KLAAGLIEDEREN, HET BOEK
In bijbelse tijden componeerde en zong men klaagliederen ter gedachtenis aan overleden vrienden (2Sa 1:17-27), natiën die verdelgd waren (Am 5:1, 2) en verwoeste steden (Ez 27:2, 32-36). Het boek Klaagliederen is een geïnspireerd voorbeeld van zo’n treurdicht. Het bestaat uit vijf lyrische gedichten (in vijf hoofdstukken) waarin een klaaglied wordt aangeheven over de verwoesting van Jeruzalem door de Babyloniërs in 607 v.G.T.
In het boek wordt toegegeven dat Jehovah Jeruzalem en Juda terecht gestraft heeft wegens de dwaling van zijn volk (Klg 1:5, 18). Het vestigt ook de aandacht op Gods liefderijke goedheid en barmhartigheid en laat zien dat Jehovah goed is voor wie op hem hoopt. — Klg 3:22, 25.
Naam. In het Hebreeuws is dit boek genoemd naar het aanvangswoord, namelijk ʼĒ·khahʹ!, wat „O hoe!” betekent. De vertalers van de Griekse Septuaginta noemden het boek Threʹnoi, wat „Klaagliederen; Jammerklachten” betekent. In de Babylonische talmoed (Bava Batra 14b) wordt het aangeduid als Qi·nōthʹ, waarvan de betekenis „Klaagliederen; Elegieën” is. Hiëronymus, die in het Latijn schreef, noemde het Lamentationes.
Plaats in de bijbelcanon. In de Hebreeuwse canon wordt het boek Klaagliederen gewoonlijk tot de vijf Meghil·lōthʹ (Rollen) gerekend, namelijk het Hooglied, Ruth, Klaagliederen, Prediker en Esther. Naar verluidt kwam het boek Klaagliederen in oude afschriften van de Hebreeuwse Geschriften net als in hedendaagse Nederlandse bijbels echter na het boek Jeremia.
Schrijver. In de Septuaginta wordt dit boek als volgt ingeleid: „En het geschiedde nadat Israël gevangengenomen en Jeruzalem verwoest was, dat Jeremia wenend neerzat en met dit klaaglied weeklaagde over Jeruzalem en zei.” De targoems identificeren Jeremia eveneens als de schrijver, want ze bevatten de volgende inleiding: „Jeremia, de profeet en grote priester, zei.” De inleiding in de Latijnse Vulgaat (Clementina) luidt: „En het geschiedde nadat Israël in gevangenschap weggevoerd en Jeruzalem verlaten was, dat de profeet Jeremia wenend neerzat en met dit klaaglied treurde over Jeruzalem en met een bitter gemoed zuchtend en weeklagend zei.”
Schrijfstijl. De vijf hoofdstukken van het boek Klaagliederen zijn vijf gedichten, waarvan de eerste vier acrostichons zijn. Het Hebreeuwse alfabet bestaat uit 22 verschillende letters (medeklinkers) en elk vers van de eerste vier hoofdstukken van Klaagliederen begint achtereenvolgens met een van de 22 letters van het Hebreeuwse alfabet. Hoofdstuk 1, 2 en 4 hebben elk 22 verzen, die naar de volgorde van het Hebreeuwse alfabet gerangschikt zijn: Vers 1 begint met de eerste Hebreeuwse letter, ʼaʹlef, vers 2 met de tweede letter, bēth, enzovoort, tot het einde van het alfabet. Hoofdstuk 3 heeft 66 verzen, zodat drie opeenvolgende verzen met dezelfde Hebreeuwse letter beginnen voordat er op de volgende letter wordt overgestapt.
In hoofdstuk 2, 3 en 4 gaat de letter peʼ aan de ʽaʹjin vooraf, terwijl in Klaagliederen hoofdstuk 1 en in Psalm 119 de peʼ na de ʽaʹjin komt. Dit betekent echter niet dat de geïnspireerde schrijver van Klaagliederen een fout heeft gemaakt. In een verhandeling hierover wordt opgemerkt: „Nog minder mogen wij de onregelmatigheid in kwestie aan een vergissing van de zijde van de dichter toeschrijven . . ., want de onregelmatigheid wordt in drie gedichten herhaald. Ze hangt veeleer met een andere omstandigheid samen. Ook in andere, vooral in de oudere alfabetische gedichten, merken wij namelijk op dat er vaak wordt afgeweken van de regel, waardoor onmiskenbaar wordt aangetoond dat de dichters zich slechts zo lang stipt aan de volgorde van het alfabet bonden als die zonder enige gekunsteldheid in de gedachtengang paste” (Commentary on the Old Testament, door C. F. Keil en F. Delitzsch, 1973, Deel VIII, Klaagliederen van Jeremia, blz. 338). Vervolgens wordt onder andere als voorbeeld Psalm 34 aangehaald, waar het vers met de letter waw ontbreekt, en Psalm 145, waar het vers met de letter noen is weggelaten. Het feit dat in deze geïnspireerde geschriften de alfabetische rangschikking van de Hebreeuwse letters niet strikt wordt aangehouden, dient geen reden tot bezorgdheid te zijn. Ongetwijfeld diende het gebruik van het acrostichon als geheugensteuntje, maar de boodschap kwam op de eerste plaats en de gedachteninhoud was belangrijker dan enige literaire vorm.
