„De kleine” is tot „duizend” geworden
„De kleine zelf zal tot duizend worden, en de geringe tot een machtige natie.” — JESAJA 60:22.
1, 2. (a) Waarom bedekt duisternis thans de aarde? (b) Hoe heeft Jehovah’s licht progressief op zijn volk geschenen?
„NIETS dan duisternis zal de aarde bedekken, en dikke donkerheid de nationale groepen; maar over u zal Jehovah gaan schijnen, en over u zal zíjn heerlijkheid worden gezien” (Jesaja 60:2). Deze woorden geven een goede beschrijving van de situatie die zich sinds 1919 op aarde heeft voorgedaan. De christenheid heeft het teken van de koninklijke tegenwoordigheid van Jezus Christus, „het licht der wereld”, verworpen (Johannes 8:12; Mattheüs 24:3). Wegens de „grote toorn” van Satan, de overste van „de wereldheersers van deze duisternis”, was de twintigste eeuw de wreedste, verwoestendste tijd van de menselijke geschiedenis (Openbaring 12:12; Efeziërs 6:12). De meeste mensen verkeren in geestelijke duisternis.
2 Toch schijnt er in deze tijd wel degelijk licht. Jehovah ’schijnt’ op zijn dienstknechten, het gezalfde overblijfsel, die de aardse vertegenwoordigers zijn van zijn hemelse „vrouw” (Jesaja 60:1). Vooral sinds hun bevrijding uit Babylonische gevangenschap in 1919 hebben zij Gods heerlijkheid weerkaatst en ’hun licht voor de mensen laten schijnen’ (Mattheüs 5:16). Vanaf 1919 tot 1931 ging het Koninkrijkslicht steeds helderder schijnen terwijl zij zich ontdeden van de overgebleven ketenen van de Babylonische denkwijze. Zij namen tot tienduizenden in aantal toe terwijl Jehovah zijn belofte vervulde: „Ik zal de overgeblevenen van Israël zonder mankeren bijeenbrengen. In eenheid zal ik hen stellen, als schapen in de kooi, als een kudde midden in haar weide; het zal er gonzen van mensen” (Micha 2:12). In 1931 werd Jehovah’s heerlijkheid over zijn volk zelfs nog duidelijker toen zij de naam Jehovah’s Getuigen aannamen. — Jesaja 43:10, 12.
3. Hoe werd het duidelijk dat Jehovah’s licht niet alleen op de gezalfden maar ook op anderen zou schijnen?
3 Zou Jehovah alleen op de overgeblevenen van de „kleine kudde” gaan schijnen? (Lukas 12:32) Nee. De Wachttoren van 1 november 1931 wees op nog een groep. In een schitterende uitleg van Ezechiël 9:1-11 toonde deze uitgave aan dat de in die verzen genoemde man met de schrijversinkthoorn het gezalfde overblijfsel afbeeldt. Wie worden door die „man” op het voorhoofd gekentekend? „Andere schapen”, zij die de hoop hebben om eeuwig op een paradijsaarde te leven (Johannes 10:16; Psalm 37:29). In 1935 werd onderscheiden dat deze groep „andere schapen” de „grote schare . . . uit alle natiën” was die door de apostel Johannes in een visioen werd gezien (Openbaring 7:9-14). Vanaf 1935 tot nu toe is er veel aandacht besteed aan de bijeenvergadering van de grote schare.
4. Wie zijn de in Jesaja 60:3 genoemde „koningen” en „natiën”?
4 Op dit bijeenvergaderingswerk wordt in Jesaja’s profetie gezinspeeld wanneer daarin wordt gezegd: „Natiën zullen stellig tot uw licht gaan, en koningen tot de glans van uw schijnen” (Jesaja 60:3). Wie zijn de hier genoemde „koningen”? De overgeblevenen van de 144.000, die, samen met Jezus Christus, mede-erfgenamen zijn van het hemelse koninkrijk en de leiding in het getuigeniswerk hebben genomen (Romeinen 8:17; Openbaring 12:17; 14:1). In deze tijd worden de paar duizend overgeblevenen van het gezalfde overblijfsel verre overtroffen door de „natiën”, degenen met een aardse hoop die voor onderricht tot Jehovah komen en anderen uitnodigen hetzelfde te doen. — Jesaja 2:3.
