HOOFDSTUK ELF
’Herders naar mijn hart’
1, 2. (a) Wat kan er gebeuren als een kudde schapen niet beschermd wordt? (b) Waaruit bestond het werk van een herder in Bijbelse tijden?
HIROYASU uit Japan was nog maar een kleine jongen toen zijn moeder een ram en een ooi kocht. Hij verzorgde ze en de ooi kreeg twee lammetjes per jaar, dus begon het een aardige kudde te worden. Toen hij twaalf was, waren er twaalf of dertien schapen. Hij vertelt: „Op een ochtend toen ik nog in bed lag, hoorde ik ze blaten. Ik ging er niet meteen heen. Toen ik eindelijk naar buiten ging, zag ik een troep wilde honden bij mijn lammetjes vandaan rennen; de buik van de lammetjes was opengereten. Helemaal in paniek ging ik op zoek naar het moederschaap. Toen ik haar vond, ademde ze nog maar lag ze in een plas bloed. Alleen de ram heeft het overleefd. Ik was er kapot van. Ik had meteen toen ik de schapen hoorde, moeten gaan kijken. Ze maakten geen schijn van kans tegen de honden.”
2 In Bijbelse tijden was bijna iedereen bekend met het werk van een herder. Het was zijn taak de kudde naar weidegrond te brengen en erop te letten dat de dieren waarvoor hij zorgde goed gevoed bleven. Ook beschermde hij ze tegen roofdieren en zocht hij verdwaalde schapen (1 Sam. 17:34-36). De herder liet de kudde neerliggen om ongestoord te rusten. Hij hielp bij de geboorte van lammetjes en zorgde daarna voor ze. Veel Bijbelschrijvers, en ook Jeremia, gebruikten een herder als metafoor voor een man die belast is met de zorg voor mensen, als hun vorst of als hun geestelijk opziener.
3. Waar doelde Jeremia op als hij de termen „herder” en „weiden” gebruikte?
3 Sommigen in de christelijke gemeente zien de ouderlingen alleen als herders wanneer ze hun broeders en zusters bezoeken om hen te helpen en op te bouwen. Maar uit de manier waarop Jeremia de termen „herder” en „weiden” gebruikte, kunnen we zien dat hij ze toepaste op alle aspecten van de verhouding tussen Juda’s opzieners en het volk. God veroordeelde de vorsten, profeten en priesters in Juda vaak als slechte herders, herders die niet de belangen van het gewone volk op het oog hadden (Jer. 2:8). Ze behandelden hun „schapen” slecht, en misleidden en verwaarloosden ze, terwijl ze egoïstisch op hun eigen voordeel uit waren. Gods volk bevond zich in een schokkende toestand van geestelijke verwaarlozing. Jehovah sprak een „wee” uit over die valse herders, en hij verzekerde zijn volk dat hij hun zorgzame, attente herders zou geven die de kudde echt zouden beschermen. (Lees Jeremia 3:15; 23:1-4.)
4. Wie zorgen er in deze tijd voor Gods kudde, en met welke instelling?
4 Jehovah’s belofte had een grotere vervulling in de Opperherder van zijn schapen, Jezus, die het Hoofd van de christelijke gemeente werd. Hij omschreef zichzelf als „de voortreffelijke herder”, die echt begaan was met degenen aan wie hij leiding gaf (Joh. 10:11-15). In deze tijd gebruikt Jehovah onderherders om voor zijn kudde op aarde te zorgen, zowel gezalfde broeders van de getrouwe en beleidvolle slaafklasse als gewetensvolle ouderlingen uit de „grote schare” (Openb. 7:9). Deze herders streven ernaar Jezus’ geest van zelfopoffering te weerspiegelen. Ze willen de gemeente in navolging van Christus voeden en koesteren. Het zal niet goed aflopen met herders die hun broeders en zusters verwaarlozen of over hen heersen, of die nors of arrogant tegen hen doen! (Matth. 20:25-27; 1 Petr. 5:2, 3) Wat verwacht Jehovah van christelijke herders? Wat kunnen we uit de woorden van Jeremia leren over de houding en motivatie die gepast zijn voor ouderlingen wanneer ze zich kwijten van hun verantwoordelijkheden? Laten we de rol onderzoeken die ouderlingen hebben als ze hulp en beschermende zorg geven, binnen en buiten de gemeente onderwijzen, en rechtspreken.
BESCHERMENDE ZORG
5-7. (a) Hoe wil Jehovah dat er voor zijn schapen wordt gezorgd, en waarom? (b) Hoe kunnen ouderlingen echte liefde voor hun broeders en zusters tonen, ook voor degenen die zijn afgedwaald?
