Geef het niet op te doen wat voortreffelijk is
„Laten wij het . . . niet opgeven te doen wat voortreffelijk is, want te zijner tijd zullen wij oogsten indien wij het niet moe worden.” — GALATEN 6:9.
1. Welke opdracht gaf Jezus zijn volgelingen?
WAT een voortreffelijke activiteit verrichten christenen als onderdeel van hun aanbidding! Ze is concreet omschreven in het duidelijke gebod: „Gaat daarom en maakt discipelen van mensen uit alle natiën, hen dopende . . . en leert hun onderhouden alles wat ik u geboden heb. En ziet! ik ben met u alle dagen tot het besluit van het samenstel van dingen” (Matthéüs 28:19, 20). Jezus Christus zelf gaf zijn discipelen de opdracht dat wereldomspannende onderwijzingswerk ten uitvoer te brengen.
2. (a) Waarom kunnen wij zeggen dat het maken van discipelen een belangrijk en een voortreffelijk werk was? (b) Welke doeleinden worden er gediend door het werk dat bestaat in het maken van discipelen?
2 De opdracht om discipelen te maken was een van Jezus’ laatste verklaringen tot zijn eerste discipelen voordat hij naar de hemel opsteeg. Zou het dan niet om een uitermate belangrijke toewijzing gaan? Ja, omdat het behartigen ervan levens zou redden (1 Timótheüs 4:16). Dat maakt het tot een voortreffelijk werk. Het verschaft gedegen bijbels onderricht voor wie acht slaan op de Koninkrijksboodschap, en het predikingswerk vormt een waarschuwing voor afwijzend reagerende personen (Lukas 10:10, 11). Het verrichten van dit werk identificeert ware christenen dan ook evenzeer als hun gehoorzaamheid aan andere leringen van Jezus. — Johannes 8:31.
3. (a) Hoe reageerden Jezus’ discipelen op zijn persoonlijke voorbeeld en gebod? (b) Welke instelling bouwde Jezus in zijn discipelen op?
3 Als de Grote Onderwijzer gaf Jezus zijn volgelingen een schitterend voorbeeld. Hij onderwees in het openbaar en maakte discipelen door ’het goede nieuws van het koninkrijk te prediken’ (Matthéüs 9:35). In navolging van hem gingen nieuwe volgelingen zelf discipelen maken, want een ware discipel is „iemand die de leerstellingen van een ander aanvaardt en helpt verbreiden”. Aanvankelijk moesten zij zich bij het maken van discipelen beperken tot joden en proselieten. Maar gehoorzaamden Jezus’ volgelingen, ondanks vijandige reacties in dat veld, „zonder ophouden” zijn gebod om ’steeds weer te gaan’? Ja inderdaad, zij gingen „naar de verloren schapen van het huis van Israël” totdat in 36 G.T. de eerste heidenen gelovigen werden (Matthéüs 10:5, 6; Handelingen 5:42). Er werd gezegd dat de discipelen ’Jeruzalem met hun leer hadden vervuld’ (Handelingen 5:28). Zij gaven hun voortreffelijke werk niet op. In plaats daarvan volbrachten zij het getrouw.
„Het veld is de wereld”
4. Met welke instelling kweten Jezus’ volgelingen zich van hun vergrote toewijzing?
4 Jezus gaf te kennen dat het veld „mensen uit alle natiën” zou omvatten (Matthéüs 28:19). In een gelijkenis over het zaaien van Koninkrijkszaad had hij gezegd: „Het veld is de wereld” (Matthéüs 13:38). Christenen zouden dus overal Koninkrijks-„getuigen” van hem zijn. Opnieuw zouden zij ’steeds weer gaan’, ditmaal „tot de verst verwijderde streek der aarde” (Handelingen 1:8). De apostel Paulus ’hield zich intensief met het woord bezig’, en wij kunnen er zeker van zijn dat dit ook met andere christenen het geval was. — Handelingen 18:5.
5. Hoe gaf Jezus te kennen dat hij verwachtte dat zijn discipelen intens bezig zouden zijn met het predikingswerk totdat het huidige samenstel zijn einde zou vinden?
5 Jezus verwachtte dat de getuigenisactiviteit christenen intens zou bezighouden totdat het huidige samenstel van dingen zijn einde zou vinden. Dit blijkt uit wat hij voorzei aangaande de christelijke bediening en het gebied dat erdoor bestreken zou worden. Jezus zei: „Dit goede nieuws van het koninkrijk zal op de gehele bewoonde aarde worden gepredikt tot een getuigenis voor alle natiën, en dan zal het einde komen.” — Matthéüs 24:14.
