij en aan vrede zal geen einde zijn, op de troon van David en over zijn koninkrijk, om het stevig te bevestigen en om het te schragen door middel van gerechtigheid en door middel van rechtvaardigheid, van nu aan en tot onbepaalde tijd. Ja, de ijver van Jehovah der legerscharen zal dit doen” (Jesaja 9:6, 7). Hoe schitterend gaan die woorden thans in vervulling! Degenen die op Jehovah vertrouwen, ervaren reeds de vrede, de gerechtigheid en de rechtvaardigheid van die vorstelijke heerschappij. Zij zijn erdoor bijeengebracht in een liefdevolle eenheid die alleen Jezus’ ware discipelen genieten (Johannes 13:34, 35). Bovendien zien zij met hooggespannen verwachtingen uit naar de snel naderbij komende tijd dat Jezus’ Koninkrijksheerschappij en „de kennis van Jehovah” de gehele aarde zullen vullen. — Jesaja 11:9; Daniël 2:35, 44, 45.
8. Wat blijkt uit Jehovah’s woorden in Jesaja 26:20, en waarmee houden de „binnenkamers” verband?
8 Terwijl de Koninkrijksexpansie een hoogtepunt bereikt, weerklinkt Jehovah’s oproep uit Jesaja 26:20: „Ga, mijn volk, begeef u in uw binnenkamers, en sluit uw deuren achter u. Verberg u voor slechts een ogenblik, totdat de openlijke veroordeling voorbijgaat.” Ongetwijfeld houden de „binnenkamers” uit deze profetie nauw verband met de meer dan 54.000 met steden te vergelijken gemeenten die Jehovah’s Getuigen thans wereldwijd ten dienste staan! Wat Jehovah precies in gedachten heeft, moet worden afgewacht. Maar wij kunnen ervan verzekerd zijn dat hij, terwijl hij de goddelozen vernietigt, zijn volk, dat op hem vertrouwt, zal beschermen, net zoals hij dat deed in Jesaja’s dagen toen hij de wrede Assyriër terugdreef. — Jesaja 10:24-26.
Bevrijding verzekerd!
9. (a) Hoe gaf koning Hizkía blijk van zijn vertrouwen in Jehovah? (b) Wat is voor ons de juiste reactie wanneer wij vervolgd of bespot worden door haters van Jehovah?
9 Jehovah’s hedendaagse dienstknechten vertrouwen op hem om dezelfde reden als koning Hizkía dat deed. Hij verliet zich onvoorwaardelijk op Jehovah als zijn Soevereine Heer. Toen de Assyrische dreiging op haar hevigst was, bad hij dan ook met de volgende woorden tot Jehovah: „O Jehovah der legerscharen, de God van Israël, die op de cherubs zit, gij alleen zijt de ware God van alle koninkrijken der aarde. Gíj hebt de hemel en de aarde gemaakt. Neig uw oor, o Jehovah, en hoor. Open uw ogen, o Jehovah, en zie, en hoor al de woorden van Sanherib, die hij gezonden heeft om de levende God te honen” (Jesaja 37:16, 17). Welt er onder vervolging, bespotting of beschimping door haters van Jehovah niet een soortgelijk gebed in uw hart op? Richt u niet met volledig vertrouwen in Jehovah de smeekbede tot hem dat hij de smaad van zijn naam wegneemt? Zo stond Jezus ertegenover toen zijn dood aan de martelpaal nabij was. Hij vroeg zelfs of de beker die hij op het punt stond te drinken, aan hem mocht „voorbijgaan” met het oog op de grote smaad voor zijn Vader. — Matthéüs 26:39-44.
10. (a) Waar bekommerde Hizkía zich voornamelijk om, zoals uit zijn gebed bleek? (b) Hoe kunnen wij als Hizkía zijn wanneer wij de beproevingen onder de ogen zien die aan Armageddon voorafgaan?