5 Petrus noemde Jehovah „de herder en opziener van [onze] zielen” (1 Petr. 2:25). Welke houding heeft God ten opzichte van zijn „schapen”? We kunnen het antwoord vinden door terug te kijken naar de tijd van Jeremia. Na de slechte herders afgekeurd te hebben, die de kudde verstrooiden en verwaarloosden, zei Jehovah dat hij zijn schapen zou „bijeenbrengen”, en ze terug zou brengen naar hun weidegrond. Hij beloofde goede herders over hen aan te stellen ’die hen werkelijk zouden weiden’ en ervoor zouden zorgen dat zijn volk beschermd zou worden tegen roofzuchtige vijanden (Jer. 23:3, 4). Jehovah vond zijn schapen dus kostbaar. Zijn schapen in deze tijd zijn ook kostbaar. Hij heeft een hoge prijs betaald voor hun eeuwige welzijn (1 Petr. 1:18, 19).
6 Net als letterlijke herders moeten opzieners niet nalatig zijn in de zorg voor de gemeente. Als jij ouderling bent, probeer je dan te letten op elk teken dat je broeders en zusters het moeilijk hebben, en ben je bereid hen meteen te gaan helpen? De wijze koning Salomo schreef: „Gij behoort beslist te weten hoe uw kleinvee eruitziet. Zet uw hart op uw kudden” (Spr. 27:23). In dat vers gaat het over de ijver van letterlijke herders, maar het beginsel kan toegepast worden op de zorg die geestelijke herders in de gemeente geven. Als jij ouderling bent, vecht je dan bewust tegen elke neiging om anderen te domineren? Uit het feit dat Petrus het had over „heersen over hen die Gods erfdeel zijn”, blijkt dat het heel goed mogelijk is dat een ouderling dat doet. Hoe kun je bijdragen tot wat in Jeremia 33:12 wordt beschreven? (Lees.) Vooral alleenstaande ouders, weduwen, stiefgezinnen, ouderen en jongeren hebben aandacht en hulp nodig.
7 Net zoals een letterlijke herder achter afgedwaalde schapen aan gaat, moet een geestelijke herder soms zoeken naar personen die om de een of andere reden van de kudde zijn afgedwaald. Om hen te helpen moet hij zelfopofferend en nederig zijn. Hij besteedt geduldig tijd aan de behoeften van de personen die aan zijn opzicht zijn toevertrouwd. Het zou goed zijn als ouderlingen zich eerlijk afvragen: In welke mate probeer ik aan te moedigen en op te bouwen in plaats van te veroordelen of kritiek te hebben? Wil ik echt een betere herder worden? Soms zijn er herhaalde inspanningen nodig om iemand te helpen dingen vanuit Gods standpunt te bezien. Als een broeder of zuster Bijbelse raad (en niet gewoon een persoonlijke mening) niet meteen aanvaardt, denk dan aan de Opperste Herder en Opzichter, Jehovah. Geduldig ’bleef hij spreken’ tot zijn eigenzinnige volk en bleef hij proberen hen te helpen (Jer. 25:3-6). De meeste aanbidders van God in deze tijd doen geen slechte dingen, maar als er raad nodig is, moet een ouderling die geven zoals Jehovah dat deed.
8. Hoe kunnen geestelijke herders Jeremia’s voorbeeld navolgen?
8 Toen er nog hoop was dat de Joden tot Jehovah zouden terugkeren, bad Jeremia voor hen. Hij zei tot God: „Gedenk hoe ik voor u gestaan heb om zelfs betreffende hen goed te spreken, om uw woede van hen af te keren” (Jer. 18:20). Uit die woorden kun je afleiden dat Jeremia het goede in zijn broeders zocht, en niet slecht over hen dacht. In deze tijd moeten opzieners Jeremia’s voorbeeld navolgen, tenzij duidelijk is dat iemand onberouwvol blijft doen wat slecht is. Positieve stappen zijn dat ze anderen prijzen voor het goede dat ze doen, en voor en met hen bidden (Matth. 25:21).
Welke belofte deed God via Jeremia over geestelijke herders? Hoe kunnen opzieners in beschermende zorg voorzien?
„ZIJ ZULLEN U STELLIG WEIDEN”
9, 10. Waarom moet een goede herder of ouderling een leraar zijn?
