Hoofdstuk achttien
Jehovah belooft Daniël een schitterende beloning
1, 2. (a) Welke belangrijke hoedanigheid heeft een hardloper nodig? (b) Hoe vergeleek de apostel Paulus een leven van getrouwheid in Jehovah’s dienst met een wedloop?
EEN hardloper is praktisch bij de finish. Hij kan bijna niet meer, maar met de eindstreep in zicht perst hij al zijn energie in die laatste paar passen. Met alle spieren gespannen gaat hij ten slotte over de streep! Op zijn gezicht staan opluchting en triomf te lezen. Zijn volhouden heeft geloond.
2 Aan het besluit van Daniël hoofdstuk 12 zien wij de geliefde profeet de finish naderen van zijn eigen „wedloop” — zijn leven van dienst voor Jehovah. Na verscheidene voorbeelden van geloof onder Jehovah’s voorchristelijke dienstknechten genoemd te hebben, schreef de apostel Paulus: „Daarom dan, omdat wij zo’n grote wolk van getuigen rondom ons hebben, laten ook wij elk gewicht en de zonde die ons gemakkelijk verstrikt, afleggen en met volharding de wedloop lopen die voor ons ligt, terwijl wij oplettend het oog gericht houden op de Voornaamste Bewerker en Volmaker van ons geloof, Jezus. Wegens de hem in het vooruitzicht gestelde vreugde heeft hij een martelpaal verduurd, schande verachtend, en is hij aan de rechterhand van de troon van God gaan zitten.” — Hebreeën 12:1, 2.
3. (a) Wat motiveerde Daniël om ’met volharding te lopen’? (b) Welke drie specifieke dingen vertelde Jehovah’s engel aan Daniël?
3 Onder die „grote wolk van getuigen” bevond zich Daniël. Hij was beslist iemand die ’de wedloop met volharding moest lopen’, en hij werd gemotiveerd door diepe liefde voor God. Jehovah had Daniël veel onthuld over de toekomst van wereldregeringen, maar nu zond Hij hem deze persoonlijke aanmoediging: „Wat uzelf betreft, ga het einde tegemoet; en gij zult rusten, maar gij zult opstaan tot uw bestemming aan het einde der dagen” (Daniël 12:13). Jehovah’s engel vertelde Daniël drie specifieke zaken: (1) dat Daniël ’het einde tegemoet moest gaan’, (2) dat hij zou „rusten”, en (3) dat hij ergens in de toekomst weer zou „opstaan”. Hoe kunnen deze woorden christenen nu aanmoedigen om de wedloop om het leven uit te lopen?
„GA HET EINDE TEGEMOET”
4. Wat bedoelde Jehovah’s engel met de woorden „ga het einde tegemoet”, en waarom kan dat voor Daniël een uitdaging hebben betekend?
4 Wat bedoelde de engel toen hij tegen Daniël zei: „Wat uzelf betreft, ga het einde tegemoet”? Het einde waarvan? Welnu, omdat Daniël bijna honderd jaar oud was, had dit kennelijk betrekking op zijn eigen levenseinde, dat waarschijnlijk heel nabij was.a De engel drong er bij Daniël op aan getrouw te volharden tot de dood. Maar dat zou niet per se een gemakkelijke zaak zijn. Daniël had mogen beleven dat Babylon viel en dat een overblijfsel van de joodse ballingen naar Juda en Jeruzalem terugkeerde. Dat moet de bejaarde profeet veel vreugde hebben geschonken. Er staat echter nergens te lezen dat hij is meegegaan. Hij kan toen al te oud en te zwak zijn geweest. Of misschien was het Jehovah’s wil dat hij in Babylon bleef. Hoe dan ook, onwillekeurig vraagt men zich af of Daniël wat treurig gestemd was toen zijn landgenoten naar Juda vertrokken.
5. Welke aanwijzing is er dat Daniël tot het einde volhardde?
5 Daniël ontleende ongetwijfeld grote kracht aan de vriendelijke uitspraak van de engel, „ga het einde tegemoet”. Het kan ons doen denken aan wat Jezus Christus zo’n zes eeuwen later zei: „Wie tot het einde heeft volhard, die zal gered worden” (Mattheüs 24:13). Dat is ongetwijfeld wat Daniël deed. Hij volhardde tot het eind en liep de wedloop om het leven in getrouwheid helemaal uit. Dat kan een van de redenen zijn waarom er later in Gods Woord in positieve zin naar hem verwezen wordt (Hebreeën 11:32, 33). Hoe kon Daniël volharden? Het verslag van zijn leven helpt ons aan het antwoord.
