Hoofdstuk negenentwintig
Het geloof van een koning wordt beloond
1, 2. Waarom bleek Hizkia een betere koning te zijn dan Achaz?
HIZKIA was 25 jaar toen hij koning van Juda werd. Wat voor heerser zou hij zijn? Zou hij in de voetstappen van zijn vader, koning Achaz, treden en zijn onderdanen ertoe aanzetten valse goden aan te hangen? Of zou hij het volk voorgaan in de aanbidding van Jehovah, net als zijn voorvader koning David had gedaan? — 2 Koningen 16:2.
2 Kort nadat Hizkia op de troon was gekomen, werd duidelijk dat hij van plan was te „doen wat recht was in Jehovah’s ogen” (2 Koningen 18:2, 3). In zijn eerste jaar gaf hij opdracht Jehovah’s tempel te herstellen en de tempeldiensten te hervatten (2 Kronieken 29:3, 7, 11). Vervolgens organiseerde hij een grote paschaviering waarvoor de hele natie werd uitgenodigd — de tien noordelijke stammen van Israël inbegrepen. Wat een onvergetelijk feest was dat! Sinds de dagen van koning Salomo had zich zoiets niet meer voorgedaan. — 2 Kronieken 30:1, 25, 26.
3. (a) Welke actie ondernamen de inwoners van Israël en Juda die het door Hizkia georganiseerde Pascha bijwoonden? (b) Wat leren hedendaagse christenen van de resolute actie waar de aanwezigen bij dat Pascha toe overgingen?
3 Aan het einde van de paschaviering voelden de aanwezigen zich gedrongen de heilige palen om te hakken, de heilige zuilen aan stukken te breken en de hoge plaatsen en de altaren van hun valse goden te slechten, waarna zij naar hun steden terugkeerden, vastbesloten de ware God te dienen (2 Kronieken 31:1). Wat een contrast met hun vroegere religieuze houding! Ware christenen in deze tijd kunnen hieruit leren hoe belangrijk het is ’het onderling vergaderen niet na te laten’. Zulke bijeenkomsten, hetzij die van de plaatselijke gemeenten of de grote vergaderingen en congressen, spelen een essentiële rol bij het ontvangen van aanmoediging en bij de stimulans die er van de broederschap en Gods heilige geest uitgaat om „tot liefde en voortreffelijke werken aan te sporen”. — Hebreeën 10:23-25.
Geloof op de proef gesteld
4, 5. (a) Hoe heeft Hizkia duidelijk zijn onafhankelijkheid van Assyrië getoond? (b) Welke militaire actie heeft Sanherib tegen Juda ondernomen, en welke stappen doet Hizkia om een onmiddellijke aanval op Jeruzalem te voorkomen? (c) Welke voorbereidingen treft Hizkia om Jeruzalem tegen de Assyriërs te verdedigen?
4 Er wachten Jeruzalem ernstige beproevingen. Hizkia heeft een verbond verbroken dat zijn trouweloze vader, Achaz, met de Assyriërs had gesloten. Hij heeft zelfs de Filistijnen, die bondgenoten van Assyrië zijn, onderworpen (2 Koningen 18:7, 8). Dit heeft de koning van Assyrië woedend gemaakt. Vandaar dat wij lezen: „Nu geschiedde het in het veertiende jaar van koning Hizkia, dat Sanherib, de koning van Assyrië, optrok tegen alle versterkte steden van Juda en ze vervolgens veroverde” (Jesaja 36:1). Misschien in de hoop Jeruzalem te behoeden voor een onmiddellijke aanval door het meedogenloze Assyrische leger stemt Hizkia erin toe Sanherib een enorme schatting van 300 talenten zilver en 30 talenten goud te betalen.a — 2 Koningen 18:14.
5 Omdat er niet genoeg goud en zilver in de koninklijke schatkist is om de schatting te betalen, haalt Hizkia al het edelmetaal uit de tempel dat er te vinden is. Hij haalt ook de tempeldeuren los, die met goud overtrokken zijn, en stuurt ze naar Sanherib. Daarmee neemt de Assyriër genoegen, maar slechts voor even (2 Koningen 18:15, 16). Kennelijk beseft Hizkia dat de Assyriërs Jeruzalem niet lang ongemoeid zullen laten. Daarom moeten er voorbereidingen getroffen worden. De bevolking stopt de waterbronnen dicht die de binnenvallende Assyriërs van water zouden kunnen voorzien. Hizkia versterkt ook de vestingwerken van Jeruzalem en legt een arsenaal van wapens aan, waaronder „werpsperen in overvloed en schilden”. — 2 Kronieken 32:4, 5.
