Hoofdstuk 16
Gods regering begint heerschappij uit te oefenen
1. (a) Waarnaar hebben gelovige mensen reeds lang uitgezien? (b) Waarom wordt Gods koninkrijk een „stad” genoemd?
REEDS DUIZENDEN jaren lang hebben mensen die geloof stelden in Gods regering, uitgezien naar de tijd dat de heerschappij ervan zou beginnen. Zo zegt de bijbel dat de getrouwe Abraham „de stad [verwachtte] die werkelijke fundamenten heeft, van welke stad God de bouwer en schepper is” (Hebreeën 11:10). Die „stad” is Gods koninkrijk. Maar waarom wordt dat koninkrijk hier een „stad” genoemd? Omdat het in oude tijden heel gewoon was dat een koning over een stad regeerde. Daarom verbond men aan een stad vaak de gedachte van een koninkrijk.
2. (a) Waaruit blijkt dat het Koninkrijk voor Christus’ vroege discipelen een realiteit was? (b) Wat wilden zij erover weten?
2 Het koninkrijk Gods was voor Christus’ vroege volgelingen een realiteit. Dit blijkt uit hun levendige belangstelling voor de heerschappij ervan (Matthéüs 20:20-23). Een vraag die hen bezighield, was: Wanneer zouden Christus en zijn discipelen beginnen te regeren? Op een keer dat Jezus na zijn opstanding aan zijn discipelen verscheen, vroegen zij: „Heer, herstelt gij in deze tijd het koninkrijk voor Israël?” (Handelingen 1:6) Zou u net zo graag als Christus’ discipelen willen weten wanneer Christus als Koning van Gods regering heerschappij begint uit te oefenen?
DE REGERING WAAR CHRISTENEN OM BIDDEN
3, 4. (a) Waaruit blijkt dat God altijd als koning heeft geregeerd? (b) Waarom leerde Christus zijn volgelingen dan om de komst van Gods koninkrijk te bidden?
3 Christus leerde zijn volgelingen tot God te bidden: „Uw koninkrijk kome. Uw wil geschiede, gelijk in de hemel, alzo ook op aarde” (Matthéüs 6:9, 10). De vraag zou echter kunnen rijzen: ’Heeft Jehovah God niet altijd als koning geregeerd? En als dat zo is, waarom moet men dan om de komst van zijn koninkrijk bidden?’
4 Het is waar dat de bijbel Jehovah de „Koning der eeuwigheid” noemt (1 Timótheüs 1:17). En er staat ook: „Jehovah zelf heeft in de hemel zijn troon stevig bevestigd; en over alles heeft zijn eigen koningschap heerschappij geoefend” (Psalm 103:19). Jehovah is dus altijd de Opperste Heerser over heel zijn schepping geweest (Jeremia 10:10). Maar wegens de opstand die in de hof van Eden tegen zijn heerschappij ontstond, heeft God regelingen getroffen voor een speciale regering. Dat is de regering waar Jezus Christus zijn volgelingen later om leerde bidden. Deze regering is in het leven geroepen om een eind te maken aan de problemen die ontstonden toen Satan de Duivel en anderen Gods heerschappij de rug toekeerden.
5. Als het Gods koninkrijk is, waarom wordt het dan tevens Christus’ koninkrijk en het koninkrijk van de 144.000 genoemd?
5 Deze nieuwe Koninkrijksregering ontvangt haar macht en recht om te regeren van de Grote Koning, Jehovah God. Het is zijn koninkrijk. Herhaaldelijk spreekt de bijbel over het „koninkrijk Gods” (Lukas 9:2, 11, 60, 62; 1 Korinthiërs 6:9, 10; 15:50). Maar aangezien Jehovah zijn Zoon als Voornaamste Heerser ervan heeft aangesteld, wordt er ook naar verwezen als Christus’ koninkrijk (2 Petrus 1:11). Zoals wij in een voorgaand hoofdstuk hebben geleerd, zullen er 144.000 personen uit het midden van de mensheid met Christus in dit koninkrijk regeren (Openbaring 14:1-4; 20:6). Daarom wordt dit koninkrijk in de bijbel ook „hun koninkrijk” genoemd. — Daniël 7:27.