HIJ VOLHARDDE ALS STUDENT VAN GODS WOORD
6. Hoe weten wij dat Daniël een ijverig student van Gods Woord was?
6 Voor Daniël bracht volharden tot het eind met zich dat hij de opwindende beloften van God bleef bestuderen en overpeinzen. Wij weten dat Daniël een toegewijd student van Gods Woord was. Hoe wist hij anders van Jehovah’s belofte aan Jeremia dat de ballingschap zeventig jaar zou duren? Daniël zelf schreef: ’Ik onderscheidde aan de hand van de boeken het getal der jaren’ (Daniël 9:2; Jeremia 25:11, 12). Ongetwijfeld probeerde Daniël de toen bestaande boeken van Gods Woord te bemachtigen. De geschriften van Mozes, David, Salomo, Jesaja, Jeremia, Ezechiël — wat hij maar tot zijn beschikking had — zullen Daniël beslist heel wat aangename uren van lezen en mediteren hebben bezorgd.
7. Wat hebben wij op Daniëls dagen voor bij onze studie van Gods Woord?
7 Gods Woord bestuderen, erin verdiept zijn, is van vitaal belang voor ons als wij nu volharding willen aankweken (Romeinen 15:4-6; 1 Timotheüs 4:15). En wij hebben de volledige bijbel, met daarin ook het geschreven verslag van de manier waarop sommige van Daniëls profetieën eeuwen later vervuld werden. Daarbij leven wij in „de tijd van het einde”, die in Daniël 12:4 werd voorzegd. In onze tijd zijn de gezalfden gezegend met geestelijk inzicht, als lichtbakens van waarheid in deze verduisterde wereld. Het gevolg is dat vele van de diepe profetieën in het boek Daniël, waarvan sommige hem voor raadsels plaatsten, voor ons in deze tijd rijk aan betekenis zijn. Laten wij Gods Woord daarom dagelijks blijven bestuderen en deze dingen nooit vanzelfsprekend vinden. Dat zal ons helpen te volharden.
DANIËL HIELD AAN IN GEBED
8. Welk voorbeeld gaf Daniël ten aanzien van het gebed?
8 Ook het gebed hielp Daniël te volharden tot het eind. Dagelijks wendde hij zich tot Jehovah God en sprak openlijk tot hem met een hart vol geloof en vertrouwen. Hij wist dat Jehovah de „Hoorder van het gebed” is (Psalm 65:2; vergelijk Hebreeën 11:6). Toen Daniëls hart bezwaard was met droefheid over Israëls opstandige handelwijze, stortte hij zijn gevoelens bij Jehovah uit (Daniël 9:4-19). Zelfs toen Darius verordende dat er dertig dagen lang alleen tot hem smekingen gericht mochten worden, liet Daniël zich er daardoor niet van afbrengen tot Jehovah God te bidden (Daniël 6:10). Is het niet ontroerend ons die getrouwe oude man voor te stellen die liever een kuil vol leeuwen trotseerde dan zich het kostbare voorrecht van gebed te ontzeggen? Het lijdt geen twijfel dat Daniël getrouw zijn einde tegemoetging, dagelijks vurig biddend tot Jehovah.
9. Waarom mogen wij het voorrecht van het gebed nooit als vanzelfsprekend beschouwen?
9 Het gebed is een eenvoudige handeling. Wij kunnen praktisch altijd en overal bidden, hardop of in stilte. Maar nooit mogen wij dit kostbare voorrecht licht opvatten. De bijbel brengt bidden in verband met volharding en geestelijk wakker blijven (Lukas 18:1; Romeinen 12:12; Efeziërs 6:18; Kolossenzen 4:2). Is het niet opmerkelijk dat wij een vrij en open communicatiekanaal hebben met de hoogste persoon in het universum? En hij luistert! Breng u opnieuw die keer te binnen dat Daniël bad en Jehovah als reactie een engel zond. De engel kwam toen Daniël nog aan het bidden was! (Daniël 9:20, 21) Wij leven dan wel niet meer in de tijd van zulke bezoeken door engelen, maar Jehovah is niet veranderd (Maleachi 3:6). Net zoals hij naar Daniëls gebed luisterde, zo zal hij naar het onze luisteren. En bidden brengt ons dichter tot Jehovah, waardoor er een band zal ontstaan die ons zal helpen net als Daniël tot het eind te volharden.