6. Op wie stelt Hizkia zijn vertrouwen?
6 Maar Hizkia stelt zijn vertrouwen niet in knappe oorlogsstrategieën of in versterkingen, maar op Jehovah der legerscharen. Hij geeft zijn krijgsoversten de aansporing: „Weest moedig en sterk. Weest niet bevreesd, noch verschrikt wegens de koning van Assyrië en vanwege heel de menigte die met hem is; want met ons zijn er meer dan met hem. Met hem is een arm van vlees, maar met ons is Jehovah, onze God, om ons te helpen en onze oorlogen te voeren.” Als reactie daarop ’steunt het volk op de woorden van Hizkia, de koning van Juda’ (2 Kronieken 32:7, 8). Laten wij ons onder het beschouwen van de hoofdstukken 36 tot 39 van Jesaja’s profetie een voorstelling maken van de daaropvolgende opwindende gebeurtenissen.
Rabsake’s argumenten
7. Wie is Rabsake, en waarom wordt hij naar Jeruzalem gestuurd?
7 Sanherib vaardigt Rabsake (een militaire titel, geen eigennaam) met nog twee hoogwaardigheidsbekleders naar Jeruzalem af om de overgave van de stad te eisen (2 Koningen 18:17). Buiten de stadsmuur worden zij opgevangen door drie van Hizkia’s vertegenwoordigers, namelijk Eljakim, de opzichter over Hizkia’s huishouding, Sebna, de secretaris, en Joah, de zoon van de geschiedschrijver Asaf. — Jesaja 36:2, 3.
8. Hoe probeert Rabsake Jeruzalems verzet te breken?
8 Rabsake’s bedoeling is simpel — Jeruzalem overhalen zich zonder strijd over te geven. In het Hebreeuws roept hij eerst: „Wat is dit voor een vertrouwen dat gij hebt gekoesterd? . . . Op wie hebt gij nu uw vertrouwen gesteld, dat gij tegen mij hebt gerebelleerd?” (Jesaja 36:4, 5) Vervolgens hoont hij de bange joden door hen eraan te herinneren dat zij volkomen geïsoleerd zijn. Tot wie kunnen zij zich wenden om steun? Tot die „geknakte rietstengel”, Egypte? (Jesaja 36:6) Egypte lijkt inderdaad op een geknakte rietstengel; die voormalige wereldmacht wordt in feite al een tijdlang overheerst door Ethiopië, en Egyptes huidige farao, koning Tirhaka, is geen Egyptenaar maar een Ethiopiër. Bovendien zal hij weldra door Assyrië verslagen worden (2 Koningen 19:8, 9). Omdat Egypte zichzelf niet kan redden, zal het weinig voor Juda kunnen doen.
9. Waaruit concludeert Rabsake kennelijk dat Jehovah Zijn volk wel in de steek zal laten, maar wat zijn de feiten?
9 Rabsake voert nu aan dat Jehovah niet voor Zijn volk zal strijden omdat Hij boos op hen is. Rabsake zegt: „Ingeval gij tot mij zegt: ’Op Jehovah, onze God, hebben wij vertrouwd’, is hij het niet wiens hoge plaatsen en wiens altaren Hizkia heeft verwijderd?” (Jesaja 36:7) Natuurlijk hebben de joden Jehovah allerminst verworpen door de hoge plaatsen en de altaren in het land af te breken maar zijn zij juist tot Jehovah teruggekeerd.
10. Waarom doet het er niet toe of Juda’s verdedigers al dan niet talrijk zijn?
10 Vervolgens wijst Rabsake de joden erop dat zij in militair opzicht hopeloos voor Assyrië onderdoen. Hij laat deze arrogante uitdaging horen: „Laat ik u tweeduizend paarden geven om te zien of gij, van uw kant, in staat zijt daar berijders voor te leveren” (Jesaja 36:8). Maar doet het er in werkelijkheid wel toe of Juda’s geoefende cavalerie al dan niet talrijk is? Nee, want Juda’s redding hangt niet af van superieure militaire sterkte. Spreuken 21:31 legt het zo uit: „Het paard is iets dat wordt gereedgemaakt voor de dag van strijd, maar redding behoort Jehovah toe.” Dan beweert Rabsake dat Jehovah’s zegen op de Assyriërs rust, niet op de joden. Anders, zo redeneert hij, hadden de Assyriërs nooit zo ver op Juda’s grondgebied kunnen doordringen. — Jesaja 36:9, 10.