Hoewel hoofdstuk 5 van Klaagliederen geen acrostisch gedicht is, bevat het 22 verzen, hetzelfde aantal als de afzonderlijke letters van het Hebreeuwse alfabet.
Wanneer geschreven. Uit de levendige stijl van de Klaagliederen blijkt dat het boek kort na de val van Jeruzalem in 607 v.G.T. werd geschreven, toen de gebeurtenissen in verband met de Babylonische belegering en de verbranding van de stad Jeremia nog helder voor de geest stonden. Men is het er algemeen over eens dat het boek Klaagliederen kort na de val van Jeruzalem werd geschreven, en het is redelijk aan te nemen dat het op schrift stellen ervan in 607 v.G.T. werd voltooid.
Vervulling van profetieën. Door datgene wat Jeruzalem overkwam en in het boek Klaagliederen levendig wordt beschreven, gingen de in Deuteronomium 28:63-65 opgetekende woorden in vervulling. Bovendien wordt in dit boek getoond hoe verschillende andere goddelijke profetieën vervuld werden, alsook dat Gods waarschuwingen gerechtvaardigd bleken te zijn. Vergelijk bijvoorbeeld Klaagliederen 1:2 met Jeremia 30:14; Klaagliederen 2:17 met Leviticus 26:17; Klaagliederen 2:20 met Deuteronomium 28:53.
Inhoud. In hoofdstuk 1 vanaf vers 12 personifieert Jeremia Jeruzalem — Gods „vrouw” Sion, die met hem in een verbondsverhouding stond — en doet hij het voorkomen alsof de stad aan het woord is (Jes 62:1-6). Ze is nu verwoest, als was ze een weduwe en van haar kinderen beroofd, een gevangen vrouw, die als slavin dwangarbeid moet verrichten. In hoofdstuk 2 is Jeremia zelf aan het woord. In hoofdstuk 3 stort Jeremia zijn gevoelens uit, doch laat een „fysiek sterke man” spreken, die de natie afbeeldt. In hoofdstuk 4 zet Jeremia zijn jammerklacht voort. In hoofdstuk 5 wordt gedaan alsof de inwoners van Jeruzalem aan het woord zijn. Toch gaven — zoals in het hele boek wordt getoond — de meesten van het volk hun zonden niet toe, vestigden hun hoop en vertrouwen niet op Jehovah en wensten zich niet op de rechte weg te begeven. Niettemin bleek er een overblijfsel te zijn dat als Jeremia was. De in het boek Klaagliederen tot uitdrukking gebrachte zienswijze is dus in werkelijkheid Gods beoordeling van de situatie waarin Jeruzalem verkeerde.
Het boek Klaagliederen is derhalve een waarheidsgetrouw en waardevol door God geïnspireerd verslag.
[Kader op blz. 62]
HOOFDPUNTEN UIT KLAAGLIEDEREN
Vijf gedichten waarin een klaaglied wordt aangeheven over de tragedie die in 607 v.G.T. door de Babyloniërs over Jeruzalem en haar inwoners was gebracht
Het boek werd door Jeremia geschreven onmiddellijk na de verwoesting van Jeruzalem
Jeruzalem wordt gepersonifieerd als een van haar kinderen beroofde weduwe, met niemand om haar te troosten (1:1-22)
Zij erkent dat haar zonde tegen Jehovah de oorzaak van haar ellende is
Zij bidt of de Almachtige degenen die zich over haar lijden verheugen, wil bestraffen
Jehovah is in toorn tegen Jeruzalem opgetreden (2:1-22)
Hij heeft Jeruzalem „van de hemel ter aarde neergeworpen”
Hij heeft zijn heiligdom vol verachting verworpen en geen respect voor koning en priester getoond
Derhalve zijn voorbijgangers verbaasd over datgene wat de stad die „de volmaakte schoonheid” was, is overkomen
De „fysiek sterke man”, die een afbeelding is van de natie, spreekt over zijn ellende, maar brengt toch hoop tot uitdrukking (3:1-66)
Hij beschrijft zijn huidige wanhopige situatie
Toch vertrouwt hij erop dat Jehovah de gebeden van zijn volk zal horen en barmhartigheid zal betonen
Verschrikkelijke gevolgen van de belegering van Jeruzalem (4:1-22)
Het was beter te sterven door het zwaard dan door de honger; vrouwen aten zelfs hun eigen kinderen op
Vluchtende overlevenden werden zowel in het bergland als in de wildernis onbarmhartig vervolgd
Jehovah wordt gesmeekt acht te slaan op het lijden van het volk en hen in zijn gunst te herstellen (5:1-22)
Het erfelijke bezit van zijn volk is aan vreemden gegeven
Zijn volk is gesmaad en vernederd
Zij bidden of Jehovah hen tot hemzelf wil terugbrengen, ofschoon hij hen in zijn verontwaardiging heeft verworpen