Jehovah’s ijverige dienstknechten
5. (a) Welke feiten laten zien dat de ijver van Jehovah’s volk niet is bekoeld? (b) Welke landen hadden in 1999 een opmerkelijke toename? (Zie de tabel op blz. 17-20.)
5 Wat een ijver hebben Jehovah’s hedendaagse Getuigen in de twintigste eeuw aan de dag gelegd! En ondanks toegenomen druk is, terwijl het jaar 2000 naderde, hun ijver niet bekoeld. Zij namen Jezus’ gebod: „Maakt discipelen van mensen uit alle natiën”, nog steeds heel ernstig op (Mattheüs 28:19, 20). Het aantal actieve verkondigers van het goede nieuws heeft in het laatste dienstjaar van de twintigste eeuw een nieuw hoogtepunt bereikt van 5.912.492. Zij hebben er het opmerkelijke totaal van 1.144.566.849 uur aan besteed om met anderen over God en zijn voornemens te spreken. Zij brachten 420.047.796 nabezoeken bij geïnteresseerden en leidden 4.433.884 gratis huisbijbelstudies. Wat een schitterend bericht van ijverige dienst!
6. Welke nieuwe regeling is voor pioniers getroffen, en welke gunstige reactie was er?
6 Vorig jaar januari kondigde het Besturende Lichaam een wijziging aan in het urenvereiste voor pioniers. Velen hebben hier voordeel van getrokken door zich in de rijen van de gewone of hulppioniers te scharen. Gedurende de eerste vier kalendermaanden van 1999 bijvoorbeeld ontving het Nederlandse bijkantoor viermaal zoveel gewone pioniersaanvragen als in dezelfde periode het jaar daarvoor. Ghana bericht: „Sinds het nieuwe urendoel voor pioniers van kracht werd, zijn de rijen van onze gewone pioniers gestaag gegroeid.” In het dienstjaar 1999 bereikte het aantal pioniers wereldwijd 738.343 — een schitterende demonstratie van ’ijver voor voortreffelijke werken’. — Titus 2:14.
7. Hoe heeft Jehovah de ijverige activiteit van zijn dienstknechten gezegend?
7 Heeft Jehovah deze ijverige activiteit gezegend? Ja. Bij monde van Jesaja zegt hij: „Sla uw ogen rondom op en zie! Zij zijn allen bijeengebracht; zij zijn tot u gekomen. Van verre blijven uw eigen zonen komen, en uw dochters, die aan de zijde verzorgd zullen worden” (Jesaja 60:4). Gezalfde „zonen” en „dochters” die reeds bijeenvergaderd zijn, dienen God nog steeds ijverig. En thans worden Jezus’ andere schapen aan de zijde van Jehovah’s gezalfde „zonen” en „dochters” in 234 landen en eilanden der zee bijeengebracht.
„Ieder goed werk”
8. In welke ’goede werken’ zijn Jehovah’s Getuigen actief?
8 Christenen hebben de verantwoordelijkheid om het goede nieuws van het Koninkrijk te prediken en geïnteresseerden te helpen discipelen te worden. Maar zij zijn „toegerust voor ieder goed werk” (2 Timotheüs 3:17). Bijgevolg zorgen zij liefdevol voor hun gezin, betonen gastvrijheid en bezoeken de zieken (1 Timotheüs 5:8; Hebreeën 13:16). En er zijn vrijwilligers betrokken bij projecten als het bouwen van Koninkrijkszalen — een werk waardoor ook een getuigenis wordt gegeven. In Togo wilden de verantwoordelijke personen van een plaatselijke charismatische kerk na de bouw van één zaal weten waarom Jehovah’s Getuigen in staat waren hun eigen gebouwen op te trekken, terwijl de kerk mensen voor dit doel in dienst moest nemen! Togo bericht dat de bouw van degelijke Koninkrijkszalen zo’n positieve uitwerking op de omgeving heeft dat sommige mensen huizen trachten te huren of te bouwen in de buurt van plaatsen waar zalen gebouwd gaan worden.