11, 12. (a) Waarom staat Rabsake erop in „de taal van de joden” te spreken, en hoe probeert hij de luisterende joden te verlokken? (b) Welke uitwerking zouden Rabsake’s woorden op de joden kunnen hebben?
11 Hizkia’s vertegenwoordigers maken zich zorgen over de uitwerking die Rabsake’s argumenten zullen hebben op de mannen op de stadsmuur die hem kunnen horen. Deze joodse functionarissen doen het verzoek: „Spreek alstublieft tot uw knechten in de Syrische taal, want wij luisteren; en spreek tot ons niet in de taal van de joden ten aanhoren van het volk dat op de muur is” (Jesaja 36:11). Maar Rabsake is helemaal niet van plan in de Syrische taal te spreken. Hij wil twijfel en angst in het hart van de joden zaaien, zodat zij zich zullen overgeven en Jeruzalem zonder strijd ingenomen kan worden! (Jesaja 36:12) En dus spreekt de Assyriër opnieuw in „de taal van de joden”. Hij waarschuwt de inwoners van Jeruzalem: „Laat Hizkia u niet bedriegen, want hij is niet bij machte u te bevrijden.” Vervolgens probeert hij degenen die luisteren te verlokken door een beeld te schilderen van het leven dat de joden onder de Assyrische heerschappij zouden kunnen hebben: „Geeft u aan mij over en komt uit tot mij, en ieder ete van zijn eigen wijnstok en ieder van zijn eigen vijgeboom, en ieder drinke het water uit zijn eigen regenput, totdat ik kom en u werkelijk breng naar een land gelijk uw eigen land, een land van koren en nieuwe wijn, een land van brood en wijngaarden.” — Jesaja 36:13-17.
12 De joden zullen dit jaar niet kunnen oogsten — de Assyrische invasie heeft het hun onmogelijk gemaakt gewassen te verbouwen. Het vooruitzicht sappige druiven te eten en koel water te drinken, moet erg aantrekkelijk zijn voor de mannen die op de muur meeluisteren. Maar Rabsake heeft nog meer ondermijnende pijlen op zijn boog voor de joden.
13, 14. Waarom is, ondanks Rabsake’s argumenten, dat wat Samaria is overkomen niet van toepassing op Juda’s situatie?
13 Uit zijn arsenaal van argumenten trekt Rabsake een ander verbaal wapen. Hij waarschuwt de joden Hizkia niet te geloven als hij mocht zeggen: „Jehovah zelf zal ons bevrijden.” Rabsake herinnert de joden eraan dat de goden van Samaria niet in staat waren te voorkomen dat de tien stammen door de Assyriërs werden overwonnen. En wat te zeggen van de goden van de andere naties die Assyrië heeft bedwongen? „Waar zijn de goden van Hamath en Arpad?”, vraagt hij. „Waar zijn de goden van Sefarvaïm? En hebben ze soms Samaria uit mijn hand bevrijd?” — Jesaja 36:18-20.
14 Rabsake, een aanbidder van valse goden, begrijpt natuurlijk niet dat er een groot verschil is tussen het afvallige Samaria en Jeruzalem onder Hizkia. Samaria’s valse goden waren niet bij machte het tienstammenrijk te redden (2 Koningen 17:7, 17, 18). Jeruzalem daarentegen heeft onder Hizkia valse goden de rug toegekeerd en is Jehovah weer gaan dienen. Maar de drie Judese vertegenwoordigers doen geen moeite dit aan Rabsake uit te leggen. „Zij bleven zwijgen en antwoordden hem met geen woord, want het gebod van de koning luidde aldus: ’Gij moogt hem niet antwoorden’” (Jesaja 36:21). Eljakim, Sebna en Joah keren naar Hizkia terug en doen officieel verslag van de woorden van Rabsake. — Jesaja 36:22.