HIJ VOLHARDDE ALS ONDERWIJZER VAN GODS WOORD
10. Waarom was het onderwijzen van de waarheid uit Gods Woord belangrijk voor Daniël?
10 Daniël moest in nog een andere betekenis ’het einde tegemoetgaan’. Hij moest volharden als een onderwijzer van de waarheid. Hij vergat nooit dat hij deel uitmaakte van het uitverkoren volk waarvan de Schrift had gezegd: „’Gij zijt mijn getuigen,’ is de uitspraak van Jehovah, ’ja, mijn knecht die ik verkozen heb’” (Jesaja 43:10). Daniël deed er alles aan om naar die opdracht te leven. Waarschijnlijk omvatte zijn werk ook het onderwijzen van zijn eigen volk dat in ballingschap in Babylon verkeerde. Wij weten weinig van zijn betrekkingen met zijn medejoden behalve dan zijn connecties met de drie die worden aangeduid als „zijn metgezellen” — Hananja, Misaël en Azarja (Daniël 1:7; 2:13, 17, 18). Hun nauwe vriendschap droeg er beslist veel toe bij dat elk van hen volhardde (Spreuken 17:17). Door Jehovah met speciaal inzicht gezegend had Daniël zijn vrienden veel te onderwijzen (Daniël 1:17). Maar hij had ook nog ander onderwijzingswerk.
11. (a) Wat was er uniek aan Daniëls werk? (b) Hoe doeltreffend was Daniël in het behartigen van zijn ongewone toewijzing?
11 Meer dan enige andere profeet moest Daniël getuigenis geven aan heidense hoogwaardigheidsbekleders. Hoewel hij vaak impopulaire boodschappen moest overbrengen, behandelde hij deze heersers niet alsof zij weerzinwekkend waren of op de een of andere manier beneden hem stonden. Hij sprak respectvol en met bekwaamheid. Er waren er — zoals die jaloerse, complotterende satrapen — die op zijn ondergang uit waren. Maar andere hofbeambten gingen hem respecteren. Omdat Jehovah Daniël geheimen liet verklaren die koningen en wijzen voor raadsels plaatsten, verwierf de profeet grote prominentie (Daniël 2:47, 48; 5:29). Het is waar dat hij naarmate hij ouder werd niet meer zo actief kon zijn. Maar hij ging beslist zijn einde tegemoet als iemand die nog steeds getrouw gelegenheden zocht om een getuige van zijn geliefde God te zijn.
12. (a) Aan welke onderwijsactiviteiten nemen wij als christenen nu deel? (b) Hoe kunnen wij gehoor geven aan Paulus’ raad „in wijsheid te wandelen ten aanzien van hen die buiten zijn”?
12 In de christelijke gemeente in deze tijd kunnen wij getrouwe metgezellen vinden die ons zullen helpen te volharden, net zoals Daniël en zijn drie metgezellen elkaar hielpen. Ook wij onderwijzen elkaar en zorgen zo voor „een uitwisseling van aanmoediging” (Romeinen 1:11, 12). Net als Daniël hebben wij een opdracht om getuigenis te geven aan ongelovigen (Mattheüs 24:14; 28:19, 20). Wij moeten daarom onze bekwaamheden aanscherpen om als wij tot mensen over Jehovah spreken ’het woord der waarheid juist te hanteren’ (2 Timotheüs 2:15). En het zal ons helpen als wij de raad gehoorzamen van de apostel Paulus: „Gaat voort in wijsheid te wandelen ten aanzien van hen die buiten zijn” (Kolossenzen 4:5). Die wijsheid houdt in dat wij een evenwichtige kijk hebben op degenen die ons geloof niet delen. Wij kijken niet op zulke mensen neer, terwijl wij onszelf superieur achten (1 Petrus 3:15). In plaats daarvan proberen wij hen tot de waarheid te trekken door Gods Woord tactvol en bekwaam zo te gebruiken dat wij hun hart bereiken. Wanneer wij erin slagen iemand te bereiken, geeft dat ons grote vreugde! Zo’n vreugde helpt ons beslist net als Daniël te volharden tot het eind.