9. Hoe hebben Jehovah’s Getuigen gereageerd wanneer rampen hebben toegeslagen?
9 Soms wordt een ander soort goed werk vereist. In het afgelopen dienstjaar werden veel landen door rampen getroffen en vaak waren Jehovah’s Getuigen als eersten ter plekke om hulp te bieden. Een groot deel van Honduras bijvoorbeeld werd door de orkaan Mitch verwoest. Snel vormde het bijkantoor noodcomités om hulpverlening te organiseren. Getuigen in Honduras en veel andere landen schonken kleding, voedsel, medicijnen en andere basisbehoeften. Regionale bouwcomités gebruikten hun bekwaamheden om huizen te herbouwen. Weldra werden onze broeders en zusters die het slachtoffer van de ramp waren, geholpen hun geregelde activiteiten te hervatten. In Ecuador kwamen Jehovah’s Getuigen hun broeders en zusters te hulp toen een zware overstroming sommige huizen verwoestte. Nadat een regeringsfunctionaris had gadegeslagen hoe doeltreffend zij de situatie aanpakten, zei hij: „Als ik deze groep in dienst had, zou ik wonderen kunnen verrichten! Mensen als u zouden overal ter wereld moeten zijn.” Zo’n goed werk brengt Jehovah God lof en is een bewijs van onze ’godvruchtige toewijding die nuttig is voor alle dingen’. — 1 Timotheüs 4:8.
Zij „komen aanvliegen net als een wolk”
10. Waarom is, ondanks het afnemende aantal gezalfden, Jehovah’s naam als nooit tevoren bekendgemaakt?
10 Jehovah vraagt nu: „Wie zijn dezen die komen aanvliegen net als een wolk, en als duiven naar de gaten van hun til? Want op mij zullen zelfs de eilanden blijven hopen, alsook de schepen van Tarsis zoals eerst, om uw zonen van verre te brengen . . . Buitenlanders zullen werkelijk uw muren bouwen, en hun eigen koningen zullen u dienen” (Jesaja 60:8-10). Degenen die als eersten gunstig reageerden op Jehovah’s „schijnen”, waren zijn „zonen”, gezalfde christenen. Vervolgens kwamen de „buitenlanders”, de leden van de grote schare, die loyaal dienst verrichten voor hun gezalfde broeders en hun leiding volgen in het prediken van het goede nieuws. Aldus wordt Jehovah’s naam, hoewel het aantal gezalfden afneemt, als nooit tevoren over de gehele aarde bekendgemaakt.
11. (a) Wat vindt nog steeds voortgang, en wat was het resultaat in 1999? (b) Welke landen hadden in 1999 een opmerkelijk aantal dopelingen? (Zie de tabel op blz. 17-20.)
11 Dientengevolge ’vliegen’ miljoenen mensen „als duiven naar de gaten van hun til” en vinden een toevlucht in de christelijke gemeente. Honderdduizenden worden er elk jaar toegevoegd, en de weg staat open voor nog velen meer. Jesaja zegt: „Uw poorten zullen werkelijk steeds opengehouden worden; ze zullen zelfs noch bij dag noch bij nacht gesloten worden, om tot u het vermogen der natiën te brengen” (Jesaja 60:11). Het afgelopen jaar werden er 323.439 personen gedoopt als symbool van hun opdracht aan Jehovah, en hij heeft de poorten nog niet gesloten. „De begeerlijke dingen van alle natiën”, leden van de grote schare, stromen er nog steeds door naar binnen (Haggaï 2:7). Niemand die de duisternis wil verlaten, wordt weggestuurd (Johannes 12:46). Mogen al dezen nooit hun waardering voor het licht verliezen!
Onbevreesd in weerwil van tegenstand
12. Hoe hebben degenen die de duisternis liefhebben, geprobeerd het licht te doven?
12 Zij die de duisternis liefhebben, haten Jehovah’s licht (Johannes 3:19). Sommigen proberen dat licht zelfs te doven. Dit is niet iets onverwachts. Zelfs Jezus, „het ware licht, dat alle soorten van mensen licht geeft,” werd bespot, tegengestaan en uiteindelijk door zijn landgenoten gedood (Johannes 1:9). Gedurende de hele twintigste eeuw zijn ook Jehovah’s Getuigen bespot, gevangengezet, verboden, zelfs gedood, terwijl zij getrouw Jehovah’s licht weerkaatsten. In recente jaren hebben tegenstanders hun toevlucht genomen tot het verspreiden van leugens in de media over degenen die Gods licht weerkaatsen. Sommigen willen de mensen doen geloven dat Jehovah’s Getuigen gevaarlijk zijn en beperkingen opgelegd of verboden dienen te worden. Zijn zulke tegenstanders hierin geslaagd?
