Hoofdstuk dertien
Het conflict tussen twee koningen
1, 2. Waarom zouden wij ons moeten interesseren voor de profetie in Daniël hoofdstuk 11?
TWEE rivaliserende koningen zijn in een strijd om de oppermacht gewikkeld en geen middel wordt geschuwd. Met de jaren krijgt dan de een, dan de ander de overhand. Soms heerst de ene koning oppermachtig terwijl de andere geen enkele actie onderneemt, en er zijn tijden zonder strijd. Maar dan barst er plotseling weer een nieuwe strijd los en het conflict zet zich voort. Spelers in dit drama zijn onder andere geweest de Syrische koning Seleucus I Nicator, de Egyptische koning Ptolemaeus Lagus, de Syrische prinses en Egyptische koningin Cleopatra I, de Romeinse keizers Augustus en Tiberius, en koningin Zenobia van Palmyra. Als het conflict zijn einde nadert, zijn ook nazi-Duitsland, het communistische blok, de Anglo-Amerikaanse wereldmacht, de Volkenbond en de Verenigde Naties erbij betrokken geweest. De finale is een episode die geen van deze politieke entiteiten heeft kunnen voorzien. Jehovah’s engel verkondigde deze opwindende profetie zo’n 2500 jaar geleden aan de profeet Daniël. — Daniël hoofdstuk 11.
2 Het moet voor Daniël iets geweldigs zijn geweest om de engel tot in detail te horen onthullen hoe de rivaliteit tussen twee toekomstige koningen zou verlopen! Het drama is ook voor ons van belang, want de machtsstrijd tussen de twee koningen strekt zich tot in onze tijd uit. Als wij zien hoe uit de geschiedenis blijkt dat het eerste deel van de profetie is uitgekomen, zal dat ons geloof versterken en ons nog meer vertrouwen geven dat ook het laatste deel vervuld zal worden. Het beschouwen van deze profetie zal ons een duidelijk beeld geven van waar wij ons in de stroom des tijds bevinden. Het zal ons ook sterken in ons besluit om neutraal te blijven in het conflict en geduldig te wachten tot God ten behoeve van ons zal handelen (Psalm 146:3, 5). Laten wij dan nu met gespannen aandacht luisteren terwijl Jehovah’s engel tot Daniël spreekt.
TEGEN HET KONINKRIJK GRIEKENLAND
3. Wie werd „in het eerste jaar van Darius de Meder” door de engel gesteund?
3 „Wat mij aangaat,” zei de engel, „in het eerste jaar van Darius de Meder [539/538 v.G.T.] stond ik op als een versterker en als een vesting voor hem” (Daniël 11:1). Darius leefde niet meer, maar de engel gebruikte zijn regering als referentiepunt. Deze koning had Daniël uit de leeuwenkuil laten halen. Darius had ook verordend dat al zijn onderdanen Daniëls God moesten vrezen (Daniël 6:21-27). Maar degene voor wie de engel opstond om hem steun te verlenen, was niet Darius de Meder maar degene met wie de engel samenwerkte, Michaël — de vorst van Daniëls volk. (Vergelijk Daniël 10:12-14.) Gods engel verschafte deze steun toen Michaël met de demonenvorst van Medo-Perzië streed.
4, 5. Wie waren de voorzegde vier koningen van Perzië?
4 Gods engel vervolgde: „Zie! Nog drie koningen zullen er voor Perzië opstaan, en de vierde zal grotere rijkdom vergaren dan alle anderen. En zodra hij sterk is geworden in zijn rijkdom, zal hij alles in beweging brengen tegen het koninkrijk Griekenland” (Daniël 11:2). Wie waren deze heersers?
5 De eerste drie waren Cyrus de Grote, Cambyses II en Darius I. Aangezien Bardiya (of misschien een bedrieger, Gaumata) slechts zeven maanden regeerde, neemt de profetie zijn korte regering niet in aanmerking. In 490 v.G.T. trachtte de derde koning, Darius I, een tweede maal Griekenland binnen te vallen. De Perzen leden echter een zware nederlaag bij Marathon en trokken zich naar Klein-Azië terug. Hoewel Darius zorgvuldige voorbereidingen trof voor een verdere veldtocht tegen Griekenland, is het hem niet gelukt die ten uitvoer te brengen voor zijn dood vier jaar later. Die onderneming zou toevallen aan zijn zoon en opvolger, de „vierde” koning, Xerxes I. Hij was de koning Ahasveros die Esther huwde. — Esther 1:1; 2:15-17.