„GIJ ZULT RUSTEN”
13, 14. Waarom boezemde het vooruitzicht van de dood veel Babyloniërs grote angst in, maar wat was Daniëls opvatting?
13 De engel verzekerde Daniël vervolgens: „Gij zult rusten” (Daniël 12:13). Wat betekenden die woorden? Welnu, Daniël wist dat hem de dood wachtte. De dood is het onvermijdelijke einde voor alle mensen geweest, vanaf Adams tijd tot nu toe. De bijbel noemt de dood passend een „vijand” (1 Korinthiërs 15:26). Voor Daniël betekende het vooruitzicht te sterven echter heel wat anders dan voor de Babyloniërs om hem heen. Voor deze mensen, verstrikt in de complexe aanbidding van zo’n 4000 valse godheden, hield de dood allerlei verschrikkingen in: Degenen die een ongelukkig leven hadden gehad of op een gewelddadige manier waren gestorven, zouden wraakzuchtige geesten worden die de levenden lastigvielen, en een angstaanjagende onderwereld was bevolkt met afschuwelijke monsters in menselijke en dierlijke gedaanten.
14 Voor Daniël betekende de dood niets van dit alles. Honderden jaren voor Daniëls tijd had koning Salomo onder goddelijke inspiratie kunnen verklaren: „Wat de doden betreft, zij zijn zich van helemaal niets bewust” (Prediker 9:5). En met betrekking tot de stervende had de psalmist gezongen: „Zijn geest gaat uit, hij keert terug naar zijn grond; waarlijk, op die dag vergaan zijn gedachten” (Psalm 146:4). Daniël wist dus dat de woorden die de engel tot hem sprak, waar zouden blijken. De dood betekende rust. Geen gedachten, geen bittere spijtgevoelens, geen pijniging — en zeker geen monsters. Jezus Christus verwoordde het op overeenkomstige wijze toen Lazarus stierf. Hij zei: „Lazarus, onze vriend, is gaan rusten.” — Johannes 11:11.
15. Hoe kan de sterfdag beter zijn dan de geboortedag?
15 Beschouw eens een andere reden waarom het vooruitzicht van sterven voor Daniël niet beangstigend was. Gods Woord zegt: „Een naam is beter dan goede olie, en de dag des doods dan de dag dat iemand geboren wordt” (Prediker 7:1). Hoe kon de dag des doods, toch beslist een droeve dag, beter zijn dan de vreugdevolle dag van een geboorte? De sleutel ligt in de „naam”. „Goede olie” kon enorm kostbaar zijn. Lazarus’ zuster Maria zalfde Jezus’ voeten eens met welriekende olie die bijna een jaarloon vertegenwoordigde! (Johannes 12:1-7) Hoe kon louter een naam zo kostbaar zijn? De Griekse Septuaginta zegt in Prediker 7:1 „een goede naam”. Niet de naam maar waar die naam voor staat, is zo waardevol. Bij de geboorte is er geen reputatie, geen bericht van voortreffelijke werken, geen kostbare herinnering aan de persoonlijkheid en de hoedanigheden van de drager van de naam. Maar aan het einde van het leven vertegenwoordigt de naam al die dingen. En als het een goede naam is vanuit Gods standpunt, dan is zo’n naam veel kostbaarder dan welke materiële bezittingen maar ook.
16. (a) Hoe probeerde Daniël een goede naam bij God op te bouwen? (b) Waarom kon Daniël zich te ruste begeven in het volste vertrouwen dat hij erin was geslaagd een goede naam bij Jehovah te verwerven?
