Jehovah — onze sterkte
„Jah Jehovah is mijn sterkte en mijn macht.” — JESAJA 12:2.
1. (a) Waarom zijn Jehovah’s Getuigen zo anders? (b) Hoe verwoordt Jesaja 12:2 wat Jehovah voor zijn volk heeft gedaan?
WOONT u vergaderingen bij in een Koninkrijkszaal van Jehovah’s Getuigen? Daar ziet u een volk dat heel anders is dan welk ander volk maar ook! Wie zijn deze mensen, en waarom zijn zij anders? Wij zijn Gods eigen volk, en wij zijn anders omdat wij de grootste naam dragen die er bestaat — de naam van de luisterrijke Schepper van alle wonderen in het universum om ons heen. Zijn naam is over ons uitgeroepen. In zijn naam komen wij vreugdevol samen om deel te hebben aan het uitgelezen geestelijke voedsel dat hij „te rechter tijd” via zijn organisatie verschaft (Lukas 12:42). Als Jehovah’s Getuigen houden wij dankbaar zijn onvergelijkelijke naam hoog met de woorden uit Jesaja hoofdstuk 12 vers 2, waar staat: „Zie! God is mijn redding. Ik zal vertrouwen en niet in angst verkeren; want Jah Jehovah is mijn sterkte en mijn macht, en hij werd mij tot redding.” Onze God heeft ons veilig door veel beproevingen heen geleid. Nu komt onze uiteindelijke redding nabij — opnieuw door de hand van Jah Jehovah!
2. (a) Hoe vaak komt de uitdrukking „Jah Jehovah” in de bijbel voor, en waar? (b) Met welke woorden zou het woord „macht” in Jesaja 12:2 ook vertaald kunnen worden, en waarom zouden ook dat passende uitdrukkingen zijn?
2 De uitdrukking „Jah Jehovah”, een verdubbeling van de goddelijke naam, komt in de bijbel maar twee keer voor, hier en in Jesaja 26:4. Zelfs de vertalers van de King James Version achtten het passend deze uitdrukking weer te geven met „de HEER JEHOVAH”. Volgens een voetnoot in de Nieuwe-Wereldvertaling van de Heilige Schrift — met studieverwijzingen zou in Jesaja 12:2 in plaats van „macht” ook „melodie” of „lof” kunnen staan. Hoe waar is het dat de almachtige Jah Jehovah, die zijn aanbidders dynamische energie geeft, onze welluidende lofzangen waard is! — Jesaja 40:28-31.
3. (a) Waarvoor heeft Jah Jehovah de weg geopend, en op basis waarvan? (b) Welke uitwerking hebben Paulus’ woorden in Romeinen 11:33-36 op Jehovah’s Getuigen?
3 Jehovah’s kracht wordt in evenwicht gehouden door zijn wijsheid, gerechtigheid en liefde. Door deze goddelijke hoedanigheden aan te wenden, heeft Jah Jehovah voor gelovige mensen de weg geopend tot redding op basis van Jezus’ loskoopoffer. De apostel Paulus riep in dit verband uit: „O de diepte van Gods rijkdom en wijsheid en kennis! Hoe ondoorgrondelijk zijn zijn oordelen en hoe onnaspeurlijk zijn wegen! Want ’wie heeft de zin van Jehovah leren kennen, of wie is zijn raadgever geworden’? Of: ’Wie heeft hem eerst iets gegeven, zodat het hem vergolden moet worden?’ Want uit hem en door hem en voor hem zijn alle dingen. Hem zij de heerlijkheid in eeuwigheid. Amen” (Romeinen 11:33-36). Wat is het daarom passend dat wij vasthouden aan Jah Jehovah en uiting geven aan ons volstrekte en onvoorwaardelijke vertrouwen in hem als onze almachtige God en Soevereine Heer! — Vergelijk Hebreeën 3:14.
