Hoofdstuk negentien
Jehovah ontwijdt de trots van Tyrus
1, 2. (a) Wat voor stad was het oude Tyrus? (b) Wat profeteerde Jesaja met betrekking tot Tyrus?
ZE WAS „van een volkomen schoonheid” en bezat een „overvloed aan allerlei goederen” (Ezechiël 27:4, 12, NBG). Haar grote vloot van schepen bevoer de zee naar verre oorden. Ze werd „zeer heerlijk . . . in het hart van de open zee” en met haar „waardevolle dingen” maakte ze „de koningen der aarde rijk” (Ezechiël 27:25, 33). In die staat verkeerde in de zevende eeuw v.G.T. Tyrus — een Fenicische stad aan de oostkant van de Middellandse Zee.
2 Maar er lag verwoesting in het verschiet voor Tyrus. Ongeveer honderd jaar voordat Ezechiël haar beschreef, voorzei de profeet Jesaja de val van deze Fenicische vesting en de smart van degenen die van haar afhankelijk waren. Jesaja profeteerde ook dat God na enige tijd zijn aandacht op de stad zou richten en het haar zou vergunnen opnieuw welvarend te worden. Hoe gingen de woorden van de profeet in vervulling? En wat kunnen wij leren van alles wat er met Tyrus gebeurde? Een duidelijk begrip van wat haar overkwam en waarom die dingen gebeurden, zal ons geloof in Jehovah en zijn beloften versterken.
„Jammert, gij schepen van Tarsis!”
3, 4. (a) Waar lag Tarsis, en welke betrekkingen onderhielden Tyrus en Tarsis? (b) Waarom zullen de zeelieden die handeldrijven met Tarsis reden hebben tot ’jammeren’?
3 Onder de titel „De formele uitspraak over Tyrus” verklaart Jesaja: „Jammert, gij schepen van Tarsis! want het is gewelddadig geplunderd, zodat het geen haven meer is, zodat het geen plaats meer is om binnen te komen” (Jesaja 23:1a). Men denkt dat Tarsis een deel van Spanje was, ver van Tyrus in het oostelijke Middellandse-Zeegebied.a Maar de Feniciërs waren ervaren zeelieden en hun schepen waren groot en zeewaardig. Sommige historici zijn van mening dat de Feniciërs de eersten waren die de samenhang tussen de maan en de getijden opmerkten en van astronomie gebruikmaakten als navigatiemiddel. De grote afstand tussen Tyrus en Tarsis was dus geen obstakel voor hen.
4 In Jesaja’s tijd is het verre Tarsis een markt voor Tyrus, misschien in een bepaalde periode de voornaamste bron van haar rijkdom. Spanje heeft ertsmijnen die rijk zijn aan zilver, ijzer, tin en andere metalen. (Vergelijk Jeremia 10:9; Ezechiël 27:12.) „Schepen van Tarsis”, waarschijnlijk schepen uit Tyrus die handeldrijven met Tarsis, zullen alle reden hebben om te ’jammeren’, te weeklagen over de verwoesting van hun thuishaven.
5. Waar zullen de zeelieden die uit Tarsis komen over de val van Tyrus horen?
5 Hoe zullen zeelieden op zee horen dat Tyrus gevallen is? Jesaja antwoordt: „Uit het land Kittim is het hun geopenbaard” (Jesaja 23:1b). Met „het land Kittim” wordt vermoedelijk het eiland Cyprus bedoeld, dat zo’n honderd kilometer ten westen van de Fenicische kust ligt. Het is voor de uit Tarsis in oostelijke richting varende schepen de laatste aanleghaven voordat ze in Tyrus aankomen. De zeelieden zullen dus het nieuws over de ondergang van hun geliefde thuishaven horen wanneer zij aanleggen op Cyprus. Wat een schok voor hen! Met droefheid geslagen zullen zij vol ontzetting ’jammeren’.