16 Zijn hele leven heeft Daniël alles gedaan wat in zijn vermogen lag om een goede naam bij God op te bouwen en niets daarvan is voor Jehovah onopgemerkt gebleven. Hij sloeg Daniël gade en onderzocht zijn hart. God had dat ook met koning David gedaan, die zong: „O Jehovah, gij hebt mij doorvorst, en gij kent mij. Gijzelf zijt mijn neerzitten en mijn opstaan te weten gekomen. Gij hebt mijn gedachte van verre beschouwd” (Psalm 139:1, 2). Het is waar dat Daniël niet volmaakt was. Hij was een nakomeling van de zondaar Adam en een lid van een zondige natie (Romeinen 3:23). Maar Daniël had berouw van zijn zondigheid en bleef proberen in rechtschapenheid met zijn God te wandelen. De getrouwe profeet kon daarom het vertrouwen koesteren dat Jehovah zijn zonden zou vergeven en ze hem niet zou blijven aanrekenen (Psalm 103:10-14; Jesaja 1:18). Jehovah verkiest het zich de goede werken van zijn getrouwe dienstknechten te herinneren (Hebreeën 6:10). Jehovah’s engel noemde Daniël dan ook tweemaal een „zeer begeerde man” (Daniël 10:11, 19). Dit betekende dat God Daniël liefhad. Daniël kon voldaan gaan rusten, in het besef dat hij zich een goede naam bij Jehovah had verworven.
17. Waarom is het dringend noodzakelijk nu een goede naam bij Jehovah op te bouwen?
17 Elk van ons doet er goed aan zich af te vragen: ’Heb ik mij een goede naam bij Jehovah verworven?’ Het zijn boze tijden. Het is niet morbide maar gewoon realistisch om te erkennen dat de dood ons op elk moment kan treffen (Prediker 9:11). Hoe belangrijk is het dan dat elk van ons zich vast voorneemt nu, zonder uitstel, een goede naam bij God op te bouwen. Als wij dat doen, hoeven wij de dood niet te vrezen. Het is een rust — als een slaap. En net als bij slaap volgt er een ontwaken op!
„GIJ ZULT OPSTAAN”
18, 19. (a) Wat bedoelde de engel toen hij voorzei dat Daniël in de toekomst zou „opstaan”? (b) Waarom moet Daniël vertrouwd zijn geweest met de opstandingshoop?
18 Het boek Daniël besluit met een van de prachtigste beloften die God ooit aan een mens heeft gedaan. Jehovah’s engel vertelde Daniël: „Gij zult opstaan tot uw bestemming aan het einde der dagen.” Wat bedoelde de engel? Welnu, aangezien het „rusten” waarover hij het zojuist had gehad, de dood was, kon de belofte dat Daniël op een later tijdstip zou „opstaan” slechts één ding betekenen — een opstanding!b In feite hebben sommige bijbelgeleerden beweerd dat het hier de eerste expliciete vermelding van de opstanding betreft die er in de Hebreeuwse Geschriften te vinden is (Daniël 12:2). Hierin hebben zij echter ongelijk. Daniël was zeer vertrouwd met de opstandingshoop.
19 Zo kende Daniël ongetwijfeld de woorden die Jesaja twee eeuwen voordien had opgetekend: „Uw doden zullen leven. Een lijk van mij — zij zullen opstaan. Wordt wakker en heft een vreugdegeroep aan, gij die in het stof verblijft! Want . . . de aarde zelf zal ook degenen die machteloos zijn in de dood, als bij een geboorte uitwerpen” (Jesaja 26:19). Lang daarvoor waren Elia en Elisa er door Jehovah toe in staat gesteld mensen werkelijk op te wekken (1 Koningen 17:17-24; 2 Koningen 4:32-37). En al eerder had Hanna, de moeder van de profeet Samuël, erkend dat Jehovah bij machte is mensen uit Sjeool, het graf, op te wekken (1 Samuël 2:6). Nog eerder had de getrouwe Job zijn eigen hoop als volgt verwoord: „Kan een fysiek sterke man als hij sterft opnieuw leven? Al de dagen van mijn dwangarbeid zal ik wachten, totdat mijn aflossing komt. Gij zult roepen, en ikzelf zal u antwoorden. Naar het werk van uw handen zult gij een vurig verlangen hebben.” — Job 14:14, 15.
20, 21. (a) Aan welke opstanding zal Daniël stellig deelhebben? (b) Hoe zal de opstanding in het Paradijs waarschijnlijk plaatsvinden?
20 Net als Job had Daniël reden om erop te vertrouwen dat Jehovah er werkelijk vurig naar zou verlangen hem op een toekomstige dag weer tot leven te brengen. Toch moet het heel vertroostend zijn geweest een machtig geestelijk schepsel die hoop te horen bevestigen. Ja, Daniël zal opstaan in „de opstanding der rechtvaardigen” die zal plaatsvinden tijdens Christus’ duizendjarige regering (Lukas 14:14). Hoe zal dat voor Daniël zijn? Gods Woord vertelt ons daar veel over.