9 Het woord dat in Jeremia 3:15 vertaald is met „weiden” kan ook weergegeven worden met „voeden”. Christelijke herders moeten leraren zijn door anderen te voeden „met kennis en inzicht” (1 Tim. 3:2; 5:17). Jehovah beloofde zijn volk dat de goede herders dat zouden doen. En hij moedigde de Joden aan het corrigerende onderwijs van zijn profeet Jeremia te aanvaarden. (Lees Jeremia 6:8.) Schapen hebben voedsel nodig om gezond te blijven. Zo hebben Gods aanbidders voedsel en leiding uit de Bijbel nodig om geestelijk gezond te blijven.
10 Ouderlingen hebben als ze onderwijs geven een tweeledige rol: ze helpen personen die al in de gemeente zijn en personen die nog geen ware christenen zijn. Wat de laatste groep betreft moeten we bedenken dat een van de belangrijkste redenen waarom de christelijke gemeente bestaat de prediking van het goede nieuws van Gods koninkrijk is. Ouderlingen moeten dan ook ijverige evangeliepredikers zijn (Jer. 1:7-10). Dan komen ze hun verplichting tegenover God na en geven ze hun broeders en zusters een goed voorbeeld. Als jij ouderling bent, zul je merken dat je door geregeld met verschillende broeders en zusters in de prediking samen te werken, zowel hun onderwijsbekwaamheid als die van jezelf kunt bijschaven. En als je ijverig de leiding neemt in de prediking, zorg je voor onmisbare aanmoediging, waardoor de hele gemeente geholpen kan worden vorderingen te maken.
11, 12. Waaraan moet een ouderling aandacht besteden wil hij een goede herder zijn?
11 Wat ouderlingen als voedsel aan de gemeente uitdelen, moet op de Bijbel gebaseerd zijn; dan zal het gezond geestelijk voedsel zijn. Het is dus logisch dat deze herders Gods Woord ijverig moeten bestuderen om bekwame leraren te zijn. Stel dit eens tegenover de reden die Jeremia noemde waarom de leiders van zijn volk onbekwaam waren: „De herders hebben zich redeloos gedragen, en zij hebben zelfs Jehovah niet gezocht. Daarom hebben zij niet met inzicht gehandeld, en al hun weidende dieren zijn verstrooid” (Jer. 10:21). Degenen die leraren hadden moeten zijn, volgden geen Bijbelse beginselen en zochten God niet. Daardoor konden ze niet echt met wijsheid handelen. Jeremia sprak een nog sterkere veroordeling uit over de zogenaamde profeten. (Lees Jeremia 14:14, 15.)
12 In tegenstelling tot die valse herders bestuderen christelijke opzieners Jezus’ voorbeeld en volgen dat na. Daardoor kunnen ze wijze herders van de kudde zijn. Het kan voor hen best moeilijk zijn geregeld tijd in te plannen voor studie, omdat er zo veel dingen zijn die hun tijd en aandacht vragen. Maar als je ouderling bent, heb je dan de vaste overtuiging dat je onderwijs alleen maar nuttig en waar kan zijn, en kennis en inzicht kan weerspiegelen, als je het baseert op Gods Woord en de leiding van de getrouwe en beleidvolle slaafklasse? Als je merkt dat je minder tijd besteedt aan je programma voor persoonlijke studie dan vroeger, wat zul je dan doen om niet te gaan lijken op de valse herders uit Jeremia’s tijd?
13. Wat hielp Jeremia een goede leraar te zijn, en wat kunnen christelijke herders in deze tijd van hem leren?
13 Jeremia was vooral doeltreffend als leraar door zijn gebruik van illustraties. Hij kreeg daarvoor natuurlijk instructies van Jehovah. Dat hij een aardewerken pot op de grond kapotgooide en bekendmaakte dat Jeruzalem en de inwoners ervan op dezelfde manier gebroken zouden worden, was niet iets wat ze snel zouden vergeten! (Jer. 19:1, 10, 11) Nog een voorbeeld is dat Jeremia een houten juk maakte en droeg om te symboliseren dat zijn volk de zware onderworpenheid aan Babylon zou moeten verduren (Jer. hfst. 27, 28). De ouderlingen in je gemeente hebben van God niet de opdracht gekregen zulke toneelstukjes op te voeren om iets te illustreren. Maar vind je het niet fijn als ze passende illustraties en ervaringen in hun onderwijs verwerken? Goed doordachte en toepasselijke beeldspraak en voorbeelden kunnen zowel krachtig als motiverend zijn.
14. (a) Waar was Jeremia’s verwijzing naar „balsem in Gilead” op gebaseerd? (b) Hoe kunnen ouderlingen de geestelijke gezondheid van hun broeders en zusters bevorderen?