6. Beschrijf de relatie tussen Tyrus en Sidon.
6 Vol ontzetting zal ook de bevolking van het Fenicische kustgebied zijn. De profeet zegt: „Zwijgt, gij bewoners van het kustland. De kooplieden uit Sidon, degenen die de zee oversteken — zij hebben u gevuld. En op vele wateren is het zaad van Sihor geweest, de oogst van de Nijl, haar inkomsten; en het werd het gewin van de natiën” (Jesaja 23:2, 3). De „bewoners van het kustland” — Tyrus’ buren — zullen met stomheid geslagen zijn door de rampzalige val van Tyrus. Wie zijn „de kooplieden uit Sidon” die dit kustland hebben „gevuld”, het rijk hebben gemaakt? Tyrus was oorspronkelijk een kolonie van de havenstad Sidon, slechts 35 kilometer noordelijker gelegen. Op haar munten beschrijft Sidon zichzelf als de moeder van Tyrus. Hoewel Tyrus Sidon in rijkdom heeft overtroffen, is ze nog steeds een „dochter van Sidon” en noemen haar inwoners zich nog steeds Sidoniërs (Jesaja 23:12). De uitdrukking „de kooplieden uit Sidon” slaat daarom waarschijnlijk op de handeldrijvende inwoners van Tyrus.
7. Hoe hebben Sidonische kooplieden alom rijkdom gebracht?
7 Voor hun commerciële activiteiten trekken de rijke Sidonische kooplieden de Middellandse Zee over. Naar veel gebieden vervoeren zij het zaad of graan van Sihor, de meest oostelijke arm van de Nijl in het Egyptische deltagebied. (Vergelijk Jeremia 2:18.) „De oogst van de Nijl” omvat ook andere producten uit Egypte. De handel en ruilhandel in zulke goederen is zeer winstgevend voor deze zeevarende kooplieden, evenals voor de naties waarmee zij zakendoen. De Sidonische handelaars vullen Tyrus met inkomsten. Zij zullen beslist treuren om haar ondergang!
8. Welke uitwerking zal de verwoesting van Tyrus op Sidon hebben?
8 Jesaja richt zich vervolgens tot Sidon met de woorden: „Wees beschaamd, o Sidon; want de zee, o gij vesting der zee, heeft gezegd: ’Ik heb geen weeën gehad en ik heb niet gebaard, noch heb ik jonge mannen grootgebracht, maagden opgevoed’” (Jesaja 23:4). Na de verwoesting van Tyrus zal de kustlijn waar de stad vroeger lag er kaal en troosteloos uitzien. De zee zal het in smart lijken uit te schreeuwen, als een moeder die haar kinderen heeft verloren en zo van streek is dat zij nu ontkent ooit kinderen gehad te hebben. Sidon zal beschaamd zijn over wat haar dochter overkomt.
9. Met de verbijstering na welke andere gebeurtenissen zal de smart van de bevolking na de val van Tyrus te vergelijken zijn?
9 Ja, het nieuws over de verwoesting van Tyrus zal alom verdriet teweegbrengen. Jesaja zegt: „Net als bij het bericht aangaande Egypte, zal men insgelijks ineenkrimpen bij het bericht over Tyrus” (Jesaja 23:5). Het verdriet van de treurenden zal te vergelijken zijn met het verdriet waarmee op het bericht over Egypte werd gereageerd. Op welk bericht doelt de profeet? Mogelijk op de vervulling van zijn vroegere „formele uitspraak tegen Egypte”b (Jesaja 19:1-25). Of misschien bedoelt de profeet het bericht over de vernietiging van Farao’s leger in de dagen van Mozes, dat alom verbijstering heeft gewekt (Exodus 15:4, 5, 14-16; Jozua 2:9-11). In elk geval zullen degenen die het bericht over Tyrus’ verwoesting horen, ineenkrimpen. Zij worden uitgenodigd naar het verre Tarsis te vluchten en krijgen het bevel luid uiting te geven aan hun verdriet: „Steekt over naar Tarsis; jammert, gij bewoners van het kustland.” — Jesaja 23:6.