21 Jehovah is „geen God van wanorde, maar van vrede” (1 Korinthiërs 14:33). Het is dan ook zonneklaar dat de opstanding in het Paradijs ordelijk zal gebeuren. Misschien zal er al enige tijd zijn voorbijgegaan sinds Armageddon (Openbaring 16:14, 16). Alle sporen van het oude samenstel van dingen zullen verwijderd zijn, en ongetwijfeld zullen er voorbereidingen zijn getroffen om de doden welkom te heten. Wat de volgorde betreft waarin de doden zullen terugkeren, biedt de bijbel dit precedent: „Een ieder in zijn eigen rangorde” (1 Korinthiërs 15:23). Het lijkt waarschijnlijk dat wanneer ’de opstanding van de rechtvaardigen en de onrechtvaardigen’ aanbreekt, de rechtvaardigen het eerst terugkomen (Handelingen 24:15). Op die manier zullen getrouwe mannen uit de oudheid, zoals Daniël, in staat zijn bij te dragen in het bestuur van aardse aangelegenheden, met inbegrip van het onderwijzen van miljarden „onrechtvaardigen” die tot leven hersteld zullen worden. — Psalm 45:16.
22. Wat zijn enkele vragen die Daniël ongetwijfeld graag beantwoord zal krijgen?
22 Voordat Daniël gereed is om zulke verantwoordelijkheden op zich te nemen, zal hij zeker een aantal vragen hebben. Per slot van rekening heeft hij ten aanzien van sommige van de verstrekkende profetieën die hem werden toevertrouwd, gezegd: „Ik hoorde, maar ik kon het niet begrijpen” (Daniël 12:8). Hoe geweldig zal hij het vinden die goddelijke mysteries ten slotte te begrijpen! Ongetwijfeld zal hij alles over de Messias willen horen. Gefascineerd zal hij vernemen van de opmars van de wereldmachten vanaf zijn dagen tot de onze, van de identiteit van de getrouwe „heiligen van het Opperwezen” — die in „de tijd van het einde” volhardden ondanks vervolging — en van de uiteindelijke vernietiging van alle menselijke koninkrijken door Gods Messiaanse koninkrijk. — Daniël 2:44; 7:22; 12:4.
DANIËLS BESTEMMING IN HET PARADIJS — EN DE UWE!
23, 24. (a) Hoe zal de wereld waarin Daniël zich na zijn opstanding zal bevinden, verschillen van die welke hij kende? (b) Zal Daniël een plaats krijgen in het Paradijs, en hoe weten wij dit?
23 Daniël zal heel wat willen weten over de wereld waarin hij zich dan zal bevinden — een wereld die zo anders is dan die in zijn tijd. Verdwenen is elk spoor van de oorlogen en onderdrukking waardoor de hem bekende wereld werd ontsierd. Er is geen verdriet, geen ziekte, geen dood (Jesaja 25:8; 33:24). Maar er is wel een overvloed aan voedsel, volop huisvesting en bevredigend werk voor allen (Psalm 72:16; Jesaja 65:21, 22). De mensheid is één verenigde, gelukkige familie.
24 Voor Daniël zal er beslist plaats zijn in die wereld. „Gij zult opstaan tot uw bestemming [„uw lot”, Willibrordvertaling]”, vertelde de engel hem. Het hier met „bestemming” of „lot” vertaalde Hebreeuwse woord is hetzelfde als wat wordt gebruikt voor stukken land.c Daniël kan vertrouwd zijn geweest met Ezechiëls profetie over de verdeling van het herstelde land Israël (Ezechiël 47:13–48:35). Wat geeft Ezechiëls profetie te kennen ten aanzien van de vervulling ervan in het Paradijs? Dat al Gods dienstknechten een plaats zullen krijgen in het Paradijs, omdat zelfs het land ordelijk en rechtvaardig wordt toegewezen. Natuurlijk zal Daniëls bestemming in het Paradijs meer inhouden dan louter een lapje grond. Het zal zijn plaats in Gods voornemen daar behelzen. Daniëls beloning is gewaarborgd.
25. (a) Wat zijn enkele vooruitzichten van het leven in het Paradijs die u aanspreken? (b) Waarom kan gezegd worden dat mensen in het Paradijs thuishoren?