6. Hoe lang zal de Koninkrijksprediking nog voortgang vinden, en hoe dient dit onze instelling ertegenover te beïnvloeden?
6 Toen Jezus het gebod gaf om over de hele aarde het Koninkrijk te gaan prediken en discipelen te maken, wist hij dat zo’n voortreffelijk werk eens zijn climax zou bereiken, zoals dat ook voor het joodse veld het geval was. Maar het beoogde doel zou bereikt worden. „Dan”, zoals hij zei, „zal het einde komen.” Derhalve gaan Jehovah’s Getuigen tot het einde met vertrouwen en vreugde voort met het toegewezen werk. Dat helpt hen in onze tijd met het werk door te gaan totdat het voltooid is.
Hoe het werk te verrichten
7. Welk thema kenmerkte Jezus’ bediening en die van zijn discipelen?
7 Jezus leerde zijn eerste discipelen hoe zij hun openbare bediening moesten verrichten. Zij gaven met ijver gehoor aan zijn gebod om te ’gaan’. Toen Jezus hen voor hun getuigeniswerk opleidde, zei hij: „Predikt op uw tocht en zegt: ’Het koninkrijk der hemelen is nabij gekomen’” (Matthéüs 10:7). Dat gaf hun boodschap hetzelfde Koninkrijksthema dat zijn bediening had gekenmerkt. Het zou goed nieuws zijn voor oprechten van hart. Hield Jezus er zelf mee op toen zijn volgelingen eenmaal met hun werk begonnen? Nee, zeker niet, want „toen Jezus nu gereed was met het geven van instructies aan zijn twaalf discipelen, vertrok hij vandaar om in hun steden te onderwijzen en te prediken”. — Matthéüs 11:1.
8. (a) Waar en hoe moesten Koninkrijksverkondigers de mensen benaderen? (b) Waarom is het passend met het goede nieuws naar iemands huis te komen? (c) Welke voordelen heeft het als wij de huisbewoner op juiste wijze groeten?
8 Waar en hoe moesten deze Koninkrijksverkondigers mensen benaderen? Jezus zei hun: „Wanneer gij het huis binnengaat, groet dan het huisgezin” (Matthéüs 10:12). Met het goede nieuws naar iemands huis gaan, verleent de huisbewoner waardigheid, omdat het hem de gelegenheid biedt zich op zijn eigen domein met de Koninkrijksboodschap bezig te houden. Niet alleen zijn de gebruikelijke en aanvaarde begroetingsvormen de beleefde en van consideratie getuigende manier om een gesprek te beginnen, maar bovendien is het alleen maar een voordeel als een vriendelijke en opgewekte begroeting kan bewerken dat een ongenood bezoek een welkom bezoek wordt. (Vergelijk Matthéüs 28:9; Lukas 1:28.) De toon van de stem en het antwoord van de persoon aan de deur vertellen u ook veel over zijn of haar instelling. U moet zo iets bewust opmerken voordat u verder gaat, omdat die kennis het u gemakkelijker maakt om wat u gaat zeggen aan te passen aan de behoeften van de huisbewoner. — Vergelijk Handelingen 22:1, 2; 23:6.
9. Waaruit blijkt dat niet allen de Koninkrijksboodschap met waardering zouden horen, en wat moest de reactie zijn als mensen er geen belangstelling voor toonden?
9 Jezus liet zijn discipelen weten dat niet alle mensen in een gebied gunstig zouden reageren. Hij zei: „Welke stad of welk dorp gij ook binnengaat, onderzoekt wie daarin het waard is.” Als allen de Koninkrijksboodschap zouden aanvaarden, zou hij niet over ’onderzoeken’ hoeven te spreken. Wat moest de reactie zijn als mensen geen belangstelling voor de boodschap toonden? „Als iemand u ergens niet ontvangt of niet naar uw woorden luistert, verlaat dan dat huis of die stad en schudt het stof van uw voeten”, in vrede vertrekkend en de consequenties overlatend aan Jehovah’s oordeel. — Matthéüs 10:11, 14.
De situatie in deze tijd
10. Wat is er over de Koninkrijksprediking door Jehovah’s Getuigen opgemerkt?
10 Getrouw gehoorzamend aan de christelijke opdracht bestrijken Jehovah’s Getuigen de hele aarde met de Koninkrijksboodschap. Zo schreef A. P. Wisse, een journalist in Nederland: „Zij zijn anders dan anderen. Een deel van dat verschil komt voort uit hun evangelisatieijver. Zij zien het christendom niet als een godsdienst met kathedralen, met parochianen die elk hun vaste plaats bezitten en wier religie niet veel meer van hen verlangt dan te luisteren. Zij spreken met Paulus’ vrijmoedigheid tot iedereen die wil luisteren.” Zo’n ijver voor de bediening is stellig door Jehovah God gezegend.
