Satan de Duivel
Definitie: Het geestelijke schepsel dat de voornaamste tegenstander is van Jehovah God en van allen die de ware God aanbidden. Hij kreeg de naam Satan omdat hij een tegenstrever van Jehovah werd. Satan staat ook bekend als de Duivel, omdat hij de voornaamste lasteraar van God is. Satan wordt de oorspronkelijke slang genoemd, klaarblijkelijk omdat hij zich in Eden van een slang heeft bediend om Eva te bedriegen, en daarom kreeg de uitdrukking „slang” de betekenis van „bedrieger”. In het boek Openbaring wordt de symboliek van een verslindende draak eveneens op Satan toegepast.
Hoe weten wij of de Duivel werkelijk bestaat?
De voornaamste bewijsbron hiervoor is de bijbel. Daarin wordt Satan de Duivel herhaaldelijk bij naam genoemd (Satan 52 keer, Duivel 33 keer). Ook staat daarin een ooggetuigenverslag opgetekend ter bevestiging dat Satan bestaat. Wie was die ooggetuige? Jezus Christus, die zich in de hemel bevond voordat hij naar de aarde kwam, en hij noemde deze goddeloze herhaaldelijk bij naam. — Luk. 22:31; 10:18; Matth. 25:41.
Wat de bijbel over Satan de Duivel zegt, is niet absurd. Het kwaad dat de mensheid ondervindt, gaat de mate van boosaardigheid waaraan mensen zich schuldig kunnen maken, ver te boven. Uit de bijbelse verklaring hoe Satan is ontstaan en te werk gaat, blijkt heel duidelijk waarom de mensheid, ondanks de wens van de meerderheid om in vrede te leven, reeds duizenden jaren gekweld wordt door haat, gewelddaad en oorlog, en waarom dit zulke proporties heeft aangenomen dat thans de gehele mensheid door vernietiging wordt bedreigd.
Als er werkelijk geen Duivel was, zou het aanvaarden van wat de bijbel over hem zegt, geen blijvend nut voor iemand afwerpen. In veel gevallen echter hebben personen die voordien in het occulte liefhebberden of zich met spiritisme inlieten, verteld dat zij destijds zeer gekweld werden omdat zij „stemmen” hoorden, zich in de ban bevonden van bovennatuurlijke wezens, enzovoort. Zij kregen werkelijk verlichting toen zij vernamen wat de bijbel over Satan en zijn demonen zegt, de bijbelse raad toepasten om spiritistische praktijken te vermijden en in gebed Jehovah’s hulp zochten. — Zie blz. 391-397, onder „Spiritisme”.
Te geloven dat Satan bestaat, wil niet zeggen dat men de zienswijze huldigt dat hij een schepsel is met horens, een puntige staart en een drietand in zijn hand, die mensen in een vurige hel roostert. Zo’n beschrijving van Satan is ontsproten aan de geest van middeleeuwse kunstenaars die beïnvloed waren door afbeeldingen van de god Pan uit de Griekse mythologie en voorstellingen uit het door Dante Alighieri geschreven Inferno. In plaats van een vurige hel te onderwijzen, zegt de bijbel duidelijk: „De doden . . . zijn zich van helemaal niets bewust.” — Pred. 9:5.
Is Satan misschien alleen maar het kwaad in mensen?
In Job 1:6-12 en 2:1-7 wordt verteld over gesprekken die tussen Jehovah God en Satan plaatsvonden. Als Satan het kwaad in een persoon was, zou het kwaad in dit geval in Jehovah moeten zijn. Maar dat is lijnrecht in strijd met wat de bijbel over Jehovah zegt, namelijk dat in hem „geen onrechtvaardigheid is” (Ps. 92:15; Openb. 4:8). Het is opmerkenswaard dat de Hebreeuwse tekst in de verslagen in Job de uitdrukking has·Sa·tanʹ (de Satan) gebruikt, daarmee te kennen gevend dat er gedoeld wordt op degene die de voornaamste tegenstrever van God is. — Zie ook Zacharia 3:1, 2, voetnoot in Engelse NW-Verwijsbijbel 1984.