Uitgelaten „sinds haar vroege tijden”
10-12. Vertel iets over de rijkdom, ouderdom en invloed van Tyrus.
10 Tyrus is een oude stad, wat Jesaja ons onder de aandacht brengt als hij vraagt: „Is dit uw stad die uitgelaten was sinds de dagen van weleer, sinds haar vroege tijden?” (Jesaja 23:7a) Tyrus’ voorspoedige geschiedenis gaat minstens terug tot de tijd van Jozua (Jozua 19:29). In de loop der jaren is Tyrus beroemd geworden als producent van metalen voorwerpen, glaswerk en purper, een verfstof. Purperen gewaden uit Tyrus brengen de hoogste prijzen op en Tyrus’ kostbare stoffen zijn zeer in trek bij de adel. (Vergelijk Ezechiël 27:7, 24.) Tyrus is ook een handelscentrum voor over land trekkende karavanen en een grote stapelplaats voor in- en uitvoer.
11 Bovendien is de stad vanuit militair oogpunt sterk. L. Sprague de Camp schrijft: „Hoewel de Feniciërs niet bijzonder oorlogszuchtig waren — het waren zakenmensen, geen soldaten — verdedigden zij hun steden met fanatieke moed en koppigheid. Naast hun macht op zee stelden deze eigenschappen de Tyriërs in staat stand te houden tegen het Assyrische leger, het sterkste dat er in die tijd was.”
12 Ja, Tyrus drukt haar stempel op de mediterrane wereld. „Haar voeten plachten haar ver weg te brengen om er als vreemdelinge te vertoeven” (Jesaja 23:7b). De Feniciërs reizen naar verre oorden, waar zij handelsposten en aanloophavens stichten, die in sommige gevallen uitgroeien tot koloniën. Zo is Carthago, aan de noordkust van Afrika, een kolonie van Tyrus. Mettertijd zal Carthago Tyrus voorbijstreven en met Rome wedijveren om invloed in de mediterrane wereld.
Haar trots zal ontwijd worden
13. Waarom wordt de vraag gesteld wie toch wel het oordeel over Tyrus durft uit te spreken?
13 Met het oog op Tyrus’ ouderdom en rijkdom is de volgende vraag passend: „Wie is het die deze raad tegen Tyrus gegeven heeft, de kronenuitdeelster, wier kooplieden vorsten, wier handelaars de geëerden der aarde waren?” (Jesaja 23:8) Wie durft een uitspraak te doen tegen de stad die invloedrijke personages op hoge posten in haar koloniën en elders heeft benoemd en zo „de kronenuitdeelster” is geworden? Wie durft een uitspraak te doen tegen de metropool waarvan de kooplieden vorsten en de handelaars geëerden zijn? Maurice Chehab, voormalig hoofd van de oudheidkundige afdeling van het Nationaal Museum van Beiroet in Libanon zei in dat verband: „Vanaf de negende tot de zesde eeuw v.Chr. behield Tyrus de soort positie die Londen kende aan het begin van de twintigste eeuw.” Wie durft dus een uitspraak tegen deze stad te doen?