Hizkia neemt een beslissing
15. (a) Voor welke beslissing staat Hizkia nu? (b) Hoe stelt Jehovah zijn volk gerust?
15 Koning Hizkia moet nu een beslissing nemen. Zal Jeruzalem zich overgeven aan de Assyriërs? zijn krachten bundelen met Egypte? of voet bij stuk houden en vechten? Hizkia staat onder grote druk. Hij gaat naar Jehovah’s tempel en stuurt Eljakim en Sebna, samen met de oudere mannen van de priesters, naar de profeet Jesaja om via hem Jehovah te raadplegen (Jesaja 37:1, 2). Gekleed in zakken gaan de gezanten van de koning naar Jesaja toe en zeggen: „Deze dag is een dag van benauwdheid en van bestraffing en van smadelijke onbeschaamdheid . . . Misschien zal Jehovah, uw God, de woorden van Rabsake, die door de koning van Assyrië, zijn heer, gezonden is om de levende God te honen, horen en zal hij hem werkelijk ter verantwoording roepen voor de woorden die Jehovah, uw God, gehoord heeft” (Jesaja 37:3-5). Ja, de Assyriërs tarten de levende God! Zal Jehovah aandacht schenken aan hun gehoon? Bij monde van Jesaja stelt Jehovah de joden gerust: „Wees niet bevreesd wegens de woorden die gij hebt gehoord, waarmee de bedienden van de koning van Assyrië schimpend over mij gesproken hebben. Zie, ik leg een geest in hem, en hij moet een bericht horen en naar zijn eigen land terugkeren; en ik zal hem stellig in zijn eigen land door het zwaard doen vallen.” — Jesaja 37:6, 7.
16. Wat voor brieven stuurt Sanherib?
16 Intussen wordt Rabsake weggeroepen om Sanherib ter zijde te staan terwijl de koning oorlog voert bij Libna. Sanherib zal later met Jeruzalem afrekenen (Jesaja 37:8). Toch neemt de druk op Hizkia niet af met Rabsake’s vertrek. Sanherib stuurt dreigbrieven waarin beschreven wordt wat de inwoners van Jeruzalem kunnen verwachten indien zij weigeren zich over te geven: „Gij hebt zelf gehoord wat de koningen van Assyrië met alle landen gedaan hebben door ze aan de vernietiging prijs te geven, en zult gíj dan worden bevrijd? Hebben de goden van de natiën die door mijn voorvaders in het verderf zijn gestort, ze bevrijd? . . . Waar is de koning van Hamath en de koning van Arpad en de koning van de stad Sefarvaïm — van Hena en van Ivva?” (Jesaja 37:9-13) In wezen zegt de Assyriër dat het zinloos is zich te verzetten — verzet zal slechts tot meer moeilijkheden leiden!
17, 18. (a) Wat is Hizkia’s drijfveer als hij Jehovah om bescherming vraagt? (b) Welk antwoord geeft Jehovah via Jesaja aan de Assyriër?
17 Diep bezorgd over de gevolgen van de beslissing die hij moet nemen, spreidt Hizkia Sanheribs brieven in de tempel voor Jehovah uit (Jesaja 37:14). In een innig gebed smeekt hij Jehovah aandacht te schenken aan de dreigementen van de Assyriër en hij besluit zijn gebed met de woorden: „En nu, o Jehovah, onze God, red ons uit zijn hand, opdat alle koninkrijken van de aarde mogen weten dat gij, o Jehovah, alléén God zijt” (Jesaja 37:15-20). Daaruit blijkt duidelijk dat Hizkia zich niet in de eerste plaats om zijn eigen bevrijding bekommert maar om de smaad die op Jehovah’s naam geworpen zal worden als Assyrië Jeruzalem verslaat.
18 Jehovah’s antwoord op Hizkia’s gebed komt via Jesaja. Jeruzalem mag zich niet aan Assyrië overgeven; het moet voet bij stuk houden. Jesaja geeft, alsof er nu tegen Sanherib gesproken wordt, Jehovah’s onverbloemde boodschap voor de Assyriër weer: „De maagdelijke dochter van Sion heeft u veracht, zij heeft u bespot. De dochter van Jeruzalem heeft achter u [spottend] het hoofd geschud” (Jesaja 37:21, 22). Jehovah voegt er dan in feite aan toe: ’Wie ben je wel, dat je de Heilige Israëls hoont? Ik ken je daden. Je hebt ambitieuze plannen; je veroorlooft je nogal wat grootspraak. Je hebt vertrouwd op je militaire macht en veel land veroverd. Maar je bent niet onoverwinnelijk. Ik zal je plannen dwarsbomen. Ik zal je verslaan. Dan zal ik met je doen wat jij met anderen hebt gedaan. Ik zal een haak in je neus slaan en je terugvoeren naar Assyrië!’ — Jesaja 37:23-29.