13. Wat is het resultaat geweest dat er tactvol feiten omtrent ons werk aan de media gepresenteerd zijn?
13 Nee. Waar dit passend is, zijn Jehovah’s Getuigen naar de media gegaan om de feiten uiteen te zetten. Dientengevolge heeft Jehovah’s naam in kranten en tijdschriften en op de radio en televisie wijd en zijd bekendheid verworven. Dit heeft goede resultaten in het predikingswerk gehad. In Denemarken bijvoorbeeld ging een programma op de nationale televisie over het onderwerp: „Waarom het geloof van de Denen afneemt”. Samen met anderen werden Jehovah’s Getuigen geïnterviewd. Nadien zei een dame die het programma had gezien: „Het was zo duidelijk wie de geest van God hadden.” Er werd een studie bij haar opgericht.
14. Wat zullen tegenstanders tot hun grote ergernis binnenkort gedwongen zijn te erkennen?
14 Jehovah’s Getuigen weten dat velen in deze wereld hen zullen tegenstaan (Johannes 17:14). Nog steeds worden zij gesterkt door Jesaja’s profetie: „Neergebogen moeten tot u gaan de zonen van hen die u kwelden; en allen die u met minachting bejegenden, moeten zich zelfs aan uw voetzolen neerbuigen, en zij zullen u moeten noemen: de stad van Jehovah, het Sion van de Heilige Israëls” (Jesaja 60:14). Tot hun grote ergernis zullen tegenstanders binnenkort moeten erkennen dat zij in feite tegen God zelf hebben gestreden. Wie kan zo’n strijd winnen?
15. Hoe ’zuigen Jehovah’s Getuigen de melk van natiën’, en hoe is dit weerspiegeld in hun onderwijzings- en evangelisatiewerk?
15 Vervolgens belooft Jehovah: „Ik [wil] u zelfs stellen tot een trots voor onbepaalde tijd . . . Gij zult werkelijk de melk van natiën zuigen, en aan de borst van koningen zult gij zuigen; en gij zult stellig weten dat ik, Jehovah, uw Redder ben” (Jesaja 60:15, 16). Ja, Jehovah is de Redder van zijn volk. Als zij zich op hem verlaten, zullen zij „voor onbepaalde tijd” blijven bestaan. En zij zullen „de melk van natiën zuigen” door bepaalde beschikbare middelen te gebruiken voor de bevordering van de ware aanbidding. Het verstandig gebruik van de computer- en communicatietechnologie bijvoorbeeld vergemakkelijkt de simultaanpublicatie van De Wachttoren in 121 en Ontwaakt! in 62 talen. Er is een specifiek computerprogramma ontwikkeld om te helpen de Nieuwe-Wereldvertaling in nieuwe talen over te zetten, en zo’n vertaling schenkt veel vreugde. Toen de Kroatische versie van de christelijke Griekse Geschriften in 1999 werd vrijgegeven, vergoten duizenden vreugdetranen. Eén oudere broeder zei: „Ik heb zo lang op deze bijbel gewacht. Nu kan ik in vrede sterven!” De Nieuwe-Wereldvertaling heeft, geheel of gedeeltelijk, een oplage bereikt van meer dan 100 miljoen in 34 talen.
Hoge morele maatstaven
16, 17. (a) Waarom is het, hoewel het moeilijk is, uitermate belangrijk zich aan Jehovah’s hoge maatstaven te houden? (b) Welke ervaring illustreert dat jonge mensen vervuiling door de wereld kunnen vermijden?
16 Jezus zei: „Hij die verachtelijke dingen beoefent, haat het licht” (Johannes 3:20). Degenen die in het licht blijven, hebben daarentegen Jehovah’s hoge maatstaven lief. Bij monde van Jesaja zegt Jehovah: „Wat uw volk betreft, zij zullen allen rechtvaardig zijn” (Jesaja 60:21a). Het kan een uitdaging zijn om zich te houden aan rechtvaardige maatstaven in een wereld waar seksuele immoraliteit, liegen, hebzucht en trots aan de orde van de dag zijn. Sommige landen bijvoorbeeld beleven een hoogconjunctuur en daar is het gemakkelijk zich op een zijspoor te laten brengen door alleen nog maar naar rijkdom te streven. Maar Paulus waarschuwde: „Zij . . . die besloten zijn rijk te worden, vallen in verzoeking en een strik en vele zinneloze en schadelijke begeerten, die de mensen in vernietiging en verderf storten” (1 Timotheüs 6:9). Wat is het tragisch wanneer iemand zo diep verwikkeld raakt in zakelijke ondernemingen dat hij de werkelijk belangrijke dingen, zoals christelijke omgang, heilige dienst, morele beginselen en gezinsverantwoordelijkheden opoffert!