4. (a) Waarom had de profeet Jesaja goede reden om uit te roepen: „Ik zal vertrouwen en niet in angst verkeren”? (b) Waarom heeft Jehovah’s volk goede reden om in deze twintigste eeuw op Jah Jehovah te vertrouwen?
4 Jesaja had goede reden om uit te roepen: „Ik zal vertrouwen en niet in angst verkeren.” De profeet raakte later goed bekend met Gods reddingsdaden. Hij was er ooggetuige van dat Jehovah Zijn woord vervulde door Assyrië en de snoevende koning van dat rijk, Sanherib, te vernederen. In één nacht werden 185.000 Assyrische soldaten gedood door slechts één engel die door onze almachtige God, Jehovah, was uitgezonden! Die grootse redding kwam tot stand doordat Hizkía en heel Juda onvoorwaardelijk op Jah Jehovah vertrouwden (Jesaja 37:6, 7, 21, 36-38). In deze twintigste eeuw heeft Jehovah zijn volk eveneens bevrijd van onderdrukking, verbodsbepalingen, vervolging en concentratiekampen. Net zoals die snoevende Assyriërs in Jesaja’s tijd, trok de nazi-heerser Hitler van leer tegen Jehovah’s Getuigen, en bij een bepaalde gelegenheid schreeuwde hij: „Dit gebroed zal in Duitsland worden uitgeroeid!” Maar het waren Hitler en zijn nazi’s die werden uitgeroeid. En het kleine groepje Duitse Getuigen dat op Jehovah vertrouwde, is inmiddels uitgegroeid tot meer dan 121.200! — Psalm 27:1, 2; Romeinen 8:31, 37.
5. Hoe zijn de woorden van Jesaja 12:3-5 thans van toepassing op Gods volk, dat op hem vertrouwt?
5 Overal waar vervolging de kop opsteekt, wordt Jehovah’s volk, dat op hem vertrouwt, verkwikt en gesterkt door levengevend waarheidswater te drinken. Het is precies zoals Gods profeet in Jesaja 12:3-5 zei: „Met uitbundige vreugde zult gijlieden stellig water putten uit de bronnen der redding. En op die dag zult gij stellig zeggen: ’Dankt Jehovah! Roept zijn naam aan. Maakt onder de volken zijn handelingen bekend. Vermeldt dat zijn naam hoog verheven is. Bezingt Jehovah met melodieën, want allesovertreffend is hetgeen hij heeft gedaan. Dit wordt op de gehele aarde bekendgemaakt.’” Mogen wij met volle teugen van de Koninkrijkswaarheid blijven drinken en de naam van onze Soevereine Heer, Jehovah, dankbaar grootmaken. Laten wij, met volledig vertrouwen in Jehovah, ’het woord prediken en ons er als met een dringende zaak mee bezighouden, in gunstige tijd en in moeilijke tijd’ (2 Timótheüs 4:2). Wat tegenstanders ook mogen doen, Jah Jehovah zal onze liefdevolle gids zijn op de weg die tot redding leidt!
’De stad van tirannieke natiën’
6, 7. (a) Waarvoor dienen Jehovah’s aanbidders hem te verheerlijken, in harmonie met Jesaja 25:1? (b) Hoe wordt in Jesaja 25:2, 3 een zekere stad beschreven? (c) Op welke stad doelt de profeet waarschijnlijk, en waarom?
6 Laten wij nu onze aandacht richten op Jesaja hoofdstuk 25. In 25 vers 1 lezen wij: „O Jehovah, gij zijt mijn God. Ik verhoog u, ik prijs uw naam, want gij hebt wonderbare dingen gedaan, raadsbesluiten uit vroeger tijden, in getrouwheid, in betrouwbaarheid.” Vol vertrouwen verheerlijken Jehovah’s aanbidders hem wegens de wonderbare werken die hij in hun midden tot stand heeft gebracht. Maar Jesaja schildert vervolgens een scherpe tegenstelling als hij tot Jehovah zegt: „Want gij hebt een stad tot een steenhoop gemaakt, een versterkte stad tot een afbrokkelende bouwval, een woontoren van vreemden tot wat geen stad meer is, die zelfs tot onbepaalde tijd niet herbouwd zal worden. . . . De stad der tirannieke natiën, zij zullen [Jehovah] vrezen.” — Jesaja 25:2, 3.