„Dit zal voor u het teken zijn”
19. Welk teken geeft Jehovah aan Hizkia, en wat houdt het in?
19 Welke waarborg heeft Hizkia dat Jesaja’s profetie vervuld zal worden? Jehovah antwoordt: „Dit zal voor u het teken zijn: Dit jaar zal men eten wat uit gevallen korrels opschiet, en in het tweede jaar koren dat vanzelf opkomt; maar zaait en oogst in het derde jaar, en plant wijngaarden en eet de vrucht ervan” (Jesaja 37:30). Jehovah zal de ingesloten joden van voedsel voorzien. Hoewel zij door de Assyrische bezetting niet kunnen zaaien, zullen zij van de nalezingen van de oogst van het voorgaande jaar kunnen eten. Het jaar daarop, een sabbatjaar, moeten zij hun velden braak laten liggen, ondanks hun wanhopige situatie (Exodus 23:11). Jehovah belooft dat als het volk zijn stem gehoorzaamt, er voldoende graan op de velden zal opkomen om hen in leven te houden. Het jaar daarop zullen de Judeeërs dan op de gebruikelijke manier zaaien en de vruchten van hun arbeid plukken.
20. Op welke manier zullen degenen die aan de Assyrische aanval ontkomen „wortel schieten naar beneden en vrucht voortbrengen naar boven”?
20 Jehovah vergelijkt zijn volk nu met een plant die niet gemakkelijk te ontwortelen is: „Wie er van het huis van Juda ontkomen, . . . zullen stellig wortel schieten naar beneden en vrucht voortbrengen naar boven” (Jesaja 37:31, 32). Ja, zij die op Jehovah vertrouwen, hebben niets te vrezen. Zij en hun nakomelingen zullen stevig geworteld blijven in het land.
21, 22. (a) Wat wordt over Sanherib geprofeteerd? (b) Hoe en wanneer gaan Jehovah’s woorden met betrekking tot Sanherib in vervulling?
21 En de dreigementen die de Assyriër tegen Jeruzalem uit? Jehovah antwoordt: „Hij zal deze stad niet binnenkomen en er geen pijl in schieten en er met geen schild vóór komen en er geen belegeringsdam tegen opwerpen. Langs de weg die hij gekomen is, zal hij terugkeren, en deze stad zal hij niet binnenkomen” (Jesaja 37:33, 34). Het zal niet tot een veldslag tussen Assyrië en Jeruzalem komen. Verrassend genoeg zullen de Assyriërs, niet de joden, zonder strijd verslagen worden.
22 Jehovah doet zijn woord gestand en zendt een engel die het puikje van Sanheribs troepen — 185.000 man — neerslaat. Dat gebeurt blijkbaar bij Libna, en wanneer Sanherib zelf wakker wordt, blijken de leiders, oversten en sterke mannen van zijn leger dood te zijn. Beschaamd keert hij naar Nineve terug, maar ondanks zijn verpletterende nederlaag blijft hij koppig zijn valse god Nisroch vereren. Wanneer hij enkele jaren later voor aanbidding in de tempel van Nisroch is, wordt hij door twee van zijn zoons vermoord. Opnieuw blijkt de levenloze Nisroch niet bij machte te redden. — Jesaja 37:35-38.
Hizkia’s geloof wordt verder versterkt
23. In welke kritieke toestand verkeert Hizkia wanneer Sanherib tegen Juda optrekt, en wat is erbij betrokken?
23 Omstreeks de tijd dat Sanherib tegen Juda optrekt, wordt Hizkia ernstig ziek. Jesaja vertelt hem dat hij zal sterven (Jesaja 38:1). De 39-jarige koning is totaal ontredderd. Zijn bezorgdheid geldt niet alleen zijn eigen welzijn maar ook de toekomst van het volk. Voor Jeruzalem en Juda dreigt het gevaar van een invasie door de Assyriërs. Wie zal als Hizkia sterft het bevel voeren in de strijd? Hizkia heeft dan nog geen zoon om de heerschappij over te nemen. In een vurig gebed smeekt Hizkia Jehovah hem barmhartig te zijn. — Jesaja 38:2, 3.