Lukas 4:1-13 bericht dat de Duivel Jezus ertoe trachtte te verlokken hem te gehoorzamen. Het verslag vertelt welke voorstellen de Duivel deed en wat Jezus daarop antwoordde. Werd Jezus daar verlokt door het kwaad in hemzelf? Zo’n zienswijze strookt niet met wat de bijbel over Jezus zegt, namelijk dat hij zonder zonde was (Hebr. 7:26; 1 Petr. 2:22). Hoewel in Johannes 6:70 het Griekse woord di·aʹbo·los wordt gebruikt om een slechte eigenschap te beschrijven die in Judas Iskáriot post had gevat, wordt in Lukas 4:3 de uitdrukking ho di·aʹbo·los (de Duivel) gebruikt, om aldus een specifieke persoon aan te duiden.
Is de schuld op de Duivel schuiven, slechts een middel om zich aan de verantwoordelijkheid voor slechte toestanden te onttrekken?
Sommige mensen geven de Duivel de schuld van wat zij zelf doen. De bijbel laat daarentegen zien dat mènsen vaak voor een groot deel schuld zijn aan het kwaad dat zij hetzij door toedoen van andere mensen of ten gevolge van hun eigen gedrag ondervinden (Pred. 8:9; Gal. 6:7). Toch laat de bijbel ons niet onwetend omtrent het bestaan en de listen van de bovenmenselijke vijand die zoveel droefheid over de mensheid heeft gebracht. Ook toont de bijbel aan hoe wij onder zijn macht vandaan kunnen komen.
Waar is Satan vandaan gekomen?
Al Jehovah’s werken zijn volmaakt; bij hem vindt onrechtvaardigheid niet haar oorsprong; hij heeft dus niemand geschapen die goddeloos is (Deut. 32:4; Ps. 5:4). Degene die Satan werd, was oorspronkelijk een volmaakte geestenzoon van God. Toen Jezus zei dat de Duivel ’niet vaststond in de waarheid’, gaf hij daarmee te kennen dat hij eens „in de waarheid” was (Joh. 8:44). Maar zoals van al Gods met verstand begiftigde schepselen gezegd kan worden, bezat ook deze geestenzoon een vrije wil. Hij misbruikte zijn vrijheid van keuze, liet gevoelens van eigendunk in zijn hart post vatten, begon te hunkeren naar aanbidding die alleen God toekwam en verlokte vervolgens Adam en Eva ertoe naar hem te luisteren in plaats van God te gehoorzamen. Door deze handelwijze maakte hij zich tot Satan, wat „tegenstander” betekent. — Jak. 1:14, 15; zie ook blz. 436, onder „Zonde”.
Waarom heeft God Satan niet onmiddellijk vernietigd?
Satan had ernstige strijdpunten opgeworpen: (1) De rechtvaardigheid en rechtmatigheid van Jehovah’s soevereiniteit. Onthield Jehovah de mensheid de vrijheid die tot hun geluk zou bijdragen? Was het vermogen van de mensheid om hun aangelegenheden met succes te besturen en in leven te blijven, werkelijk afhankelijk van hun gehoorzaamheid aan God? Was het van Jehovah’s zijde oneerlijk geweest een wet uit te vaardigen waarin werd bepaald dat ongehoorzaamheid tot hun dood zou leiden? (Gen. 2:16, 17; 3:3-5) Had Jehovah dus eigenlijk wel het recht om te regeren? (2) De rechtschapenheid jegens Jehovah van de zijde van met verstand begiftigde schepselen. Doordat Adam en Eva van de rechte weg afweken, rees de vraag: Gehoorzaamden Jehovah’s dienstknechten hem werkelijk uit liefde of zouden zij allen God de rug toekeren en Satans leiding volgen? Laatstgenoemd punt werd door Satan in de dagen van Job tot een brandende kwestie gemaakt (Gen. 3:6; Job 1:8-11; 2:3-5; zie ook Lukas 22:31). Deze strijdpunten konden niet worden opgelost door enkel de opstandelingen ter dood te brengen.