7 Wat is deze niet met name genoemde tirannieke stad? Mogelijk doelde Jesaja op Ar, de hoofdstad van Moab, van oudsher een vijand van Gods volk. Maar de context schijnt beter te passen bij een ander onderdeel van Satans organisatie — de aartsvijand Babylon. Mettertijd zou Babylon Juda en Jeruzalem verwoesten, Jehovah’s huis van aanbidding met de grond gelijkmaken en de overlevenden van het volk in gevangenschap wegvoeren. Jesaja haalt de volgende pochende woorden van de koning van Babylon aan: „Ten hemel zal ik opstijgen. Boven de sterren Gods zal ik mijn troon verheffen, en ik zal mij neerzetten op de berg der samenkomst. . . . Ik zal mij op de Allerhoogste doen gelijken.” Maar Jehovah zou Cyrus van Perzië verwekken om Babylon ten val te brengen en Gods volk naar hun land te doen terugkeren. Zoals geprofeteerd, werd er op de plaats waar het oude Babylon lag, niets meer dan „een steenhoop” en „een afbrokkelende bouwval” overgelaten. — Jesaja 14:12-14; 13:17-22.
8, 9. (a) Tegen welk ander Babylon moeten Jehovah’s aanbidders strijd voeren, en hoe heeft dit stelsel zich ontwikkeld? (b) Hoe wordt het door Jesaja beschreven, en waarom is dat een toepasselijke uitdrukking?
8 Meer dan 2500 jaar na de omverwerping van Babylon moeten Jehovah’s aanbidders echter nog steeds strijd voeren tegen een ander Babylon — „Babylon de Grote, de moeder van de hoeren en van de walgelijkheden der aarde” (Openbaring 17:5). Dit is het wereldrijk van valse religie. Het ontstond kort na de vloed van Noachs dagen, toen Nimrod het oorspronkelijke Babylon bouwde, dat de bakermat van valse, sektarische religie werd. Nadat Jezus en zijn apostelen het christendom hadden gesticht, bezoedelden afvalligen de bijbelse waarheid door heidense Babylonische „leringen van demonen” in te voeren, en het religieuze stelsel van de christenheid kwam tot bestaan (1 Timótheüs 4:1). Dit namaak-christendom is het voornaamste deel geworden van „Babylon de Grote”, dat zich over de gehele aarde tot in alle natiën uitstrekt. Jesaja beschrijft het als een ’stad van tirannieke natiën’.
9 Meer dan vier millennia, vanaf de stichting van het oorspronkelijke Babylon tot nu toe, hebben wrede dictators tirannieke geestelijken als stromannen gebruikt om het gewone volk te onderdrukken en onder controle te houden. Zo ’heeft de ene mens over de andere mens geheerst tot diens nadeel’ (Prediker 8:9). Jezus had medelijden met het volk „omdat zij gestroopt en heen en weer gedreven waren” door zulke vals-religieuze herders. In deze tijd wordt de meest laakbare groep geïdentificeerd als „de mens der wetteloosheid”, de geestelijkheid van de christenheid, die zichzelf verhoogd heeft en de leiding heeft genomen in het tegenstaan en vervolgen van Jehovah’s Getuigen. — Matthéüs 9:36; 2 Thessalonicenzen 2:3, 4.
10. (a) Hoe werd ’de stad van tirannieke natiën’ in overeenstemming met Jesaja 25:3 gedwongen Jehovah te verheerlijken alsook te vrezen? (b) Wat zegt Jesaja in Jesaja 25:4, 5 over Jehovah ten aanzien van zowel „de geringe” als „de tirannieken”?