10 Hizkía’s gebed gaf te kennen dat hij geen zelfzuchtig motief had voor zijn verzoek om redding van de Assyriër. Hij probeerde niet gewoon zijn huid te redden. In plaats daarvan bekommerde hij zich erom dat Jehovah’s naam werd geheiligd en Zijn soevereiniteit gerechtvaardigd. Hij besloot zijn gebed dan ook met de woorden: „En nu, o Jehovah, onze God, red ons uit zijn hand, opdat alle koninkrijken van de aarde mogen weten dat gij, o Jehovah, alléén God zijt” (Jesaja 37:20). Laten wij, als wij de beproevingen onder ogen zien die aan de laatste oorlog van Armageddon voorafgaan, evenzo in gedachte houden dat onze persoonlijke redding minder belangrijk is dan de heiliging van Jehovah’s naam. Het is zoals onze Soevereine Heer zo’n zestig keer bij monde van zijn profeet Ezechiël heeft verklaard: „Zij zullen moeten weten dat ik Jehovah ben.” — Ezechiël 38:23.
11. (a) Welke fout maakte Sanherib, en wat zei Jehovah hierover? (b) Welk vertrouwen kunnen wij hebben, gezien de uitkomst in Sanheribs geval?
11 Nadat Hizkía zijn gebed had opgezonden, lichtte Jesaja de koning in over het woord dat Jehovah tegen Sanherib had gesproken. Wat een kolossale fout had die Assyrische godslasteraar gemaakt door de levende God smadelijk te bejegenen! Bij monde van Jesaja zei Jehovah over Sanherib: „Wie hebt gij gehoond en beschimpt? En tegen wie hebt gij uw stem verheven en slaat gij uw ogen omhoog? Tegen de Heilige Israëls!” En de Heilige Israëls ging die nacht tot handelen over! Er was slechts één engel van Jehovah nodig om 185.000 Assyrische soldaten, het puik van Sanheribs leger, neer te vellen en er levenloze lijken van te maken. Die trotse koning trok zich beschaamd naar Ninevé terug en werd enkele jaren later door zijn eigen zoons neergeslagen terwijl hij nog steeds volhardde in zijn aanbidding van een afgod. Wij kunnen vertrouwen op Jehovah, in de zekerheid dat hij Satan en al zijn benden een soortgelijke behandeling zal doen toekomen voor hun lasterlijke hoon en vervolging van Jehovah’s Getuigen. — Jesaja 37:23, 36-38.
Wraak voor de „gedoden”
12. (a) Hoe beschrijft Jesaja 26:21 de afrekening die te Armageddon zal plaatsvinden? (b) Wie zijn de „gedoden” die zelfs al vóór Armageddon zullen worden gewroken, en hoe zal dat gebeuren?
12 Toen was het een ontzagwekkend strijdtoneel, maar een nog veel formidabeler afrekening zal plaatsvinden gedurende de „grote verdrukking” (Matthéüs 24:21). Jehovah nodigt ons uit te aanschouwen hoe groot de slachting zal zijn: „Want zie! Jehovah komt uit zijn plaats te voorschijn om de bewoner van het land rekenschap te vragen van diens dwaling, en het land zal stellig zijn bloedvergieten aan het licht brengen en zal zijn gedoden niet langer bedekken” (Jesaja 26:21). Eerst laat Jehovah de politieke machten het oordeel voltrekken aan de voorstanders van religieuze dwaling. Hun valse goden zullen hen op die dag niet redden! Laat de roomse paus alle religies van „Babylon de Grote” maar blijven bijeenbrengen voor multireligieuze gebeden. Geen van deze begunstigers van intergeloof eert de ware en levende God, Jehovah. Hun leringen zijn op dwalingen gebaseerd, onbijbels, en dat geldt ook voor hun praktijken. Door de eeuwen heen hebben zij elkaar afgeslacht. Zij hebben het bloed van geweldloze christenen vergoten. In deze twintigste eeuw hebben velen van deze boosdoeners steun verleend aan de wrede dictators die Jehovah’s Getuigen om het leven hebben gebracht in gevangenissen en concentratiekampen, door vuurpelotons en met de bijl. Zoals Jehovah bij monde van zijn profeten onomwonden verkondigt, zullen zulke „gedoden” gewroken worden. — Deuteronomium 32:41, 43; Jesaja 1:24; 63:4; Openbaring 17:15-18; 18:21, 24.