14. Wie spreekt het oordeel over Tyrus uit, en waarom?
14 Het geïnspireerde antwoord zal opschudding veroorzaken in Tyrus. Jesaja zegt: „Jehovah der legerscharen zelf heeft deze raad gegeven, om de trots van alle schoonheid te ontwijden, om alle geëerden der aarde met verachting te bejegenen” (Jesaja 23:9). Waarom spreekt Jehovah het oordeel uit over deze rijke, oude stad? Is het omdat haar inwoners aanbidders zijn van de valse god Baäl? Is het wegens Tyrus’ band met Izebel — de dochter van koning Ethbaäl van Sidon, en dus ook van Tyrus — die trouwde met koning Achab van Israël en de profeten van Jehovah afslachtte? (1 Koningen 16:29, 31; 18:4, 13, 19) Het antwoord op beide vragen luidt nee. Tyrus wordt veroordeeld wegens haar arrogante trots — ze is dik en vet geworden ten koste van andere volken, met inbegrip van de Israëlieten. In de negende eeuw v.G.T. zei Jehovah bij monde van de profeet Joël tegen Tyrus en andere steden: „De zonen van Juda en de zonen van Jeruzalem [hebt gij] aan de zonen van de Grieken . . . verkocht, met het doel hen ver van hun eigen gebied te verwijderen” (Joël 3:6). Kan God het door de vingers zien dat Tyrus zijn verbondsvolk als louter koopwaar behandelt?
15. Hoe zal Tyrus reageren wanneer Jeruzalem door Nebukadnezar wordt ingenomen?
15 Nog in geen honderd jaar zal Tyrus veranderen. Wanneer het leger van koning Nebukadnezar van Babylon in 607 v.G.T. Jeruzalem verwoest, zal Tyrus jubelen: „Ha! Ze is gebroken, de deur der volken! De neiging zal stellig in mijn richting zijn. Ik zal gevuld worden — ze is verwoest” (Ezechiël 26:2). Tyrus zal zich verheugen, in de verwachting voordeel te hebben van de verwoesting van Jeruzalem. Als de Judese hoofdstad geen concurrent meer is, zal ze meer handel voor zichzelf verwachten. Jehovah zal degenen die zichzelf als „geëerden” beschouwen, die zich vol trots aan de kant van de vijanden van zijn volk scharen, met verachting bejegenen.
16, 17. Wat zal er met de inwoners van Tyrus gebeuren wanneer de stad valt? (Zie voetnoot.)
16 Jesaja vervolgt Jehovah’s veroordeling van Tyrus: „Steek uw land over als de rivier de Nijl, o dochter van Tarsis. Er is geen scheepstimmerwerf meer. Zijn hand heeft hij uitgestrekt over de zee; hij heeft koninkrijken in beroering gebracht. Jehovah zelf heeft bevel gegeven tegen Fenicië, om haar vestingen te verdelgen. En hij zegt: ’Gij moogt nooit meer uitgelaten zijn, o verdrukte, de maagdelijke dochter van Sidon. Sta op, steek over naar Kittim zelf. Ook daar zal u geen rust beschoren zijn.’” — Jesaja 23:10-12.
17 Waarom wordt Tyrus de „dochter van Tarsis” genoemd? Misschien omdat Tarsis na de nederlaag van Tyrus de machtigste van de twee zal zijn.c De inwoners van het verwoeste Tyrus zullen verstrooid worden als een gezwollen rivier waarvan de oevers bezweken zijn en het water alle aangrenzende vlakten blank zet. Jesaja’s boodschap aan de „dochter van Tarsis” onderstreept de ernst van wat Tyrus zal overkomen. Jehovah zelf strekt zijn hand uit en geeft het bevel. Niemand kan de uitslag veranderen.
18. Waarom wordt Tyrus „de maagdelijke dochter van Sidon” genoemd, en welke verandering zal er in haar toestand komen?
18 Jesaja noemt Tyrus ook „de maagdelijke dochter van Sidon”, wat erop duidt dat ze niet eerder ingenomen en geplunderd is door vreemde veroveraars en nog in een niet-onderworpen staat verkeert. (Vergelijk 2 Koningen 19:21; Jesaja 47:1; Jeremia 46:11.) Nu moet ze echter verdelgd worden, en sommige van haar ingezetenen zullen, als vluchtelingen, oversteken naar de Fenicische kolonie Kittim. Niettemin zullen zij, nu zij hun economische macht verloren hebben, daar geen rust vinden.
De Chaldeeën zullen haar gewelddadig plunderen
19, 20. Van wie wordt geprofeteerd dat hij Tyrus zal veroveren, en hoe gaat die profetie in vervulling?
