Baruch — Jeremia’s trouwe secretaris
KEN je „Baruch, de zoon van Neria”? (Jeremia 36:4) Hoewel hij in maar vier hoofdstukken van de bijbel wordt genoemd, is hij bij bijbellezers bekend als de persoonlijke secretaris en goede vriend van de profeet Jeremia. Samen doorleefden ze de turbulente laatste achttien jaar van het koninkrijk Juda, de vreselijke vernietiging van Jeruzalem door de Babyloniërs in 607 v.G.T. en de daaropvolgende ballingschap in Egypte.
De afgelopen jaren heeft de ontdekking van twee kleizegelsa uit de zevende eeuw v.G.T. met de tekst „Behorend aan Berekhjahoe [Baruchs Hebreeuwse naam], de zoon van Nerijahoe [Neria’s Hebreeuwse naam], de Schrijver” de belangstelling van geleerden gewekt voor deze bijbelse figuur. Wie was Baruch? Uit wat voor familie was hij afkomstig, wat voor opleiding had hij genoten en wat was zijn maatschappelijke positie? Wat zegt het over hem dat hij Jeremia door dik en dun trouw bleef? Wat kunnen we van hem leren? Laten we de antwoorden zoeken in de beschikbare bijbelse en historische informatie.
Afkomst en maatschappelijke positie
Veel geleerden geloven dat Baruch tot een vooraanstaande schrijversfamilie in Juda behoorde. Ze wijzen op een aantal redenen voor deze conclusie. Het bijbelverslag geeft Baruch bijvoorbeeld een speciale titel: „de secretaris”, of „de schrijver” in sommige vertalingen. De bijbel vermeldt ook dat Seraja, zijn broer, een hoge ambtenaar aan het hof van koning Zedekia was. — Jeremia 36:32; 51:59.
De archeoloog Philip J. King zegt over schrijvers in Jeremia’s tijd: „Schrijvers, leden van een beroepsklasse, speelden eind zevende, begin zesde eeuw v.C. een belangrijke rol in Juda. . . . Deze titel werd door hoge koninklijke ambtenaren gedragen.”
Bovendien geeft het verslag in Jeremia hoofdstuk 36, dat we uitvoerig zullen bespreken, de indruk dat Baruch toegang had tot de raadslieden van de koning en dat hij gebruik mocht maken van het eetvertrek, of het privévertrek, van Gemarja, een vorst of een staatsambtenaar. De bijbelgeleerde James Muilenberg stelt: „Baruch kon het privévertrek van de schrijver binnengaan omdat hij daar het recht toe had en omdat hij zelf behoorde tot de koninklijke ambtenaren die bijeengekomen waren voor die belangrijke gebeurtenis: het voorlezen van de boekrol. Hij was onder collega’s.”
De publicatie Corpus of West Semitic Stamp Seals noemt nog een argument voor de positie van Baruch: „Omdat het kleizegel van Berekhjahoe samen met een grote hoeveelheid kleizegels van andere hoge ambtenaren werd gevonden, is het redelijk aan te nemen dat Baruch/Berekhjahoe binnen dezelfde ambtelijke structuur optrad als waarin de andere ambtenaren werkzaam waren.” De beschikbare informatie schijnt erop te wijzen dat Baruch en zijn broer Seraja koninklijke ambtenaren waren die de getrouwe profeet Jeremia in de veelbewogen jaren voor de vernietiging van Jeruzalem steunden.
Openlijke steun aan Jeremia
Chronologisch verschijnt Baruch voor het eerst in Jeremia hoofdstuk 36, in „het vierde jaar van Jojakim” oftewel rond 625 v.G.T. Jeremia diende toen al 23 jaar als profeet. — Jeremia 25:1-3; 36:1, 4.
Jehovah zei toen tegen Jeremia: „Neem u een boekrol, en gij moet daarin al de woorden schrijven die ik tot u heb gesproken, tegen Israël en tegen Juda en tegen alle natiën, . . . sedert de dagen van Josia, ja, tot op deze dag.” Het verslag vervolgt: „Toen riep Jeremia Baruch, de zoon van Neria, opdat Baruch uit Jeremia’s mond al de woorden van Jehovah . . . op de boekrol zou kunnen schrijven.” — Jeremia 36:2-4.
Waarom werd Baruch geroepen? Jeremia zei tegen hem: „Ik ben opgesloten. Ik ben niet in staat het huis van Jehovah binnen te gaan” (Jeremia 36:5). Kennelijk mocht Jeremia niet meer op het deel van het tempelterrein komen waar Jehovah’s boodschap voorgelezen moest worden, misschien omdat de autoriteiten ontstemd waren over eerdere boodschappen (Jeremia 26:1-9). Baruch was ongetwijfeld een oprechte aanbidder van Jehovah, en hij „deed vervolgens naar alles wat de profeet Jeremia hem geboden had”. — Jeremia 36:8.
Het opschrijven van de waarschuwingen die de voorgaande 23 jaar gegeven waren, kostte tijd, en misschien wachtte Jeremia ook op het juiste moment. Maar in november of december 624 v.G.T. las Baruch moedig „uit het boek de woorden van Jeremia voor in het huis van Jehovah, in het eetvertrek van Gemarja, . . . ten aanhoren van het gehele volk”. — Jeremia 36:8-10.