6. Wanneer begon Gods koninkrijk volgens sommige mensen te regeren?
6 Er zijn mensen die zeggen dat het Koninkrijk zijn heerschappij begon uit te oefenen in het jaar dat Jezus naar de hemel terugkeerde. Zij zeggen dat Christus begon te regeren toen hij op de dag van het joodse pinksterfeest in het jaar 33 G.T. de heilige geest op zijn volgelingen uitstortte (Handelingen 2:1-4). Maar de Koninkrijksregering waarin Jehovah heeft voorzien om een eind te maken aan alle problemen die door Satans opstand zijn ontstaan, begon toen geen heerschappij uit te oefenen. Er is niets waaruit blijkt dat het „manlijk kind”, namelijk Gods regering met Christus als heerser, toen werd geboren en begon te regeren (Openbaring 12:1-10). Had Jezus overigens in enig opzicht een koninkrijk in het jaar 33 G.T.?
7. Over wie heeft Christus sedert 33 G.T. geregeerd?
7 Ja, Jezus begon toen te regeren over zijn gemeente van volgelingen, die zich te zijner tijd in de hemel bij hem zouden voegen. Daarom zegt de bijbel over hen dat zij, terwijl zij zich nog op aarde bevinden, opgenomen zijn in „het koninkrijk van de Zoon van [Gods] liefde” (Kolossenzen 1:13). Maar deze heerschappij (of dit „koninkrijk”) over christenen die de hoop op hemels leven hebben, is niet de Koninkrijksregering waar Jezus zijn volgelingen om leerde bidden. Het is een koninkrijk dat alleen maar heerschappij uitoefent over de 144.000 die met hem in de hemel zullen regeren. Door de eeuwen heen zijn zij er de enige onderdanen van geweest. Deze heerschappij, of dit ’koninkrijk van de Zoon van Gods liefde’, zal dan ook eindigen wanneer de laatste van deze onderdanen die een hemelse hoop hebben, sterft en zich bij Christus in de hemel voegt. Dan zullen zij niet langer Christus’ onderdanen zijn, maar zullen zij met hem koningen in Gods langbeloofde Koninkrijksregering zijn.
BEGINT TE REGEREN TE MIDDEN VAN VIJANDEN
8. (a) Waaruit blijkt dat er na Christus’ opstanding een wachtperiode zou volgen voordat hij begon te regeren? (b) Wat zei God tot Christus toen voor hem de tijd was aangebroken om met regeren te beginnen?
8 Toen Christus na zijn opstanding naar de hemel terugkeerde, begon hij niet onmiddellijk als Koning van Gods regering heerschappij uit te oefenen. Er zou veeleer een wachtperiode volgen, zoals de apostel Paulus verklaart: „Deze [Jezus Christus] heeft voor altijd één slachtoffer voor zonden gebracht en is aan de rechterhand van God gaan zitten, van die tijd af wachtend totdat zijn vijanden tot een voetbank voor zijn voeten gesteld zouden worden” (Hebreeën 10:12, 13). Toen voor Christus de tijd was aangebroken om met regeren te beginnen, zei Jehovah tot hem: „Ga onderwerpen [of overwinnen] te midden van uw vijanden.” — Psalm 110:1, 2, 5, 6.
9. (a) Waarom wil niet iedereen onder Gods koninkrijk leven? (b) Wat doen de natiën als Gods koninkrijk begint te regeren?
9 Klinkt het u vreemd in de oren dat iemand een vijand van Gods regering zou zijn? Toch wil niet iedereen onder een regering leven die van haar onderdanen verlangt dat zij het goede doen. Na verteld te hebben hoe Jehovah en zijn Zoon de wereldheerschappij zouden overnemen, zegt de bijbel dan ook dat ’de natiën in gramschap ontstaken’ (Openbaring 11:15, 17, 18). De natiën juichen Gods koninkrijk niet toe omdat Satan hen ertoe misleidt zich ertegen te keren.