19 Welke politieke macht zal Jehovah’s oordeel aan Tyrus voltrekken? Jesaja maakt bekend: „Zie! Het land der Chaldeeën. Dit is het volk — Assyrië bleek het niet te zijn — zij hebben het gesticht voor de vaste woestijnbezoekers. Zij hebben hun belegeringstorens opgericht, zij hebben haar woontorens blootgelegd, men heeft haar tot een afbrokkelende bouwval gemaakt. Jammert, gij schepen van Tarsis, want uw vesting is gewelddadig geplunderd” (Jesaja 23:13, 14). De Chaldeeën — niet de Assyriërs — zullen Tyrus veroveren. Zij zullen hun belegeringstorens opstellen, de woningen van Tyrus met de grond gelijkmaken en die vesting van de schepen van Tarsis tot afbrokkelende bouwvallen maken.
20 In overeenstemming met de profetie komt Tyrus niet lang na de val van Jeruzalem tegen Babylon in opstand en Nebukadnezar belegert de stad. Omdat Tyrus zelf denkt onneembaar te zijn, biedt ze weerstand. In de loop van de belegering worden de hoofden van Babylons soldaten „kaal gemaakt” door het schuren van hun helmen en worden hun schouders „stukgewreven” door het dragen van materialen die bij de bouw van belegeringswerken worden gebruikt (Ezechiël 29:18). De belegering is een kostbare aangelegenheid voor Nebukadnezar. De op het vasteland gelegen stad Tyrus wordt verwoest maar haar buit ontgaat hem. Het grootste deel van de schatten van Tyrus is overgebracht naar een klein eiland dat zo’n 800 meter uit de kust ligt. Doordat de Chaldeeuwse koning niet over een vloot beschikt, kan hij het eiland niet veroveren. Na dertien jaar capituleert Tyrus, maar ze zal blijven bestaan en de vervulling van verdere profetieën meemaken.
„Zij moet terugkeren tot haar hoerenloon”
21. In welke zin wordt Tyrus „vergeten”, en voor hoe lang?
21 Jesaja profeteert vervolgens: „Het moet geschieden op die dag, dat Tyrus zeventig jaar vergeten moet worden, net als de dagen van één koning” (Jesaja 23:15a). Na de verwoesting door de Babyloniërs van de op het vasteland gelegen stad zal de eilandstad Tyrus ’vergeten worden’. In overeenstemming met de profetie zal ze voor de duur van „één koning” — het Babylonische Rijk — geen belangrijke financiële macht zijn. Jehovah noemt bij monde van Jeremia Tyrus als een van de naties die uitgekozen zullen worden om de wijn van Zijn toorn te drinken. Hij zegt: „Deze natiën zullen de koning van Babylon zeventig jaar moeten dienen” (Jeremia 25:8-17, 22, 27). Het is waar dat de eilandstad Tyrus geen volle zeventig jaar onderworpen is aan Babylon, want het Babylonische Rijk valt in 539 v.G.T. Kennelijk vertegenwoordigen de zeventig jaar de periode dat Babylons heerschappij het grootst is — wanneer de Babylonische koninklijke dynastie pocht dat ze haar troon zelfs boven „de sterren Gods” heeft verheven (Jesaja 14:13). Er komen op verschillende tijdstippen verschillende naties onder die heerschappij te staan, maar na verloop van zeventig jaar zal ze tenietgaan. Wat zal er dan met Tyrus gebeuren?
22, 23. Wat zal er met Tyrus gebeuren wanneer ze niet langer onder de Babylonische heerschappij staat?
22 Jesaja vervolgt: „Na verloop van zeventig jaar zal het Tyrus vergaan als in het lied van een prostituée: ’Neem een harp, ga de stad rond, o vergeten prostituée. Doe uw best met het spelen op de snaren; maak uw liederen vele, opdat er aan u gedacht moge worden.’ En het moet geschieden na verloop van zeventig jaar, dat Jehovah zijn aandacht op Tyrus zal richten, en zij moet terugkeren tot haar hoerenloon en prostitutie bedrijven met alle koninkrijken der aarde op de oppervlakte van de aardbodem.” — Jesaja 23:15b-17.