Michaja, de zoon van Gemarja, lichtte zijn vader en een aantal vorsten in over wat er was gebeurd, en ze nodigden Baruch uit om de rol nog een keer voor te lezen. Het verslag zegt: „Nu gebeurde het dat zodra zij al de woorden hoorden, zij elkaar vol angst aankeken, waarop zij tot Baruch zeiden: ’Wij zullen zonder mankeren al deze woorden aan de koning vertellen. . . . Ga, verberg u, gij en Jeremia, zodat absoluut niemand zal weten waar gijlieden zijt.’” — Jeremia 36:11-19.
Toen koning Jojakim hoorde voorlezen wat Jeremia aan Baruch had gedicteerd, scheurde hij de rol woedend in stukken, gooide hem in het vuur en beval zijn mannen om Jeremia en Baruch te arresteren. Op Jehovah’s bevel maakten de twee mannen in hun schuilplaats een duplicaatrol. — Jeremia 36:21-32.
Baruch begreep ongetwijfeld welke gevaren er bij deze toewijzing betrokken waren. Hij moet geweten hebben van de bedreigingen die een paar jaar eerder tegen Jeremia waren geuit. Hij zal ook gehoord hebben wat er met Uria was gebeurd, die „overeenkomstig al de woorden van Jeremia” had geprofeteerd maar door koning Jojakim ter dood was gebracht. Toch was Baruch bereid zijn vakbekwaamheid en zijn connecties met regeringsfunctionarissen te gebruiken om Jeremia in zijn toewijzing te steunen. — Jeremia 26:1-9, 20-24.
Zoek geen „grote dingen”
Tijdens het schrijven van de eerste rol maakte Baruch een moeilijke periode door. Hij riep: „Wee mij toch, want Jehovah heeft droefheid aan mijn smart toegevoegd! Ik ben afgemat wegens mijn zuchten, en een rustplaats heb ik niet gevonden.” Wat was de oorzaak van deze crisis? — Jeremia 45:1-3.
Daar wordt geen rechtstreeks antwoord op gegeven. Maar laten we ons Baruchs situatie eens proberen voor te stellen. Het opsommen van de waarschuwingen die 23 jaar lang aan het volk van Israël en Juda waren gegeven, moet wel heel duidelijk hebben gemaakt dat het volk afvallig was en Jehovah verwierp. Jehovah’s besluit om Jeruzalem en Juda te vernietigen en de natie voor zeventig jaar naar Babylon te verbannen — informatie die Jehovah datzelfde jaar onthulde en die misschien ook in de rol werd opgetekend — moet Baruch geschokt hebben (Jeremia 25:1-11). Bovendien bestond het risico dat zijn vastberaden steun aan Jeremia in die kritieke tijd hem zijn positie en zijn carrière zou kosten.
Hoe dan ook, Jehovah zelf greep in om Baruch te helpen het komende oordeel in gedachte te houden. „Wat ik heb opgebouwd, haal ik omver, en wat ik heb geplant, ruk ik uit, ja, zelfs het gehele land”, zei Jehovah. Toen gaf hij Baruch raad en zei: „Maar wat u betreft, gij blijft grote dingen voor u zoeken. Blijf ze niet zoeken.” — Jeremia 45:4, 5.
Jehovah zei niet wat die „grote dingen” waren, maar Baruch moet voor zichzelf geweten hebben of het om zelfzuchtige ambities, prominentie of materiële voorspoed ging. Jehovah gaf hem de raad realistisch te zijn en te denken aan wat er voor de deur stond: „Zie, ik breng een rampspoed over alle vlees, . . . en ik wil u uw ziel ten buit geven in alle plaatsen waarheen gij mocht gaan.” Baruchs kostbaarste bezit, zijn leven, zou gespaard worden, waar hij ook naartoe zou gaan. — Jeremia 45:5.
Na deze gebeurtenissen, die in Jeremia hoofdstuk 36 en 45 worden beschreven en die plaatsvonden in 625/624 v.G.T., zwijgt de bijbel over Baruch, tot enkele maanden voordat de Babyloniërs in 607 v.G.T. Jeruzalem en Juda vernietigden. Wat gebeurde er toen?
Baruch steunt Jeremia opnieuw
Tijdens de belegering van Jeruzalem door de Babyloniërs verschijnt Baruch opnieuw in het bijbelverslag. Jeremia „bevond zich in hechtenis in het Voorhof van de Wacht” toen Jehovah hem opdroeg het stuk land in Anathoth te kopen dat van zijn neef was, als teken dat er een herstel zou komen. Baruch werd gevraagd te helpen bij de wettelijke procedure. — Jeremia 32:1, 2, 6, 7.