10 In het jaar 1919 bevrijdde Jehovah zijn ware volk uit de greep van „Babylon de Grote”. Die ’stad van tirannieke natiën’ werd gedwongen Jehovah te verheerlijken in de zin dat ze genoodzaakt werd met bitterheid de „wonderbare dingen” gade te slaan die hij tot stand bracht door zijn aanbidders tot dynamische activiteit te herstellen. Vals-religieuze ijveraars worden ook gedwongen Jehovah te vrezen, beducht voor de dingen die hun te wachten staan. Eeuwenlang hebben tirannieke geestelijken zich boven de leken verheven. Maar nu zegt Jesaja over Jehovah: „Gij zijt een vesting geworden voor de geringe, een vesting voor de arme in de nood die hij heeft, een toevlucht voor de slagregen, een schaduw tegen de hitte, wanneer het geblaas der tirannieken is als een slagregen tegen een muur. Als de hitte in een waterloos land dempt gij het rumoer van vreemden, de hitte met de schaduw van een wolk. Zelfs de melodie van de tirannieken wordt onderdrukt.” — Jesaja 25:4, 5.
Geen vreugdezang in „Babylon”!
11. Waarom is er in heel het rijk van „Babylon de Grote” geen vreugdezang, en hoe werd dit geïllustreerd op de interreligieuze bijeenkomst in het Italiaanse Assisi?
11 Zo staat het er nu inderdaad voor in het gehele rijk van „Babylon de Grote”. Er is in dat rijk geen vreugdezang te horen. Zijn religieuze leiders weten in hun verwarring niet meer welke goden zij moeten aanbidden. Dit werd duidelijk gedemonstreerd tijdens de interreligieuze bijeenkomst die op 27 oktober 1986 in het Italiaanse Assisi werd gehouden. Daar riep paus Johannes Paulus II in verband met het Internationale Jaar van de Vrede de leiders van de voornaamste religies van „Babylon de Grote” bij elkaar. Zij allen baden om vrede, sommige boeddhistische monniken wel twaalf uur op één dag. Maar tot wie baden zij? Tot Maria? Of tot de heilige Drieëenheid van de christenheid? Of tot de drieëenheid van de hindoes? Of tot de duizenden goden van het boeddhisme? Of tot Allah? Of tot dat onaanzienlijke dier, de vos, die door de sjintoïsten aanbeden wordt? Of waren de meest aanvaardbare gebeden die van een Amerikaanse Indiaan van de Crow-stam? Naar verluidt bood hij een ’luisterrijke aanblik met zijn vorstelijke hoofdtooi’, terwijl hij een vredespijp opstak en zijn gebeden uitsprak „in de rook die als wierook opsteeg in de koude lucht”.
12. Welke woorden van Micha en Jesaja onderschrijven die religieuze ijveraars niet?
12 Eén ding staat vast: Geen van die religieuze ijveraars, van de boeddhistische dalai lama tot „Zijne Eminentie” Methodius van de Grieks-Orthodoxe Kerk, onderschrijft de woorden van de bijbel die in Micha 4:5 staan: „Wij, van onze kant, zullen wandelen in de naam van Jehovah, onze God, tot onbepaalde tijd, ja voor eeuwig.” Zij onderschrijven niet de waarheid van Jesaja’s uitspraak in hoofdstuk 42 de verzen 5 en 8: „Dit heeft de ware God, Jehovah, gezegd, de Schepper van de hemelen en de grootse Uitspanner ervan; die de aarde uitspreidde met al wat ze voortbrengt, die adem geeft aan het volk daarop, en geest aan hen die erop wandelen: ’Ik ben Jehovah. Dat is mijn naam; en aan niemand anders zal ik mijn eigen heerlijkheid geven, noch mijn lof aan gehouwen beelden.’”