23 Na de val van Babylon in 539 v.G.T. wordt Fenicië een satrapie van het Medo-Perzische Rijk. De Perzische monarch, Cyrus de Grote, is een tolerant heerser. Onder deze nieuwe heerschappij zal Tyrus haar vroegere activiteit weer opnemen en zich inspannen om opnieuw erkend te worden als een van de commerciële centra van de wereld — net als een prostituee die vergeten is en haar klanten heeft verloren, nieuwe klanten probeert te trekken door de stad rond te gaan, op haar harp te spelen en haar liedjes te zingen. Zal dat Tyrus gelukken? Ja, Jehovah zal haar succes vergunnen. Na verloop van tijd zal de eilandstad zo welvarend worden, dat de profeet Zacharia tegen het einde van de zesde eeuw v.G.T. zal zeggen: „Tyrus ging ertoe over zich een wal te bouwen en zilver op te hopen als stof en goud als het slijk der straten.” — Zacharia 9:3.
’Haar winst moet iets heiligs worden’
24, 25. (a) Hoe wordt Tyrus’ winst iets heiligs voor Jehovah? (b) Tot welke profetie inspireert Jehovah met betrekking tot Tyrus, ondanks het feit dat ze Gods volk helpt?
24 Wat opmerkelijk zijn de volgende profetische woorden! „Haar winst en haar hoerenloon moeten iets heiligs voor Jehovah worden. Het zal niet opgehoopt noch opgespaard worden, want haar hoerenloon zal ten deel vallen aan hen die voor het aangezicht van Jehovah wonen, om tot verzadiging te eten en voor sierlijke bedekking” (Jesaja 23:18). Hoe wordt Tyrus’ materiële winst iets heiligs? Jehovah manoeuvreert de aangelegenheden dusdanig dat haar winst gebruikt wordt zoals hij het wil — om zijn volk tot verzadiging te laten eten en voor hun bedekking. Dit gebeurt na de terugkeer van de Israëlieten uit de Babylonische ballingschap. De bevolking van Tyrus helpt hen door cederstammen te leveren voor de herbouw van de tempel. Ook de handel met de stad Jeruzalem wordt hervat. — Ezra 3:7; Nehemia 13:16.
25 Desondanks inspireert Jehovah tot een verdere formele uitspraak tegen Tyrus. Zacharia profeteert over de nu welvarende eilandstad: „Zie! Jehovah zelf zal haar uit haar bezit stoten; en in de zee zal hij stellig haar krijgsmacht neerslaan; en in het vuur zal zijzelf worden verslonden” (Zacharia 9:4). Dit gaat in juli 332 v.G.T. in vervulling wanneer Alexander de Grote die trotse meesteres van de zee met de grond gelijkmaakt.
Vermijd materialisme en trots
26. Waarom veroordeelde God Tyrus?
26 Jehovah veroordeelde Tyrus wegens haar trots, een eigenschap die hij verfoeit. „Hovaardige ogen” worden als eerste genoemd van de zeven dingen die Jehovah haat (Spreuken 6:16-19). Paulus associeerde trots met Satan de Duivel, en in Ezechiëls beschrijving van het trotse Tyrus zitten elementen die op Satan zelf van toepassing zijn (Ezechiël 28:13-15; 1 Timotheüs 3:6). Waarom was Tyrus trots? Ezechiël richt zich tot Tyrus met de woorden: „Uw hart werd hoogmoedig wegens uw vermogen” (Ezechiël 28:5). De stad was gewijd aan de handel en het vergaren van geld. Tyrus’ succes op dat gebied maakte haar onuitstaanbaar hoogmoedig. Via Ezechiël zei Jehovah tegen „de leider van Tyrus”: „Uw hart [is] hoogmoedig . . . geworden, en gij blijft zeggen: ’Ik ben een god. Op de zetel van god heb ik mij neergezet.’” — Ezechiël 28:2.