17 Zich aan rechtvaardige maatstaven houden kan vooral moeilijk zijn voor de jongeren, wanneer zo veel van hun leeftijdgenoten in drugsgebruik en immoraliteit verwikkeld zijn. In Suriname werd een veertienjarig meisje door een knappe jongen op school benaderd en gevraagd seksuele betrekkingen te hebben. Zij weigerde en zette uiteen dat de bijbel zulke dingen buiten het huwelijk verbiedt. Andere meisjes op school dreven de spot met haar en trachtten haar onder druk te zetten om van gedachten te veranderen door te zeggen dat iedereen met die specifieke jongen naar bed wilde. Toch bleef het jonge meisje bij haar standpunt. Enkele weken later werd vastgesteld dat de jongen seropositief was en werd hij erg ziek. Het meisje was blij dat zij Jehovah’s gebod om ’zich te onthouden van hoererij’ had gehoorzaamd (Handelingen 15:28, 29). Jehovah’s Getuigen zijn zeer trots op de jongeren onder hen die pal staan voor wat juist is. Hun geloof, en dat van hun ouders, ’verleent luister aan’ — eert — de naam van Jehovah God. — Jesaja 60:21b.
Jehovah heeft de toename geschonken
18. (a) Wat voor groots heeft Jehovah voor zijn volk gedaan? (b) Wat voor bewijzen zijn er dat de groei zich zal voortzetten, en welke glorierijke vooruitzichten liggen er in het verschiet voor degenen die bij het licht blijven?
18 Ja, Jehovah werpt licht op zijn dienstknechten door hen te zegenen, hen te leiden en hen te sterken. Gedurende de twintigste eeuw hebben zij de vervulling gezien van Jesaja’s woorden: „De kleine zelf zal tot duizend worden, en de geringe tot een machtige natie. Ikzelf, Jehovah, zal het te zijner tijd bespoedigen” (Jesaja 60:22). Van het handjevol destijds in 1919 is „de kleine” tot meer dan „duizend” geworden. En het einde van die groei is nog niet in zicht! Vorig jaar woonden 14.088.751 personen de Gedachtenisviering ter herdenking van Jezus’ dood bij. Velen van hen waren geen actieve Getuigen. Wij zijn blij dat zij die belangrijke viering hebben bijgewoond, en wij nodigen hen uit om naar het licht te blijven gaan. Jehovah schijnt nog steeds helder op zijn volk. De deur naar zijn organisatie staat nog steeds open. Laten allen dus vastbesloten zijn bij Jehovah’s licht te blijven. Wat een zegeningen heeft dat nu voor ons tot gevolg! En wat een vreugde zal dat in de toekomst afwerpen wanneer de hele schepping Jehovah zal loven en zich in de pracht van zijn heerlijkheid zal verheugen! — Openbaring 5:13, 14.
Kunt u dit uitleggen?
• Wie hebben in deze laatste dagen Jehovah’s heerlijkheid weerkaatst?
• Waardoor wordt te kennen gegeven dat de ijver van Jehovah’s dienstknechten niet bekoeld is?
• Wat zijn enkele goede werken waar Jehovah’s Getuigen druk mee bezig zijn?
• Waarin hebben wij ondanks hevige tegenstand een vast vertrouwen?
[Tabel op blz. 17-20]
BERICHT OVER HET DIENSTJAAR 1999 VAN JEHOVAH’S GETUIGEN OVER DE HELE WERELD
(Zie ingebonden jaargang)
[Illustraties op blz. 15]
Mensen stromen nog steeds naar Jehovah’s organisatie
[Illustratie op blz. 16]
Wij zijn opgetogen dat Jehovah de deur wijd heeft opengelaten voor degenen die het licht liefhebben