25 Maar hoe staat het met uw bestemming? Dezelfde beloften kunnen voor u gelden. Jehovah wil dat gehoorzame mensen „opstaan” tot hun bestemming, dat zij een plaats krijgen in het Paradijs. Denk u eens in — het zal toch fantastisch zijn Daniël persoonlijk te ontmoeten, samen met andere getrouwe mannen en vrouwen uit bijbelse tijden! En dan zullen er nog ontelbare anderen uit de dood terugkeren, die onderwezen moeten worden om Jehovah God te leren kennen en te gaan liefhebben. Maak u er een voorstelling van hoe u zorg draagt voor ons aardse tehuis en meehelpt er een paradijs van oneindige variëteit en nimmer eindigende schoonheid van te maken. Denk u in door Jehovah onderwezen te worden en te leren leven zoals het zijn bedoeling voor de mensheid was (Jesaja 11:9; Johannes 6:45). Ja, er is een plaats voor u in het Paradijs. Hoe vreemd zo’n ’paradijs’ sommigen nu in de oren mag klinken, bedenk dat Jehovah oorspronkelijk de mensheid voor leven in die omstandigheden bestemde (Genesis 2:7-9). In die zin is het Paradijs de natuurlijke ’habitat’ voor de aardse miljarden. Daar horen zij thuis. Het zal zijn alsof wij thuiskomen.
26. Hoe erkent Jehovah dat het wachten op het einde van dit samenstel niet gemakkelijk is voor ons?
26 Brandt ons hart niet van waardering als wij bij al deze dingen stilstaan? Verlangt u er ook niet naar daar te zijn? Geen wonder dat Jehovah’s Getuigen zo graag willen weten wanneer het einde van dit samenstel van dingen komt! Het wachten valt niet gemakkelijk. Jehovah erkent dat en dringt er bij ons op aan ’vol verwachting te blijven uitzien’ naar het einde „zelfs al zou het op zich laten wachten”. Hij bedoelt dat er voor ons sprake kan lijken van uitstel, want in hetzelfde bijbelvers krijgen wij de verzekering: „Het zal niet te laat komen” (Habakuk 2:3; vergelijk Spreuken 13:12). Ja, het einde zal precies op tijd komen.
27. Wat moet u doen om tot in alle eeuwigheid voor Gods aangezicht te staan?
27 Wat moet u doen nu het einde nadert? Volhard getrouw, net als Jehovah’s geliefde profeet Daniël. Bestudeer naarstig Gods Woord. Bid vurig. Ga in liefdevolle verbondenheid met medegelovigen om. Onderwijs ijverig de waarheid aan anderen. Blijf, nu het einde van dit goddeloze samenstel van dingen met de dag dichterbij komt, vastbesloten een loyale dienstknecht van de Allerhoogste en een onverzettelijke verdediger van zijn Woord te zijn. Schenk beslist aandacht aan Daniëls profetie! En mag de Soevereine Heer Jehovah u het voorrecht verlenen tot in alle eeuwigheid in vreugde voor zijn aangezicht te staan!
[Voetnoten]
a Daniël was in 617 v.G.T. als balling naar Babylon gevoerd, waarschijnlijk als tiener. Hij ontving dit visioen in het derde jaar van Cyrus, oftewel 536 v.G.T. — Daniël 10:1.
b Volgens The Brown-Driver-Briggs Hebrew and English Lexicon doelt het hier voor „opstaan” gebruikte Hebreeuwse woord op „herleven na de dood”.
c Het Hebreeuwse woord is verwant aan het woord voor „kiezelsteen”, omdat steentjes werden gebruikt om het lot te werpen. Land werd soms op die manier toegewezen (Numeri 26:55, 56). A Handbook on the Book of Daniel zegt dat het woord hier betekent „dat wat (door God) voor iemand weggelegd is”.
WAT BENT U TE WETEN GEKOMEN?
• Wat hielp Daniël te volharden tot het einde?
• Waarom was het vooruitzicht van de dood niet beangstigend voor Daniël?
• Hoe zal de belofte van de engel dat Daniël ’zal opstaan tot zijn bestemming’ vervuld worden?
• Hoe hebt u er voordeel van getrokken aandacht te schenken aan Daniëls profetie?
[Paginagrote illustratie op blz. 307]
[Illustratie op blz. 318]
Schenkt u net als Daniël aandacht aan Gods profetische woord?