24, 25. (a) Hoe verhoort Jehovah Hizkia’s gebed goedgunstig? (b) Welk wonder verricht Jehovah, zoals in Jesaja 38:7, 8 beschreven staat?
24 Jesaja heeft de voorhoven van het paleis nog niet verlaten als Jehovah hem met een andere boodschap terugzendt naar het bed van de diepbedroefde koning: „Ik heb uw gebed gehoord. Ik heb uw tranen gezien. Zie, ik voeg aan uw dagen vijftien jaar toe; en uit de handpalm van de koning van Assyrië zal ik u en deze stad bevrijden, en ik wil deze stad verdedigen” (Jesaja 38:4-6; 2 Koningen 20:4, 5). Jehovah zal zijn belofte bekrachtigen met een ongewoon teken: „Zie, ik doe de schaduw op de treden waarlangs ze door de zon op de treden van de trap van Achaz gedaald was, teruggaan, tien treden achteruit.” — Jesaja 38:7, 8a.
25 Volgens de joodse geschiedschrijver Josephus was er in het koninklijk paleis een trap en waarschijnlijk stond vlak daarbij een zuil. Wanneer de zonnestralen op de zuil vielen, wierpen ze een schaduw op de trap. Door te kijken hoe ver de schaduw op de treden gevorderd was, kon men bepalen welke tijd van de dag het was. Nu gaat Jehovah een wonder verrichten. Nadat de schaduw op de normale manier langs de treden is gedaald, zal ze langs dezelfde weg tien treden achteruitgaan. Wie heeft ooit zoiets gehoord? De bijbel vermeldt: „En de zon ging geleidelijk tien treden terug op de treden van de trap die ze gedaald was” (Jesaja 38:8b). Kort daarna herstelt Hizkia van zijn ziekte. Het nieuws daarover verbreidt zich tot in Babylon toe. Als de koning van Babylon het hoort, stuurt hij boodschappers naar Jeruzalem om de feiten te vernemen.
26. Wat is één uitvloeisel van de verlenging van Hizkia’s leven?
26 Ongeveer drie jaar na Hizkia’s wonderbare herstel wordt zijn eerste zoon, Manasse, geboren. Wanneer Manasse opgroeit, toont hij geen waardering voor Gods mededogen, zonder hetwelk hij niet geboren zou zijn! In plaats daarvan doet Manasse het grootste deel van zijn leven op grote schaal wat slecht is in Jehovah’s ogen. — 2 Kronieken 32:24; 33:1-6.
Een beoordelingsfout
27. Op welke manieren toont Hizkia waardering voor Jehovah?
27 Net als zijn voorvader David is Hizkia een man van geloof. Hij hecht grote waarde aan Gods Woord. Volgens Spreuken 25:1 heeft hij ervoor gezorgd dat de stof die nu in de hoofdstukken 25 tot 29 van Spreuken staat, werd verzameld. Volgens sommigen heeft hij ook de 119de Psalm gecomponeerd. Uit het ontroerende danklied dat Hizkia componeert nadat hij van zijn ziekte genezen is, blijkt dat hij een gevoelig mens is. Hij concludeert dat het belangrijkste in het leven is, Jehovah „al de dagen van ons leven” te kunnen loven in Zijn tempel (Jesaja 38:9-20). Mogen wij allemaal net zo over de zuivere aanbidding denken!
28. Welke beoordelingsfout maakt Hizkia enige tijd na zijn wonderbare genezing?
28 Hizkia mag dan getrouw zijn, hij is wel onvolmaakt. Enige tijd nadat Jehovah hem genezen heeft, maakt hij een ernstige beoordelingsfout. Jesaja legt uit: „In die tijd zond Merodach-Baladan, de zoon van Baladan, de koning van Babylon, brieven en een geschenk aan Hizkia, nadat hij gehoord had dat hij ziek was geweest maar weer aangesterkt was. Hizkia dan verheugde zich over hen en liet hun vervolgens zijn schathuis zien, het zilver en het goud en de balsemolie en de goede olie en heel zijn tuighuis en al wat er onder zijn schatten te vinden was. Er bleek niets te zijn wat Hizkia hun niet liet zien in zijn eigen huis en in heel zijn rijk.” — Jesaja 39:1, 2.b
29. (a) Wat kan Hizkia’s drijfveer zijn wanneer hij de Babylonische afvaardiging zijn rijkdommen laat zien? (b) Wat zullen de gevolgen zijn van Hizkia’s beoordelingsfout?