Het is niet zo dat God voor zichzelf iets moest bewijzen. Maar opdat deze strijdpunten de vrede en het welzijn van het universum nooit meer zouden verstoren, heeft Jehovah ruimschoots de tijd vergund om ze afdoend op te lossen. Het werd te zijner tijd duidelijk dat Adam en Eva inderdaad ten gevolge van hun ongehoorzaamheid stierven (Gen. 5:5). Maar er was meer in het geding. Derhalve heeft God zowel Satan als mensen toegestaan om elke regeringsvorm uit te proberen. Geen enkele daarvan heeft duurzaam geluk gebracht. God heeft de mens tot het uiterste laten gaan in het volgen van levenswijzen waarbij Zijn rechtvaardige maatstaven worden genegeerd. De vruchten spreken voor zichzelf. De bijbel zegt naar waarheid: „Het staat niet aan een man die wandelt, zelfs maar zijn schrede te richten” (Jer. 10:23). Terzelfder tijd heeft God zijn dienstknechten de gelegenheid gegeven hun loyaliteit jegens hem te bewijzen door hun liefdevolle gehoorzaamheid, en dit in weerwil van de verlokkingen en de vervolging waartoe Satan heeft aangezet. Jehovah geeft zijn dienstknechten de aansporing: „Wees wijs, mijn zoon, en verheug mijn hart, opdat ik een antwoord kan geven aan hem die mij hoont” (Spr. 27:11). Degenen die zich getrouw betonen, oogsten nu reeds grote zegeningen en hebben het vooruitzicht op eeuwig leven in volmaaktheid.
Hoe groot is Satans macht in de huidige wereld?
Jezus Christus noemde hem „de heerser van de wereld”, degene aan wie de mensheid in het algemeen gehoorzaam is door acht te geven op zijn aansporingen om Gods vereisten te negeren (Joh. 14:30; Ef. 2:2). De bijbel noemt hem ook „de god van dit samenstel van dingen”, die door de religieuze praktijken van mensen die dit samenstel van dingen aanhangen, wordt vereerd. — 2 Kor. 4:4; 1 Kor. 10:20.
Toen de Duivel Jezus Christus in verzoeking trachtte te brengen, „voerde hij hem omhoog en toonde hem in een ogenblik tijds alle koninkrijken der bewoonde aarde; en de Duivel zei tot hem: ’Ik zal u al deze autoriteit en de heerlijkheid ervan geven, want ze is mij overgegeven, en ik geef ze aan wie ik ook wens. Indien gij daarom een daad van aanbidding jegens mij verricht, zal het alles van u zijn’” (Luk. 4:5-7). Openbaring 13:1, 2 onthult dat Satan het wereldomvattende politieke regeringsstelsel ’kracht, een troon en grote autoriteit’ geeft. Daniël 10:13, 20 laat zien dat Satan demonenvorsten over de voornaamste koninkrijken van de aarde heeft gehad. Zij vormen de in Efeziërs 6:12 beschreven ’regeringen, autoriteiten, wereldheersers van deze duisternis, goddeloze geestenkrachten in de hemelse gewesten’.
Geen wonder dat 1 Johannes 5:19 zegt: „De gehele wereld ligt in de macht van de goddeloze.” Zijn macht is echter slechts van beperkte duur en alleen onder toelating van Jehovah, die de Almachtige God is.
Hoe lang zal Satan de mensheid nog kunnen misleiden?
Zie voor bewijsmateriaal dat wij thans in de laatste dagen van Satans goddeloze samenstel van dingen leven, blz. 86-89, onder „Datering”, en „Laatste dagen”.