13. Wat voorzegt Jesaja aangaande „de dag van Jehovah”, en voor wie gelden die woorden?
13 Nadat de valse religie vernietigd is, zal Jehovah snel optreden tegen alle overgebleven tegenstanders van Christus’ koninkrijk. Voor al zulke tegenstanders, en ook voor „Babylon de Grote”, gelden Gods woorden in Jesaja 13:6, 9: „Jammert, want de dag van Jehovah is nabij! Als een gewelddadige plundering van de Almachtige zal hij komen. Zie! De dag van Jehovah komt, wreed, zowel met verbolgenheid als met brandende toorn, om het land tot een voorwerp van ontzetting te maken, en om de zondaars van het land eruit te verdelgen.” Het zal precies zo zijn als de psalmist David heeft voorzegd: „Jehovah behoedt allen die hem liefhebben, maar alle goddelozen zal hij verdelgen.” — Psalm 145:20; Openbaring 19:11-21.
14. Welke verdere woorden van Jesaja zouden de natiën ter harte moeten nemen, en waarom?
14 De natiën der aarde zouden er goed aan doen acht te slaan op Jesaja’s verdere woorden in hoofdstuk 34, de verzen 1 tot en met 8: „Treedt nader, gij natiën, om te horen; en gij nationale groepen, schenkt aandacht. . . . Want Jehovah koestert verontwaardiging tegen alle natiën en woede tegen heel hun heerleger. Hij moet hen aan de vernietiging prijsgeven; hij moet hen ter slachting overgeven. En hun verslagenen zullen weggeworpen worden; en wat hun lijken betreft, de stank ervan zal opstijgen; en de bergen moeten smelten van hun bloed. . . . Want Jehovah heeft een dag van wraak.” In de hedendaagse wereld van politiek, handel en valse religie vieren corruptie en immoraliteit hoogtij. Maar Jehovah heeft zich voorgenomen een reine aarde te hebben. Tot dat doel brengt hij degenen uit de natiën bijeen die bereid zijn hun leven te hervormen om hem in rechtvaardigheid te dienen en het is zijn voornemen hen levend door de „grote verdrukking” heen te leiden. Alle anderen zullen op zijn dag van wraak moeten vergaan. — Jeremia 25:31-33.
Een paradijs van vrede
15. Wat beschrijft Jesaja in hoofdstuk 35 ten aanzien van (a) de tegenwoordige tijd? (b) de toekomst?
15 In Jesaja hoofdstuk 35 bedient Gods profeet zich van prachtige beeldende taal om de toestand te beschrijven die onder Jehovah’s herstelde volk heerst, onder degenen die in deze tijd altijd hun vertrouwen stellen op Hem. Aangezien zij in een geestelijk paradijs zijn bijeengebracht, zien zij „de heerlijkheid van Jehovah, de pracht van onze God”. Zij verheugen zich ook op de komst van een letterlijk paradijs en de vervulling van de belofte: „In die tijd zullen de ogen der blinden geopend worden, en zelfs de oren der doven zullen ontsloten worden. In die tijd zal de kreupele klimmen net als een hert, en de tong van de stomme zal een vreugdegeroep aanheffen. Want in de wildernis zullen bruisende wateren zijn opgeweld, en stromen in de woestijnvlakte” (Jesaja 35:1, 2, 5, 6). Verheugt u zich over dat vooruitzicht? Vertrouwt u op Jehovah, in de zekerheid dat hij die beloften zal vervullen?
16, 17. (a) Welke dringende oproep doet Jesaja midden in zijn beschrijving van het Paradijs? (b) Hoe dient Jehovah’s volk op deze oproep te reageren?