14 Wat kunnen we dankbaar zijn voor het onderwijs dat christelijke herders geven! Jeremia zag in dat zijn volk geestelijke genezing nodig had. Hij vroeg: „Is er geen balsem in Gilead? Of is er geen heelmeester daar?” (Jer. 8:22) Er was wel letterlijke balsem in Gilead, het deel van Israël ten oosten van de Jordaan. Deze geurige plantenolie stond bekend om zijn medicinale eigenschappen, en werd vaak gebruikt om wonden te verzachten en te genezen. Maar er was geen geestelijke genezing. Hoe kwam dat? Jeremia merkte op: „De profeten zelf profeteren werkelijk op grond van de leugen; en wat de priesters betreft, zij gaan met al hun macht onderwerpen. En mijn eigen volk heeft het graag zo gehad” (Jer. 5:31). Hoe is het in deze tijd? Vind je ook niet dat er beslist „balsem in Gilead” is, dat wil zeggen in je gemeente? De troost die zorgzame christelijke herders geven door broeders en zusters liefdevol op Bijbelse beginselen te wijzen, opbouwend te zijn, en voor en met hen te bidden, is te vergelijken met verzachtende balsem (Jak. 5:14, 15).
Welke aspecten van het onderwijs van de ouderlingen in jullie gemeente stel je vooral op prijs? Wat maakt hun onderwijs doeltreffend?
„DIT HEEFT JEHOVAH GEZEGD”
15, 16. Waarom hebben letterlijke en geestelijke kudden aandacht nodig?
15 Stel je eens voor hoe blij een letterlijke herder is als zijn harde werk en lange dagen worden beloond met de geboorte van gezonde lammetjes. Maar hij weet dat die lammetjes aandacht nodig hebben wil het goed met ze gaan. De herder moet ervoor zorgen dat ze goede voeding krijgen. Lammetjes worden geboren met een lange staart, die vies kan worden als hij door uitwerpselen en vuil sleept. De herder wil dat zijn dieren schoon en gezond blijven, dus kan hij hun staart couperen, wat hij vakkundig doet om onnodige pijn te vermijden. Ook geestelijke herders geven liefdevolle aandacht aan de schapen, de leden van hun gemeente (Joh. 21:16, 17). De ouderlingen zijn bovendien overgelukkig als ze zien dat geïnteresseerden stappen doen om een ware christen te worden. Opzieners willen dat alle schapen, jong en oud, gezond en goed gevoed zijn, dus geven ze voortdurend aandacht en komen ze in actie wanneer dat nodig is. Dit werk betekent natuurlijk ook dat ze hun broeders en zusters herinneren aan ’wat Jehovah heeft gezegd’, oftewel wat de Bijbel leert (Jer. 2:2, 5; 7:5-7; 10:2; Tit. 1:9).
16 Jeremia had moed nodig om Gods boodschap bekend te maken. Ouderlingen hebben ook moed nodig, vooral als ze hun broeders en zusters moeten beschermen. Soms moet een geestelijke herder bijvoorbeeld iets doen om te voorkomen dat een ’pasgeboren lammetje’ of zelfs een ouder ’schaap’ bezoedeld wordt met het vuil van Satans wereld. De persoon die in gevaar verkeert, zoekt misschien niet eens hulp. Maar zou een gewetensvolle herder gewoon werkloos kunnen toezien hoe een lid van zijn kudde in de problemen komt? Natuurlijk niet! Hij zou ook niet luchtig over zo’n situatie heen stappen, en doen alsof alles goed gaat terwijl dat duidelijk niet het geval is en een medeaanbidder zijn of haar vrede met Jehovah zou kunnen verliezen (Jer. 8:11).
17. Wanneer en hoe moet een herder misschien speciale aandacht aan een van de schapen besteden?
17 Als een onoplettend schaap ertoe gebracht wordt van de kudde af te dwalen, zou een alerte herder het snel weer in veiligheid brengen. (Lees Jeremia 50:6, 7.) Zo moet een opziener soms ook ferm maar liefdevol redeneren met personen die naar een gevaarlijke situatie afdwalen. Hij zou bijvoorbeeld kunnen zien dat een verloofd stel zonder zich te laten chaperonneren tijd met elkaar doorbrengt op plekken waar ze door hun gevoelens meegesleept zouden kunnen worden. Een vriendelijke, begripvolle ouderling kan het stel helpen zulke gevaarlijke omstandigheden te vermijden. Zonder hen ergens van te beschuldigen zou hij kunnen wijzen op situaties die tot gedrag kunnen leiden dat Jehovah haat. Net als Jeremia veroordelen getrouwe ouderlingen wat God veroordeelt. Hierbij volgen ze Jehovah’s voorbeeld, die er via zijn profeet — weliswaar heel vriendelijk — op aandrong: „Doet alstublieft niet zo iets verfoeilijks, dat ik heb gehaat” (Jer. 5:7; 25:4, 5; 35:15; 44:4). Heb je echt waardering voor de zorg die liefdevolle herders voor de kudde tonen?