27, 28. In welke strik kunnen mensen raken, en hoe illustreerde Jezus dit?
27 Naties kunnen zwichten voor trots en een onjuiste kijk op rijkdom — en hetzelfde geldt voor afzonderlijke personen. Jezus vertelde een gelijkenis waaruit bleek hoe verraderlijk deze strik kan zijn. Hij sprak over een rijke man wiens velden bijzonder veel opbrachten. Opgetogen maakte de man plannen om grotere voorraadschuren te bouwen voor zijn oogst en hij zag blij uit naar een lang en comfortabel leven. Maar het liep anders. God zei tegen hem: „Onredelijke, nog deze nacht eist men uw ziel van u op. Voor wie zullen dan de door u opgeslagen dingen zijn?” Ja, de man stierf, en zijn rijkdom baatte hem niet. — Lukas 12:16-20.
28 Jezus besloot de gelijkenis met de woorden: „Zo gaat het met iemand die schatten vergaart voor zichzelf, maar niet rijk is met betrekking tot God” (Lukas 12:21). Rijk zijn was op zich niet verkeerd en een goede oogst hebben was geen zonde. De fout van de man was, dat hij die dingen tot het voornaamste in zijn leven maakte. Hij vertrouwde volkomen op zijn rijkdom. Als hij aan de toekomst dacht, nam hij Jehovah God niet in aanmerking.
29, 30. Hoe waarschuwde Jakobus voor zelfverzekerdheid?
29 Jakobus liet zich krachtig in dezelfde zin uit. Hij zei: „Welaan nu, gij die zegt: ’Vandaag of morgen zullen wij naar deze stad trekken en daar een jaar doorbrengen, en wij zullen zaken doen en winst maken’, terwijl gij niet weet wat uw leven morgen zal zijn. Want gij zijt een nevel, die voor een korte tijd verschijnt en dan verdwijnt. In plaats daarvan zoudt gij moeten zeggen: ’Indien Jehovah wil, zullen wij leven en ook dit of dat doen’” (Jakobus 4:13-15). Vervolgens wees Jakobus op het verband tussen rijkdom en trots toen hij vervolgde: „Gij [gaat] prat op uw aanmatigend gesnoef. Al zulk pochen is goddeloos.” — Jakobus 4:16.
30 Nogmaals, zakendoen is geen zonde. De zonde is de trots, de arrogantie, de zelfverzekerdheid die het verwerven van rijkdom teweeg kan brengen. Een wijze oude spreuk luidt: „Geef mij noch armoede noch rijkdom.” Armoede kan het leven erg zwaar maken. Maar rijkdom kan iemand ertoe brengen ’God te verloochenen en te zeggen: „Wie is Jehovah?”’ — Spreuken 30:8, 9.
31. Wat zou een christen zich af moeten vragen?
31 Wij leven in een wereld waarin velen ten prooi zijn gevallen aan hebzucht en zelfzucht. Door het heersende commerciële klimaat wordt er veel nadruk gelegd op rijkdom. Daarom doet een christen er goed aan zichzelf te onderzoeken om er zeker van te zijn dat hij niet in dezelfde strik raakt die de handelsstad Tyrus noodlottig werd. Besteedt hij zo veel van zijn tijd en energie aan materiële activiteiten dat hij eigenlijk een slaaf van de rijkdom is? (Mattheüs 6:24) Is hij afgunstig op sommigen die misschien meer of betere bezittingen hebben dan hij? (Galaten 5:26) Mocht hij rijk zijn, is hij dan zo trots te denken dat hij meer aandacht of voorrechten verdient dan anderen? (Vergelijk Jakobus 2:1-9.) Indien hij niet rijk is, is hij dan ’besloten rijk te worden’, koste wat het kost? (1 Timotheüs 6:9) Wordt hij zo in beslag genomen door zakelijke aangelegenheden dat er in zijn leven maar een klein stukje over is voor het dienen van God? (2 Timotheüs 2:4) Gaat hij zo op in het streven naar rijkdom dat hij in zaken christelijke beginselen negeert? — 1 Timotheüs 6:10.