10, 11. (a) Wat gebeurt er in de hemel als Gods koninkrijk begint te regeren? (b) Wat gebeurt er op aarde? (c) Welk belangrijke punt willen wij daarom in gedachte houden?
10 Wanneer Gods koninkrijk begint te regeren, bevinden Satan en zijn engelen zich nog in de hemel. Daar zij tegen de Koninkrijksheerschappij gekant zijn, breekt er onmiddellijk oorlog uit. Het gevolg is dat Satan en zijn engelen uit de hemel worden geworpen. Hierop zegt een luide stem: „Nu is gekomen de redding en de kracht en het koninkrijk van onze God en de autoriteit van zijn Christus.” Ja, Gods regering begint de macht uit te oefenen! En omdat Satan en zijn engelen uit de hemel verwijderd zijn, heerst daar vreugde. „Weest hierom vrolijk, gij hemelen en gij die daarin verblijft!” zegt de bijbel. — Openbaring 12:7-12.
11 Is dit ook een gelukkige tijd voor de aarde? Neen! In plaats daarvan breekt de tijd van de grootste moeilijkheden aan die de aarde ooit heeft gekend. De bijbel vertelt ons: „Wee de aarde en de zee, want de Duivel is tot u neergedaald, en hij heeft grote toorn, daar hij weet dat hij slechts een korte tijdsperiode heeft” (Openbaring 12:12). Een belangrijk punt om in gedachte te houden, is dus dit: Wanneer Gods koninkrijk begint te regeren, betekent dit niet dat er onmiddellijk vrede en zekerheid op aarde komt. Ware vrede zal later komen, wanneer Gods koninkrijk de volledige heerschappij over de aarde gaat uitoefenen. Dit gebeurt aan het einde van de „korte tijdsperiode”, als Satan en zijn engelen uit de weg zijn geruimd zodat zij niemand meer last kunnen bezorgen.
12. Waarom mogen wij verwachten dat de bijbel ons zou vertellen wanneer Gods koninkrijk begint te regeren?
12 Maar wanneer wordt Satan uit de hemel geworpen, waardoor er gedurende „een korte tijdsperiode” moeilijkheden op aarde ontstaan? Wanneer begint Gods koninkrijk te regeren? Geeft de bijbel daar ook antwoord op? Dat mogen wij wel verwachten. Waarom? Nu, omdat de bijbel lang van tevoren voorzei wanneer Gods Zoon eerst als mens op aarde zou verschijnen om de Messías te worden. Ja, zelfs het jaar waarin hij de Messías werd, was nauwkeurig aangegeven. Hoe staat het dan met de nog belangrijker komst van de Messías, of Christus, om zijn Koninkrijksheerschappij te beginnen? Wij mogen beslist verwachten dat de bijbel ons ook zou vertellen wanneer dat zou gebeuren!
13. Hoe voorzegt de bijbel nauwkeurig het jaar waarin de Messías op aarde zou verschijnen?
13 Maar misschien zal iemand vragen: ’Waar voorzegt de bijbel nauwkeurig het jaar waarin de Messías op aarde zou verschijnen?’ Het bijbelboek Daniël zegt: „Vanaf het uitgaan van het woord om Jeruzalem te herstellen en te herbouwen tot op Messías de Leider, [zullen er] zeven weken, alsook tweeënzestig weken [zijn]”, of 69 weken in totaal (Daniël 9:25). Dit zijn echter geen 69 letterlijke weken, wat op slechts 483 dagen of iets meer dan een jaar zou neerkomen, maar 69 jaarweken, of 483 jaar. (Vergelijk Numeri 14:34.) Het bevel om de muren van Jeruzalem te herstellen en te herbouwen, werd in 455 v.G.T.a uitgevaardigd (Nehemía 2:1-8). Deze 69 jaarweken eindigden dus 483 jaar later, in 29 G.T. En dat is precies het jaar waarin Jezus bij Johannes kwam om gedoopt te worden! Bij die gelegenheid werd hij met heilige geest gezalfd en werd hij de Messías, of Christus. — Lukas 3:1, 2, 21-23.