13. Wat vond er in werkelijkheid in Assisi plaats, en hoe werd dit door Jezus veroordeeld toen hij op aarde was?
13 In Assisi waren een opzichtige ceremonie, bijzondere kledij en steeds herhaalde gebeden de middelen die werden aangewend om er een grote publieke vertoning van te maken. Dit is precies wat Jehovah’s zoon Jezus veroordeelde toen hij hier op aarde was. Hij zei over de religieuze leiders van zijn tijd: „Alle werken die zij doen, doen zij om door de mensen gezien te worden”, en in onverbloemde taal richtte hij zich tot hen met de woorden: „Wee u, schriftgeleerden en Farizeeën, huichelaars! omdat gij het koninkrijk der hemelen toesluit voor de mensen; want zelf gaat gij er niet binnen, en degenen die op weg zijn er binnen te gaan, staat gij dit niet toe” (Matthéüs 23:5, 13; zie ook Matthéüs 6:1-8). Niet het uiterlijk vertoon of de plaats van aanbidding zijn voor God bepalend. Jezus zei: „God is een Geest, en wie hem aanbidden, moeten hem met geest en waarheid aanbidden.” — Johannes 4:21, 24.
De ware Bron van vrede
14. (a) Waarom zijn de gebeden voor vrede van de religies van de wereld huichelachtig? (b) Wat is het goddelijke oordeel over de religie van de christenheid?
14 Zou iemand die de verwarring in de religies van de wereld ziet, zo naïef kunnen zijn om te denken dat de gebeden van religieuze leiders ons wereldvrede kunnen brengen? Zij hebben al honderden jaren huichelachtige gebeden opgezonden, terwijl zij terzelfder tijd volop hebben meegedaan aan de oorlogen van de natiën, de kruistochten en de schandelijke vervolgingen. Jehovah’s profeet vroeg: „Kan een Kuschiet zijn huid veranderen? of een luipaard zijn vlekken? Gijzelf zoudt ook in staat zijn goed te doen, gij die personen zijt die geleerd hebt kwaad te doen” (Jeremia 13:23). Als het belangrijkste deel van „Babylon de Grote” — het wereldrijk van valse religie — is vooral de religie van de christenheid op de goddelijke weegschaal gewogen en jammerlijk te licht bevonden. Het vonnis over haar staat vast! — Jeremia 2:34, 35, 37; 5:29-31; Daniël 5:27.
15. Hoe zal Jehovah blijvende vrede tot stand brengen, en hoe dienen degenen die op hem vertrouwen, de zaak van de vrede?
15 Jehovah, „de God van vrede”, zal blijvende vrede tot stand brengen door allen op wie bloedschuld rust, te verdelgen en de aarde te bevolken met mensen die werkelijk liefde voor waarheid en rechtvaardigheid hebben (Filippenzen 4:9). Volgens koning David zullen de zachtmoedigen, die ’op Jehovah vertrouwen en het goede doen’, „de aarde bezitten, en . . . inderdaad hun heerlijke verrukking vinden in de overvloed van vrede” (Psalm 37:3, 11). Zoals zij die altijd ’op Jehovah vertrouwen en het goede doen’, de zaak van de vrede dienen, zo zullen degenen die verwarde gebeden tot tegenstrijdige goden, afgoden en beelden opzenden, dat nooit kunnen. — Psalm 115:2-8; Jesaja 44:14-20.
16. Welk feestmaal verschaft Jehovah voor de zachtmoedigen die uit „de stad der tirannieke natiën” worden bijeengebracht?