32. Welke waarschuwing gaf Johannes, en hoe kunnen wij die in praktijk brengen?
32 Hoe onze financiële situatie ook mag zijn, het Koninkrijk moet altijd op de eerste plaats in ons leven komen. Het is van wezenlijk belang dat wij nooit de woorden van de apostel Johannes uit het oog verliezen: „Hebt de wereld niet lief noch de dingen in de wereld. Indien iemand de wereld liefheeft, is de liefde van de Vader niet in hem” (1 Johannes 2:15). Het is waar dat wij om in leven te blijven gebruik moeten maken van het bestaande economische stelsel (2 Thessalonicenzen 3:10). Vandaar dat wij „van de wereld gebruik maken” — maar wij maken er „niet ten volle” gebruik van (1 Korinthiërs 7:31). Indien wij buitensporig gesteld zijn op materiële dingen — de dingen in de wereld — hebben wij Jehovah niet langer lief. Het najagen van „de begeerte van het vlees en de begeerte der ogen en het opzichtige geuren met de middelen voor levensonderhoud die men heeft”, is onverenigbaar met het doen van de wil van God.d En juist het doen van de wil van God leidt tot eeuwig leven. — 1 Johannes 2:16, 17.
33. Hoe kunnen christenen de strik vermijden waarin Tyrus raakte?
33 Het najagen van materiële zaken voor alles laten gaan, is de strik waarin Tyrus raakte. Ze was succesvol in materiële zin, werd erg trots en werd gestraft voor haar trots. Haar voorbeeld dient tot waarschuwing van naties en afzonderlijke personen in deze tijd. Hoeveel beter is het de vermaning van de apostel Paulus in acht te nemen! Hij spoort christenen aan „niet hooghartig te zijn en hun hoop niet op onzekere rijkdom te vestigen, maar op God, die ons alle dingen rijkelijk verschaft om ervan te genieten”. — 1 Timotheüs 6:17.
[Voetnoten]
a Sommige geleerden hebben Tarsis vereenzelvigd met Sardinië, een eiland in het westelijke deel van de Middellandse Zee. Ook Sardinië lag ver van Tyrus.
b Zie hoofdstuk 15, blz. 200-207, van dit boek.
c Een alternatief kan zijn dat de „dochter van Tarsis” slaat op de inwoners van Tarsis. In een naslagwerk wordt opgemerkt: „De ingezetenen van Tarsis zijn nu vrij om te reizen en net zo vrij handel te drijven als de Nijl wanneer die . . . in alle richtingen stroomt.” De nadruk ligt echter op de ingrijpende gevolgen van de val van Tyrus.
d ’Opzichtig geuren’ is een vertaling van het Griekse woord a·la·zoʹni·a, dat gekenschetst wordt als „een goddeloze en lege verwaandheid die zich verlaat op de stabiliteit van aardse zaken”. — The New Thayer’s Greek-English Lexicon.
[Kaart op blz. 256]
(Zie publicatie voor volledig gezette tekst)
EUROPA
SPANJE (Mogelijke locatie van TARSIS)
MIDDELLANDSE ZEE
SARDINIË
CYPRUS
AZIË
SIDON
TYRUS
AFRIKA
EGYPTE
[Illustratie op blz. 250]
Tyrus zou zich overgeven aan Babylon, niet aan Assyrië
[Illustratie op blz. 256]
Munt met afbeelding van Melkart, de hoofdgod van Tyrus
[Illustratie op blz. 256]
Model van een Fenicisch schip