De voorziening voor bevrijding van Satans goddeloze invloed wordt in symbolische taal aldus beschreven: „Ik zag een engel uit de hemel neerdalen met de sleutel van de afgrond en een grote keten in zijn hand. En hij greep de draak, de oorspronkelijke slang, die de Duivel en Satan is, en hij bond hem voor duizend jaren. En hij slingerde hem in de afgrond en sloot en verzegelde die boven hem, opdat hij de natiën niet meer zou misleiden totdat de duizend jaren geëindigd waren. Na deze dingen moet hij voor een korte tijd worden losgelaten” (Openb. 20:1-3). Wat gebeurt er vervolgens? „De Duivel, die hen misleidde, werd in het meer van vuur en zwavel geslingerd” (Openb. 20:10). Wat betekent dat? Openbaring 21:8 antwoordt: „Dit betekent de tweede dood.” Hij zal voor eeuwig verdwenen zijn!
Betekent het ’in de afgrond werpen’ van Satan dat hij achterblijft op een ontvolkte aarde, waar hij gedurende 1000 jaar niemand zal kunnen verleiden?
Sommigen verwijzen ter ondersteuning van deze gedachte naar Openbaring 20:3 (aangehaald op blz. 381). Zij zeggen dat de „afgrond” een afbeelding is van de ontvolkte aarde. Is dat zo? Openbaring 12:7-9, 12 (NBG) laat zien dat Satan enige tijd voordat hij in de afgrond wordt opgesloten, uit de hemel naar de aarde is ’geworpen’, waar hij toenemende weeën over de mensheid brengt. Wanneer Openbaring 20:3 (NBG) dus zegt dat hij ’in de afgrond wordt geworpen’, blijft hij beslist niet gewoon waar hij reeds is — onzichtbaar maar beperkt tot de omgeving van de aarde. Hij wordt ver vandaar verwijderd „opdat hij de volkeren niet meer zou verleiden, voordat de duizend jaren voleindigd waren”. Merk op dat Openbaring 20:3 zegt dat aan het einde van de duizend jaar Satan, niet de volkeren, uit de afgrond wordt losgelaten. Wanneer Satan wordt losgelaten, zullen mensen uit wie die voormalige volkeren bestonden, reeds aanwezig zijn.
Jesaja 24:1-6 en Jeremia 4:23-29 (NBG) worden soms aangehaald ter ondersteuning van deze opvatting. Daar staat: „Zie, de HERE ontledigt en verwoest de aarde . . . De aarde wordt volkomen ontledigd en geheel leeggeroofd, want de HERE heeft dit woord gesproken.” „Ik zag de aarde, en zie, zij was woest en ledig . . . Ik zag, en zie, er was geen mens . . . Want zo zegt de HERE: Een woestenij zal het ganse land worden . . . Elke stad is verlaten, er is niemand meer, die er in woont.” Wat betekenen deze profetieën? Ze hadden hun eerste vervulling ten aanzien van Jeruzalem en het land Juda. Als een voltrekking van het goddelijk oordeel stond Jehovah de Babyloniërs toe het land onder de voet te lopen. Ten slotte werd het woest en verlaten achtergelaten. (Zie Jeremia 36:29.) Maar God ontvolkte destijds niet de gehele aardbol, en hij zal dat ook nu niet doen. (Zie blz. 29-31, onder „Aarde”; ook het onderwerp „Hemel”.) Hij zal echter zowel de moderne tegenhanger van het ontrouwe Jeruzalem, de christenheid, die door haar onheilig gedrag de naam van God smaadt, als het gehele overige deel van Satans zichtbare organisatie volkomen woest en verlaten maken.
In plaats dat de aarde tijdens Christus’ duizendjarige regering, terwijl Satan in de afgrond is, een verlaten woestenij zal zijn, zal ze tot een paradijs worden. (Zie „Paradijs”.)