Jeremia vertelde: „Toen schreef ik een akte en drukte het zegel erop en nam getuigen toen ik het geld op de weegschaal ging wegen. Daarna nam ik de koopakte, die welke verzegeld was . . . en die welke opengelaten was, en gaf de koopakte toen aan Baruch.” Vervolgens gebood hij Baruch deze koopakten veilig op te bergen in een aardewerken vat. Sommige geleerden denken dat toen Jeremia zei dat hij de akte „schreef”, hij die gedicteerd zal hebben aan Baruch, de beroepsschrijver, die het eigenlijke schrijfwerk deed. — Jeremia 32:10-14; 36:4, 17, 18; 45:1.
Baruch en Jeremia volgden de wettelijke gebruiken van die tijd. Een daarvan was de dubbele akte. Het boek Corpus of West Semitic Stamp Seals zegt: „De eerste akte werd de ’verzegelde akte’ genoemd omdat ze werd opgerold en met een of meer kleizegels werd verzegeld; die akte bevatte de oorspronkelijke versie van het contract. . . . De tweede, ’open akte’ was een kopie van de verzegelde, bindende versie en was ter inzage bedoeld. Er waren dus twee exemplaren, een origineel en een duplicaat, geschreven op twee afzonderlijke papyrusvellen.” Archeologische opgravingen bevestigen dat het de gewoonte was de documenten in een lemen vat te bewaren.
Ten slotte namen de Babyloniërs Jeruzalem in, staken de stad in brand en voerden alle inwoners in ballingschap weg op enkele arme mensen na. Nebukadnezar stelde Gedalja tot stadhouder aan, maar die werd twee maanden later vermoord. De overgebleven joden maakten tegen de geïnspireerde raad van Jeremia in plannen om naar Egypte te gaan, en in die context wordt Baruch opnieuw genoemd. — Jeremia 39:2, 8; 40:5; 41:1, 2; 42:13-17.
De joodse leiders zeiden tegen Jeremia: „Het is een leugen die gij spreekt. Jehovah, onze God, heeft u niet gezonden om te zeggen: ’Trekt Egypte niet binnen om er als vreemdelingen te vertoeven.’ Maar Baruch, de zoon van Neria, stookt u tegen ons op met de bedoeling ons in de hand der Chaldeeën te geven, opdat zij ons ter dood brengen of ons in ballingschap naar Babylon voeren” (Jeremia 43:2, 3). Deze beschuldiging schijnt te kennen te geven dat de joodse leiders meenden dat Baruch veel invloed op Jeremia had. Dachten ze dat Baruch wegens zijn positie of zijn jarenlange vriendschap met Jeremia als meer dan alleen een schrijver voor de profeet optrad? Misschien, maar wat de joodse leiders ook dachten, de boodschap kwam van Jehovah.
Ondanks de van God afkomstige waarschuwingen trokken de overgebleven joden weg en namen „de profeet Jeremia en Baruch, de zoon van Neria” mee. Jeremia schreef: „Zij kwamen ten slotte in het land Egypte, want zij gehoorzaamden niet de stem van Jehovah; en zij kwamen geleidelijk tot aan Tachpanches”, een grensstad in de oostelijke Nijldelta, aan de rand van Sinaï. Op dat moment verdwijnt Baruch uit het bijbelverslag. — Jeremia 43:5-7.
Wat kunnen we van Baruch leren?
We kunnen veel waardevolle dingen van Baruch leren. Wat vooral opvalt, is zijn bereidheid om zijn vakbekwaamheid en zijn connecties te gebruiken in Jehovah’s dienst, ongeacht de consequenties. Veel Getuigen van Jehovah in deze tijd, zowel mannen als vrouwen, geven van eenzelfde instelling blijk door hun bekwaamheden te gebruiken in verband met Betheldienst, bouwwerkzaamheden en dergelijke. Hoe kun jij net zo’n instelling tonen als Baruch?
Toen Baruch eraan werd herinnerd dat er in de laatste dagen van Juda geen tijd was voor persoonlijke „grote dingen”, reageerde hij kennelijk positief, want hij kreeg inderdaad ’zijn ziel ten buit’. Het is verstandig die raad op onszelf toe te passen, want ook wij leven in de laatste dagen van een stelsel. Jehovah doet ons dezelfde belofte: ons leven zal gespaard worden. Kunnen we net als Baruch positief op zulke vermaningen reageren?
Er zit ook een praktische les in dit verhaal. Baruch hielp Jeremia en zijn neef om bij hun zakelijke transactie de noodzakelijke wettelijke procedure te volgen, ook al waren de beide mannen familie van elkaar. Dit is een bijbels precedent voor christenen die zaken doen met hun broeders en zusters. Het is praktisch, liefdevol en in overeenstemming met de bijbel om dit voorbeeld van het op schrift stellen van overeenkomsten na te volgen.
Ook al verschijnt Baruch maar even in de bijbel, hij is de belangstelling van alle christenen in deze tijd waard. Zul jij het goede voorbeeld van deze trouwe secretaris van Jeremia navolgen?
[Voetnoot]
a Een kleizegel is een klompje klei waarmee het koord dat om een belangrijk document werd gebonden, verzegeld werd. De klei droeg de afdruk van een zegel met de naam van de eigenaar of de afzender.
[Illustratie op blz. 16]
Baruchs kleizegel
[Verantwoording]
Bulla: Courtesy of Israel Museum, Jerusalem