11, 12. (a) Welke resultaten zijn er in recente jaren in de bediening geboekt? (b) Wat gebeurt er met het beschikbare gebied naarmate onze aantallen toenemen? (c) Welke vragen worden er opgeworpen?
11 Meer dan 3.000.000 Koninkrijksverkondigers werken nu ijverig in 210 landen. Wij zien een voortreffelijke toename in nieuwe discipelen — 1.246.204 zijn in de laatste zeven jaar gedoopt. De zegen van Jehovah op toegewijde arbeid is duidelijk (Jesaja 60:8-10, 22). Ja, minstens 40 landen en eilanden tellen één Getuige op elke 300 of minder bewoners, ofwel één op ongeveer 100 huisgezinnen! Bovendien is in sommige streken van landen als Canada en Guadeloupe de verhouding één Getuige op 45 of 50 mensen in het gebied van een gemeente — per verkondiger slechts ongeveer 15 huizen of nog minder voor de van-huis-tot-huisprediking! Veel van deze gebieden worden iedere maand bewerkt. Zelfs in landen waar de verhouding hoger ligt, worden bepaalde stadsgebieden heel frequent bewerkt met ons getuigenis. In Seoel, in de republiek Korea, worden sommige stadsgebieden iedere vijf dagen bewerkt! Naarmate onze aantallen toenemen en steeds meer Getuigen de pioniers- en hulppioniersdienst op zich nemen, zullen wij steeds vaker bij onze naasten aan de deur staan. Geeft dat problemen?
12 Er moet toegegeven worden dat er in sommige gebieden problemen zijn, zowel voor Jehovah’s Getuigen als voor degenen bij wie wij aan de deur komen. Wat de problemen nog vergroot, is de toenemende apathie onder de mensen in veel landen. Welnu, gaan wij terwijl wij talrijker worden, het langzamerhand opgeven ons voortreffelijke werk te doen? Komen wij tot de conclusie dat ons werk bijna gedaan is en dat wij reeds allen die gunstig zullen reageren en discipelen worden, hebben weten te vinden? Begint u persoonlijk moe te worden en misschien wel gefrustreerd te raken omdat u steeds weer dezelfde onontvankelijke mensen moet opzoeken? Wat kunnen wij doen om ons uitstekende niveau van activiteit te behouden?
De juiste instelling bewaren
13, 14. (a) Hoe dienen wij de situatie te bezien dat gebieden steeds frequenter bewerkt worden? (b) Waarom laten wij ons niet afschrikken door degenen die „ongevoelig” zijn? (c) Hoe kunnen wij het apostolische voorbeeld volgen in het trotseren van degenen die aanstoot nemen aan onze bezoeken?
13 De oplossing draait voornamelijk om onze instelling als getuigen van Jehovah. Laten wij ten eerste altijd de positieve kant blijven zien. Dat een gebied vanwege een hoge verhouding van verkondigers op bevolking vaker bewerkt wordt, is een ontwikkeling die zich stellig op veel plaatsen zou voordoen naarmate ons werk zijn climax nadert. Maar hebben wij hier niet om gebeden? (2 Thessalonicenzen 3:1) Wat wij nu zien, moet ons blij maken en ons ervan overtuigen dat wij ons in de laatste fasen van het maken van discipelen bevinden! Het Koninkrijk wordt gepredikt zoals Jezus voorzei. En ook waar mensen ’niet naar onze woorden luisteren’, worden zij gewaarschuwd door middel van onze actieve Koninkrijksprediking. Bedenk dat wij niet alleen discipelen maken maar ook het goede nieuws verkondigen „tot een getuigenis”. — Matthéüs 10:14; 24:14.
14 Bovendien kunnen wij verwachten dat naarmate het einde naderbij komt, steeds meer mensen de Koninkrijksboodschap zullen verwerpen. De voorzeggingen zijn duidelijk, en de ervaringen van zowel Jezus als Paulus verzekeren ons dat wij mensen zullen treffen die „ongevoelig” zijn, wier hart „onontvankelijk” is. Daarom moeten wij in deze tijd oppassen dat wij niet ongevoelig zijn voor het feit dat ons een opdracht is gegeven. Zelfs naar degenen die ongevoelig zijn, dienen wij „steeds weer” te gaan (Jesaja 6:9-11; Matthéüs 13:14, 15; Spreuken 10:21). Toegegeven, er is moed nodig om dikwijls naar mensen toe te gaan die aanstoot nemen aan onze bezoeken. Maar geen enkele gebiedssituatie van welke aard maar ook mag ons ooit te verstaan geven: ’Houd ermee op te spreken.’ In plaats daarvan dienen wij net als de apostelen te bidden om vrijmoedigheid om te „blijven spreken” — ondanks wrevel of vijandigheid — totdat het werk gedaan is. — Handelingen 4:18-20, 24-31
15. Welke aanmoediging wordt in Galaten 6:9 gegeven, en hoe moet dat onze kijk op het bezoeken van onze naasten met het goede nieuws beïnvloeden?