29 Ook na de verwoestende slag die Assyrië door Jehovah’s engel is toegebracht, blijft het een bedreiging vormen voor veel naties, ook voor Babylon. Het kan zijn dat Hizkia indruk op de koning van Babylon heeft willen maken als een mogelijke toekomstige bondgenoot. Maar Jehovah wil niet dat de inwoners van Juda een verbintenis aangaan met hun vijanden; hij wil dat zij op hem vertrouwen! Bij monde van de profeet Jesaja onthult Jehovah de toekomst aan Hizkia: „Er komen dagen, en alles wat er in uw eigen huis is en wat uw voorvaders tot op deze dag hebben opgehoopt, zal werkelijk naar Babylon worden gevoerd. Niets zal er worden overgelaten . . . En sommigen van uw eigen zonen, die uit u zullen voortkomen, van wie gij vader zult worden, zijzelf zullen genomen worden en inderdaad hofbeambten worden in het paleis van de koning van Babylon” (Jesaja 39:3-7). Ja, juist de natie waarop Hizkia indruk wilde maken, zal uiteindelijk Jeruzalems schatten plunderen en zijn burgers in slavernij brengen. Dat Hizkia zijn schatten aan de Babyloniërs heeft laten zien, stimuleert hun hebzucht alleen maar.
30. Hoe gaf Hizkia van een goede instelling blijk?
30 Klaarblijkelijk doelend op het incident waarbij Hizkia zijn schatten aan de Babyloniërs liet zien, vermeldt 2 Kronieken 32:26: „Hizkia verootmoedigde zich wegens de hoogmoed van zijn hart, hij en de inwoners van Jeruzalem, en Jehovah’s verontwaardiging kwam niet over hen in de dagen van Hizkia.”
31. Hoe is het Hizkia verder vergaan, en wat leren wij daaruit?
31 Ondanks zijn onvolmaaktheid was Hizkia een man van geloof. Hij wist dat zijn God, Jehovah, echt een persoon is en gevoelens heeft. Wanneer Hizkia onder druk stond, bad hij vurig tot Jehovah, en Jehovah antwoordde hem. Jehovah God schonk hem vrede voor de rest van zijn dagen, en daar was Hizkia dankbaar voor (Jesaja 39:8). Jehovah moet voor ons in deze tijd even reëel zijn. Laten wij wanneer zich problemen voordoen, net als Hizkia naar Jehovah opzien voor wijsheid en de uitweg, „want hij geeft aan allen edelmoedig en zonder verwijt” (Jakobus 1:5). Als wij volharden en geloof in Jehovah blijven oefenen, kunnen wij er zeker van zijn dat hij „de beloner wordt van wie hem ernstig zoeken”, zowel nu als in de toekomst. — Hebreeën 11:6.
[Voetnoten]
a Bij de huidige koersen ruim $9,5 miljoen waard.
b Na Sanheribs nederlaag brachten omliggende naties Hizkia geschenken in de vorm van goud, zilver en andere kostbaarheden. In 2 Kronieken 32:22, 23, 27 lezen wij: „Hizkia kreeg in zeer grote mate rijkdom en heerlijkheid” en hij werd „verheven in de ogen van alle natiën”. Deze geschenken kunnen hem in staat hebben gesteld zijn schathuis weer te vullen, dat hij leeggehaald had voor het betalen van schatting aan de Assyriërs.
[Illustratie op blz. 383]
Koning Hizkia vertrouwt op Jehovah wanneer hij met de macht van Assyrië geconfronteerd wordt
[Paginagrote illustratie op blz. 384]
[Illustratie op blz. 389]
De koning zendt gezanten naar Jesaja om Jehovah’s raad in te winnen
[Illustratie op blz. 390]
Hizkia bidt of Jehovah’s naam verhoogd mag worden door Assyriës nederlaag
[Illustratie op blz. 393]
Jehovah’s engel slaat 185.000 Assyriërs neer