WANNEER GODS REGERING HEERSCHAPPIJ BEGINT UIT TE OEFENEN
14. Wat beeldt de „boom” uit Daniël hoofdstuk vier af?
14 Maar waar voorzegt de bijbel nu het jaar waarin Christus als Koning van Gods koninkrijk begint te regeren? In ditzelfde bijbelboek Daniël (Daniël 4:10-37). Daar wordt een reusachtige, hemelhoge boom gebruikt om koning Nebukadnezar van Babylon af te beelden. Hij was in die tijd de hoogste menselijke heerser. Maar koning Nebukadnezar werd gedwongen te erkennen dat er een nog hogere heerser was, namelijk „de Allerhoogste” of „de Koning van de hemel”, Jehovah God (Daniël 4:34, 37). In een grotere betekenis beeldt deze hemelhoge boom dan ook de opperheerschappij van God, vooral met betrekking tot onze aarde, af. Jehovah’s heerschappij werd een tijdlang tot uitdrukking gebracht via het koninkrijk dat hij over de natie Israël had opgericht. Van de koningen uit de stam Juda die over de Israëlieten regeerden, werd dan ook gezegd dat zij „op Jehovah’s troon” zaten. — 1 Kronieken 29:23.
15. Waarom werd toen de „boom” was omgehakt, de boomstomp met banden omsloten?
15 Volgens het bijbelverslag in Daniël hoofdstuk vier werd de hemelhoge boom omgehakt. De boomstomp liet men echter staan en die werd met banden van ijzer en koper omsloten. Daardoor werd verhinderd dat de stomp zou groeien, totdat Gods tijd was aangebroken om de banden te verwijderen en hem weer te laten groeien. Maar hoe en wanneer werd Gods heerschappij ’omgehakt’?
16. (a) Hoe en wanneer werd Gods heerschappij ’omgehakt’? (b) Wat werd tot de laatste koning van Juda die op „Jehovah’s troon” zat, gezegd?
16 Na verloop van tijd werd het door Jehovah opgerichte koninkrijk Juda zo verdorven, dat hij koning Nebukadnezar toestond het te verwoesten, het ’om te hakken’. Dit gebeurde in het jaar 607 v.G.T. Toen werd tot Zedekía, de laatste koning van Juda die op Jehovah’s troon zat, gezegd: „Zet af de kroon. . . . ze zal stellig van niemand worden totdat hij komt die het wettelijke recht heeft, en ik moet het aan hem geven.” — Ezechiël 21:25-27.
17. Welke periode begon in 607 v.G.T.?
17 Gods heerschappij, afgebeeld door de „boom”, werd dus in 607 v.G.T. ’omgehakt’. Nu was er geen regering meer die Gods heerschappij op aarde vertegenwoordigde. In 607 v.G.T. begon dan ook een periode die door Jezus Christus later „de bestemde tijden der natiën”, of „de tijden der heidenen”, werd genoemd (Lukas 21:24; Statenvertaling). Gedurende deze „bestemde tijden” had God geen regering die zijn heerschappij op aarde vertegenwoordigde.
18. Wat zou er aan het einde van „de bestemde tijden der natiën” gebeuren?
18 Wat zou er aan het einde van deze „bestemde tijden der natiën” gebeuren? Dan zou Jehovah de regeringsmacht geven aan Degene „die het wettelijke recht heeft”, namelijk Jezus Christus. Als wij er dus achter kunnen komen wanneer „de bestemde tijden der natiën” eindigen, weten wij wanneer Christus als koning begint te regeren.