15 In de grond der zaak zijn er slechts twee soorten mensen in al onze gebieden — zij die op het moment belangstelling hebben en zij die geen interesse hebben. Daarom moeten wij ermee doorgaan ’te onderzoeken wie het waard zijn’. Dit te doen behoort tot de vele uitmuntende werken die wij als christenen moeten voortbrengen om onze liefde voor Jehovah en onze loyaliteit jegens hem te tonen. „Laten wij het derhalve niet opgeven te doen wat voortreffelijk is, want te zijner tijd zullen wij oogsten indien wij het niet moe worden” (Galaten 6:9). Aangezien wij ons nu zo dicht bij het einde van dit samenstel bevinden, is het er niet de tijd voor ons werk op te geven of moe te worden maar moeten wij ermee doorgaan onze naasten op te zoeken met het goede nieuws van het Koninkrijk. Jehovah heeft nog niet gezegd dat het werk voltooid is.
Waarom wij moeten „blijven spreken”
16. (a) Wat zijn enkele van de omstandigheden die de reactie van mensen in een gebied kunnen veranderen? (b) Welke plaatselijke voorbeelden van een veranderde reactie kunt u geven?
16 Het zal ons ook helpen een juiste instelling te bewaren als wij bedenken dat loyaliteit jegens Jehovah wordt getoond door ijverige activiteit in de prediking van het Koninkrijk. Bovendien blijven gebieden op verschillende manieren veranderen. Er verhuizen mensen, of hun omstandigheden kunnen veranderen. Misschien hadden zij de laatste keer dat wij aan hun deur waren, geen belangstelling, maar het verlies van een baan, de dood van iemand die hun dierbaar was, een betekenisvolle wijziging in de worsteling tussen de supermachten, een ernstige ziekte — deze en nog andere veranderingen kunnen betekenen dat zij de volgende keer dat wij komen, wel openstaan voor de boodschap. Anderen hebben vernomen dat een vriend of familielid een getuige van Jehovah is geworden en willen nu misschien toch wel eens met ons praten om te weten te komen wat er in ons geloof is dat deze verandering teweeggebracht kan hebben.
17. Hoe wordt er nu door sommigen op de Koninkrijksboodschap gereageerd? Geef plaatselijke voorbeelden.
17 Bedenk ook dat degenen die de afgelopen jaren zijn opgegroeid, nu een gezin hebben, het leven serieus opvatten en vragen stellen die alleen Gods Woord kan beantwoorden. Zo vroeg een jonge moeder twee Getuigen binnen en zei: ’Als meisje heb ik nooit kunnen begrijpen waarom mijn moeder de Getuigen wegstuurde en zei dat zij niet geïnteresseerd was, terwijl jullie alleen maar over de bijbel willen praten. Ik nam mij voor om wanneer ik opgegroeid en getrouwd was en mijn eigen huis had, Jehovah’s Getuigen binnen te nodigen en hun te vragen mij de bijbel uit te leggen.’
18. Hoe beïnvloedt de veranderende religieuze situatie het gebied waarin wij prediken en onderwijzen?
18 Hebt u opgemerkt dat sommige mensen die jarenlang niet met ons hebben willen praten en dachten dat zij „gered” waren, ons nu oprechte vragen stellen? Waarom? Er heeft zich in hun religieuze denken een verandering voorgedaan. Zij vertellen nu dat zij heel gedesillusioneerd zijn en verbijsterd door onthullingen van immoreel gedrag, politieke activiteiten en verspilling van kerkelijke fondsen door sommige prominente tv-dominees in wie zij eens vertrouwen stelden. Waarschijnlijk zal dit zich nog vaker voordoen naarmate de toestanden in Babylon de Grote blijven verslechteren tot de tijd voor haar vernietiging aanbreekt. — Openbaring 18:1-8.
19, 20. Waaruit blijkt dat wij ons niet ontmoedigd moeten voelen om steeds maar weer naar mensen te gaan die de boodschap verwerpen?