16 Met dat vertrouwen in Jehovah mag u er een aandeel aan hebben nieuwelingen en ook anderen die misschien in hun geloof gesterkt moeten worden, aan te moedigen. Midden in zijn beschrijving van het Paradijs last de profeet de volgende dringende oproep in: „Sterkt de slappe handen en maakt de wankelende knieën vast. Zegt tot degenen die angstig van hart zijn: ’Weest sterk. Weest niet bevreesd. Ziet! Uw eigen God zal komen met wráák, ja, God met vergelding. Hijzelf zal komen en ulieden redden’” (Jesaja 35:3, 4). Het is dan ook ons verlangen dat al degenen wier hart geneigd is tot rechtvaardigheid, hun vertrouwen in Jehovah opbouwen, opdat zij het aardse Paradijs zullen mogen binnengaan.
17 Laten wij daarom neerhangende handen steun geven, zodat ze ’het woord des levens stevig blijven vasthouden’. Laten wij degenen wier knieën wankelen, versterken en waar nodig hulp bieden, zodat zij „wandelen op een wijze die Jehovah waardig is, ten einde hem volledig te behagen” (Filippenzen 2:16; Kolossenzen 1:10). Ja, laten wij allen troosten die misschien terneergedrukt van hart zijn en laten wij elkaar aanmoedigen om onder beproevingen of vervolging „des te meer moed [te tonen] om het woord van God onbevreesd te spreken” (Filippenzen 1:14; 1 Thessalonicenzen 5:14; Efeziërs 5:15, 16). Wanneer dan Jehovah’s dag van wraak losbarst, kunnen wij verzekerd zijn van zijn zegen als ’hij komt om zijn volk te redden’. Zult u op die dag behoren tot degenen die voor redding op Jehovah vertrouwen?
18. Welk schitterende vooruitzicht ligt in het verschiet voor degenen die op Jehovah vertrouwen, en waartoe zijn zij vastbesloten?
18 Wat een schitterend vooruitzicht ligt er na die dag in het verschiet voor hen die altijd op Jehovah vertrouwen! Er zullen geen zondige onderdrukkers meer zijn! In een nieuwe wereld zullen zij die Jah Jehovah liefhebben, door zijn Zoon worden hersteld tot zondeloze volmaaktheid! Hunkert u niet naar die tijd? Door op Jehovah te vertrouwen, zult u die wonderbare dag bereiken. Ja, mogen wij altijd op Jehovah vertrouwen, want dat betekent redding!
Vragen ter herhaling
◻ Waartoe moedigt het overwinningslied van Jesaja 26 ons aan?
◻ Welke „verheven stad” zal door Jehovah vernederd worden, en hoe vertreden wij haar?
◻ Wat leren wij uit het gebed dat Hizkía opzond toen hij werd geconfronteerd met Sanheribs bedreiging?
◻ Hoe worden de „gedoden” van Jesaja 26:21 gewroken?
◻ Wat zal het resultaat zijn als wij vertrouwen op Jah Jehovah?
[Kader op blz. 19]
Strafvervolging tegen de Heilige Stoel?
Een artikel van Umberto Siniscalchi in de Milanese krant Il Giornale samenvattend, verklaart World Press Review: „Er is ernstige kritiek gekomen op het hoogste Hof van Beroep van Italië, omdat het in juli [1987] het arrestatiebevel tegen drie Vaticaanse bankfunctionarissen die betrokken zijn bij het corruptieschandaal van de Banco Ambrosiano, ongedaan heeft gemaakt.” De beslissing, gebaseerd op een oud verdrag tussen het Vaticaan en de Italiaanse regering, verleende immuniteit aan de president van de bank, een aartsbisschop, alsook aan de directeur en de hoofdaccountant van de bank. In de beschouwing van de kwestie wordt verder gezegd: „Sommige critici willen niet stellen dat de beslissing van de rechters verkeerd was, maar vinden wel dat het verdrag in strijd is met de Italiaanse grondwet omdat het immuniteit verleent aan personen die op Italiaanse bodem overtredingen hebben begaan. Sommige wetgevers dringen aan op een overeenkomst die de Italiaanse justitie toestaat een strafvervolging in te stellen tegen de Heilige Stoel voor misdrijven die in Italië zijn gepleegd.”