18. Wat zijn de bemoedigende resultaten van de inspanningen van geestelijke herders?
18 Natuurlijk luisterde niet iedereen aan wie Jeremia raad gaf. Maar sommigen wel. Toen bijvoorbeeld Baruch, Jeremia’s vriend en secretaris, krachtige raad nodig had, gaf Jeremia die gewillig (Jer. 45:5). Wat was het resultaat? Baruch kreeg Gods goedkeuring en overleefde de vernietiging van Jeruzalem. Ook nu kunnen ouderlingen door de positieve resultaten van hun hulp aan geloofsgenoten aangespoord worden ’zich te blijven toeleggen’ op dit levensreddende ’vermanen en onderwijzen’ (1 Tim. 4:13, 16).
STRENG ONDERRICHT „IN DE JUISTE MATE”
19, 20. Welke verantwoordelijkheid hebben ouderlingen in verband met kwaaddoeners?
19 Een andere rol van opzieners in deze tijd is die van geestelijk rechter. In uitzonderlijke situaties kunnen ouderlingen te maken krijgen met opzettelijke zondaars, die ze tot berouw willen brengen. Jehovah spoort kwaaddoeners vriendelijk maar rechtstreeks aan te stoppen met de slechte dingen die ze doen (Jer. 4:14). Maar als iemand in de gemeente niet stopt met zondig gedrag, moeten opzieners optreden om de kudde te beschermen tegen een mogelijk verderfelijke invloed. Zoals de Bijbel aangeeft moeten ze de kwaaddoener misschien uitsluiten. Jehovah verwacht dat ouderlingen in zo’n situatie in overeenstemming met Zijn gerechtigheid handelen. De goede koning Josia was daar voorbeeldig in. „Hij kwam op voor de wettelijke aanspraak van de ellendige en de arme.” Hij volgde Gods liefde voor gerechtigheid na. Daarom kon Jehovah over Josia’s daden vragen: „Was dat niet een geval van mij kennen?” Omdat Josia gerechtigheid en rechtvaardigheid oefende „ging het hem goed”. Voel je je niet veiliger als de ouderlingen in jullie gemeente Josia’s voorbeeld proberen te volgen? — Jer. 22:11, 15, 16.
20 Je kunt er zeker van zijn dat Jehovah kwaaddoeners „in de juiste mate” streng onderricht (Jer. 46:28). Afhankelijk van de omstandigheden en de houding van de persoon in kwestie moeten de ouderlingen hem misschien raad geven, vermanen of terechtwijzen. Het zou zelfs nodig kunnen zijn een onberouwvolle kwaaddoener uit de gemeente te sluiten. In dat geval zullen de ouderlingen niet in het openbaar bidden voor iemand die uitgesloten is en een zondig leven leidt; dat zou geen nut hebben (Jer. 7:9, 16).a Maar ze zullen God navolgen door de uitgesloten persoon te laten zien hoe hij weer in Gods gunst kan komen. (Lees Jeremia 33:6-8.) Hoewel een uitsluiting verdriet kan veroorzaken, kunnen we er zeker van zijn dat Gods maatstaven rechtvaardig en voor ons bestwil zijn (Klaagl. 1:18).
21. Hoe moet de conditie van Gods kudde zijn, en wat kun jij daarvoor doen?
21 Als geestelijke herders Gods geïnspireerde maatstaven kennen en toepassen, zal de kudde goed gevoed, gezond en beschermd zijn (Ps. 23:1-6). Wat Jeremia ons vertelt over houdingen en beweegredenen, zowel juiste als onjuiste, kan van nut zijn voor christelijke opzieners bij het behartigen van de belangrijke verantwoordelijkheid om voor Gods schapen te zorgen. Daarom kunnen we ons allemaal afvragen: zal ik waardering blijven tonen voor Jehovah’s regeling om zijn aanbidders te onderwijzen, te leiden en te beschermen via behulpzame herders die de kudde „stellig weiden met kennis en inzicht”? — Jer. 3:15; 23:4.
Wanneer moeten opzieners moedig optreden? Wat verwacht Jehovah van ouderlingen wanneer ze rechtspreken?