19 In elk geval dienen wij niet ontmoedigd te raken wanneer de meeste mensen afwijzend reageren. Nadat wij bij hen zijn weggegaan, zijn wij waarschijnlijk nog steeds in hun gedachten. In Canada gaf een huisbewoonster twee Getuigen die haar bezochten duidelijk te verstaan dat zij geen interesse had. Later ging zij nadenken over wat zij hadden gezegd en wilde zij hen vinden opdat zij haar antwoord konden geven op de vragen die in haar geest waren gerezen. Zij stapte in haar auto en reed al zoekend de straten van haar buurt op en neer zonder hen te kunnen vinden. Gaf zij het op? Nee, zij ging bij een vriendin aan om te vragen of zij daar geweest waren. Dat was niet zo, maar de vriendin zei dat er op haar werk een Getuige was en dat zij de geïnteresseerde vrouw met deze Getuige in contact zou brengen. Dit resulteerde in een reeks bezoeken bij de geïnteresseerde persoon thuis, waarvoor zij vriendinnen, buren, familieleden en collega’s uitnodigde. Soms waren er wel 15 personen aanwezig en er zijn zo’n 430 boeken en bijbels en 2015 tijdschriften verspreid.
20 Velen hebben waardering voor onze bezoeken. In een brief aan een bijkantoor van het Wachttorengenootschap zei een vrouw: „Dank u wel dat u een grote toewijding in het hart van de mensen van uw geloof hebt geplant. Dank u dat u langs komt . . . en de liefde van de Heer met anderen deelt. Die simpele daad doet zo veel voor anderen. . . . Hoewel sommigen misschien hard zijn, anderen onverschillig en weer anderen ontvankelijk . . . doet het werkelijk enorm goed dat er iemand langs komt om je te herinneren aan geestelijke zaken. Ik vind het een goede zaak, zo met elkaar over de Heer te spreken.” In een andere brief vroeg een huisbewoner ons om ’mensen niet te laten vallen’, ongeacht hoe zij ons behandelen. „Laten wij het derhalve niet opgeven te doen wat voortreffelijk is, want te zijner tijd zullen wij oogsten indien wij het niet moe worden” (Galaten 6:9). Dit werk heeft Jehovah’s goedkeuring en zegen, en dat wij eraan deelnemen bewijst onze liefde voor hem en onze naaste (Matthéüs 22:37-39). Laten wij het werk dus afmaken. — Vergelijk Filippenzen 1:6.
21. (a) Waar ligt, waarschijnlijk althans ten dele, de uitdaging om weer naar reeds frequent bewerkte gebieden te gaan? (b) Wat zullen wij in het volgende artikel bespreken?
21 Wij moeten het feit onder de ogen zien dat het niet altijd de mensen hoeven te zijn die het moeilijk schijnen te maken een gebied frequent te bewerken. Soms zijn wij het zelf. Beginnen wij al met negatieve ideeën, omdat wij denken dat wij alle mensen kennen en al weten wat hun reactie zal zijn? Dat kan van invloed zijn op onze instelling en waarschijnlijk ook op de klank van onze stem en onze gelaatsuitdrukking. Gebruiken wij nog steeds dezelfde methoden en bewoordingen die wij al jaren hebben gebruikt? Nu het gebied verandert, zal wat eens succes had, nu misschien niet overkomen bij andere personen ’die het waard zijn’. Misschien hebben wij een frisse benadering en een nieuwe kijk op ons werk nodig. Laten wij vervolgens bezien wat wij kunnen doen opdat wij ’het niet opgeven maar te zijner tijd kunnen oogsten’.
Kunt u dit uitleggen?
◻ Waarom dienen wij het niet ’op te geven’ met het goede nieuws naar onze naasten te gaan?
◻ Wie heeft ons gezegd discipelen te maken op de wijze zoals wij het doen, en wat zijn de fundamentele kenmerken van die methode?
◻ Welke situatie heeft zich in veel gebieden ontwikkeld, en wat zal ons helpen de juiste instelling te bewaren tegenover die situatie?
◻ Waarom dienen wij het goede nieuws „zonder ophouden” te „blijven spreken”?
[Kader op blz. 14]
WIJ ZULLEN HET „NIET OPGEVEN” HET KONINKRIJK TE PREDIKEN INDIEN WIJ BEDENKEN:
◻ Wie het ons heeft opgedragen en ons heeft geïnstrueerd hoe het te doen
◻ Dat Jehovah’s zegen rust op wat er al wereldwijd is gedaan
◻ Dat wij de juiste instelling moeten bewaren ondanks mensen die afwijzend reageren
◻ Dat wij ervoor moeten bidden net zo te „blijven spreken” als de apostelen