19. Gedurende hoeveel „tijden” zou Gods heerschappij over de aarde onderbroken zijn?
19 Volgens Daniël hoofdstuk vier zouden deze „bestemde tijden” „zeven tijden” duren. Daniël toont aan dat er „zeven tijden” zouden verstrijken waarin Gods heerschappij — afgebeeld door de „boom” — niet werkzaam zou zijn ten aanzien van de aarde (Daniël 4:16, 23). Hoe lang duren deze „zeven tijden”?
20. (a) Hoe lang duurt een „tijd”? (b) Hoe lang duren de „zeven tijden”? (c) Waarom rekenen wij een dag voor een jaar?
20 Uit Openbaring hoofdstuk 12, de verzen 6 en 14, vernemen wij dat 1260 dagen overeenkomen met „een tijd [dat is 1 tijd] en tijden [ofte wel 2 tijden] en een halve tijd”. Dat is in totaal 3 1/2 tijd. „Een tijd” zou dus overeenkomen met 360 dagen. Daarom zouden „zeven tijden” 7 maal 360, ofte wel 2520 dagen, duren. Als wij nu, volgens een bijbelse regel, een dag voor een jaar rekenen, komen de „zeven tijden” overeen met 2520 jaar. — Numeri 14:34; Ezechiël 4:6.
21. (a) Wanneer beginnen „de bestemde tijden der natiën” en wanneer eindigen ze? (b) Wanneer begon Gods koninkrijk te regeren? (c) Waarom kunnen wij terecht nog steeds om de komst van Gods koninkrijk bidden?
21 Wij hebben reeds geleerd dat „de bestemde tijden der natiën” in het jaar 607 v.G.T. begonnen. Door vanaf die datum 2520 jaar te tellen, belanden wij in 1914 G.T. Dat is het jaar waarin deze „bestemde tijden” eindigden. Miljoenen mensen die nu nog leven, herinneren zich wat er in 1914 gebeurde. In dat jaar begon er met de Eerste Wereldoorlog een tot op onze tijd voortdurende periode van verschrikkelijke moeilijkheden. Dit betekent dat Jezus Christus in 1914 als Koning van Gods hemelse regering begon te regeren. En omdat het Koninkrijk reeds is begonnen te regeren, is het nu stellig de juiste tijd om te bidden dat het mag ’komen’ ten einde Satans goddeloze samenstel van dingen van de aarde weg te vagen! — Matthéüs 6:10; Daniël 2:44.
22. Welke vraag zouden sommigen kunnen stellen?
22 Toch zou iemand kunnen vragen: ’Als Christus reeds is wedergekomen om in het koninkrijk van zijn Vader te regeren, waarom zien wij hem dan niet?’
[Voetnoten]
a Zie voor het historisch bewijsmateriaal dat dit bevel in 455 v.G.T. werd uitgevaardigd, het onderwerp „Artaxerxes” in Deel I van het boek Hulp tot begrip van de bijbel, uitgegeven door de Watchtower Bible and Tract Society of New York, Inc.
[Tabel op blz. 140, 141]
In 607 v.G.T. viel het door God geregeerde koninkrijk Juda.
In 1914 G.T. begon Jezus Christus als Koning van Gods hemelse regering te regeren
607 v.G.T. — 1914 G.T.
Oktober 607 v.G.T. — oktober 1 v.G.T. = 606 jaar
Oktober 1 v.G.T. — oktober 1914 G.T. = 1914 jaar
ZEVEN TIJDEN DER HEIDENEN = 2520 JAAR
[Illustratie op blz. 134]
„Herstelt gij in deze tijd het koninkrijk voor Israël?”
[Illustratie op blz. 139]
De hoge boom uit Daniël hoofdstuk 4 beeldt goddelijke heerschappij af. Een tijdlang werd deze tot uitdrukking gebracht via het koninkrijk Juda
[Illustratie op blz. 140, 141]
De boom werd omgehakt toen het koninkrijk Juda werd verwoest