16 Wat een tegenstelling bestaat er tussen de gebeden en de hoop van Gods volk enerzijds en die van de aanhangers van „Babylon de Grote” anderzijds! Wat kunnen wij goed begrijpen dat „de melodie van de tirannieken wordt onderdrukt”! (Jesaja 25:5) Maar sprekend over zachtmoedigen die uit „de stad der tirannieke natiën” worden bijeengebracht, zegt Jesaja vervolgens: „Jehovah der legerscharen zal op deze berg stellig voor alle volken een feestmaal aanrechten van schotels rijk aan olie, een feestmaal van wijn bewaard op de droesem, . . . geklaard” (Jesaja 25:6). Het geestelijke feestmaal waaraan degenen deel hebben die Jehovah gaan aanbidden, is verrukkelijk verzadigend, een feestmaal in de ware zin van het woord! Ons hart wordt gesterkt om te volharden en wij vloeien over van vreugde in onze ijverige dienst voor Jehovah, terwijl wij vol verwachting uitzien naar de herschepping en het feestmaal van goede dingen dat Jehovah voor de nieuwe aarde heeft beloofd. — Psalm 104:1, 14, 15; Matthéüs 19:28.
17. Welke „wonderbare dingen” zal Jehovah doen, en welke vreugden zullen eruit voortvloeien?
17 Weldra zal Jah Jehovah „wonderbare dingen” doen door niet alleen „Babylon de Grote” te verwijderen maar ook „het vlechtwerk” van veroordeling te verbreken waarin de mensheid als gevolg van Adams zonde gevangen zit (Jesaja 25:7). Ja, op basis van Jezus’ offer zal onze God de profetie uit Jesaja 25:8 in vervulling doen gaan: „Hij zal werkelijk de dood voor eeuwig verzwelgen, en de Soevereine Heer Jehovah zal stellig de tranen van alle aangezichten wissen. En de smaad van zijn volk zal hij van de gehele aarde wegnemen, want Jehovah zelf heeft het gesproken.” Wat een vreugde zal het zijn de Adamitische zonde en de dood uit de weg geruimd te zien en geliefden te verwelkomen bij hun terugkeer uit de klauwen van de dood! Wat zal het heerlijk zijn te weten dat Jehovah’s getrouwe getuigen het volledige en afdoende antwoord hebben gegeven aan de grote Honer, Satan de Duivel! (Spreuken 27:11) Niemand zal nog langer smaad op hen werpen, want zegevierend zullen zij hun rechtschapenheid hebben bewaard. „In getrouwheid, in betrouwbaarheid” zal Jehovah zelf volvoerd hebben wat werd geprofeteerd — zijn „raadsbesluiten uit vroeger tijden”. De hele aarde zal veranderd zijn in een paradijs van rechtvaardigheid en gevuld zijn met rechtvaardige mensen. Wat een waarlijk groots vooruitzicht!
18. Wat zijn wij, ondanks druk, vastbesloten te doen, in harmonie met Jesaja 25:9?
18 Dat wij in deze donkere tijden altijd op Jehovah vertrouwen, zal zonder mankeren beloond worden. Ongeacht tegen welke druk wij in het dagelijks leven ook te strijden mogen hebben — door de zorg voor het levensonderhoud van ons gezin, door op school aan bijbelse beginselen vast te houden of door getuigenis te geven in moeilijk gebied — laten wij altijd op Jehovah vertrouwen. Door nauw verbonden te blijven met Jehovah als de „Hoorder van het gebed” kunnen wij van redding verzekerd zijn (Psalm 65:2). Laten wij daarom vastbesloten zijn te blijven behoren tot hen die met de woorden uit Jesaja 25:9 zeggen: „Zie! Dit is onze God. Wij hebben op hem gehoopt en hij zal ons redden. Dit is Jehovah. Wij hebben op hem gehoopt. Laten wij blij zijn en ons verheugen in de redding door hem.”
Vragen ter herhaling
◻ Hoe is Jah Jehovah onze sterkte en onze macht?
◻ Wat is „de stad der tirannieke natiën”?
◻ Hoe is ’de stad van tirannieke natiën’ gedwongen Jehovah te verheerlijken alsook te vrezen?
◻ Hoe blijkt dat er geen vreugdezang in „Babylon de Grote” is?
◻ Welke „wonderbare dingen” zal Jehovah nog voor zijn volk doen?