6, 7. (a) Hoe ’bracht de vierde koning alles in beweging tegen het koninkrijk Griekenland’? (b) Wat was het resultaat van Xerxes’ veldtocht tegen Griekenland?
6 En inderdaad ’bracht Xerxes I alles in beweging tegen het koninkrijk Griekenland’, dat wil zeggen de onafhankelijke Griekse staten als groep. „Aangespoord door ambitieuze hovelingen”, aldus het boek The Medes and Persians — Conquerors and Diplomats, „trok Xerxes I te land en ter zee ten aanval.” De Griekse historicus Herodotus schrijft in de vijfde eeuw v.G.T. dat ’hiermee vergeleken elke andere expeditie in het niet valt’. Zijn verslag zegt dat het aantal opvarenden op de schepen „neerkwam op in totaal 517.610 man. Het voetvolk bedroeg 1.700.000 man; het aantal ruiters 80.000; waarbij nog opgeteld moeten worden de Arabieren die op kamelen reden en de Libiërs die in strijdwagens vochten, en die stel ik op 20.000. Het totaal aan manschappen in het leger en op de schepen komt bij elkaar dan ook op 2.317.610 man.”
7 Mikkend op niets minder dan een totale overwinning zette Xerxes I in 480 v.G.T. zijn enorme strijdmacht tegen Griekenland in beweging. Slechts tijdelijk tegengehouden door een vertragingsactie van de Grieken bij Thermopylae verwoestten de Perzen Athene. Bij Salamis leden zij echter een verschrikkelijke nederlaag. Nog een Griekse overwinning vond plaats bij Plataeae, in 479 v.G.T. Geen van de zeven koningen die in de volgende 143 jaar na Xerxes op de troon van het Perzische Rijk zaten, voerde nog strijd op Griekse bodem. Maar toen stond er een machtige koning in Griekenland op.
EEN GROOT KONINKRIJK IN VIEREN GEDEELD
8. Welke „machtige koning” stond op, en hoe ging hij „heersen met omvangrijke heerschappij”?
8 „Een machtige koning zal stellig opstaan en heersen met omvangrijke heerschappij en doen naar zijn wil”, zei de engel (Daniël 11:3). De twintigjarige Alexander ’stond op’ als koning van Macedonië in 336 v.G.T. Hij werd inderdaad „een machtige koning” — Alexander de Grote. Geïnspireerd door een plan van zijn vader, Philippus II, veroverde hij de Perzische provincies in het Midden-Oosten. Na de Eufraat en de Tigris overgestoken te zijn, verstrooiden zijn 47.000 man een 250.000 man van Darius III bij Gaugamela. Darius vluchtte daarop en werd vermoord, waarmee de Perzische dynastie eindigde. Griekenland werd nu de wereldmacht en Alexander ’heerste met omvangrijke heerschappij en deed naar zijn wil’.
9, 10. Hoe werd de profetie bewaarheid dat Alexanders koninkrijk niet aan zijn nakomelingschap zou toevallen?
9 Alexanders heerschappij over de wereld zou van korte duur zijn, want Gods engel voegde eraan toe: „Wanneer hij opgestaan zal zijn, zal zijn koninkrijk verbroken worden en naar de vier windstreken van de hemel verdeeld worden, maar niet aan zijn nakomelingschap en niet naar zijn heerschappij waarmee hij geheerst had; want zijn koninkrijk zal uitgerukt worden, en wel voor anderen dan deze” (Daniël 11:4). Alexander was nog geen 33 jaar toen een plotselinge ziekte hem in 323 v.G.T. in Babylon het leven kostte.
10 Alexanders enorme rijk ging niet over op „zijn nakomelingschap”. Zijn broer Philippus III Arrhidaeus regeerde nog geen zeven jaar toen hij in 317 v.G.T. werd vermoord op aanstichten van Olympias, Alexanders moeder. Alexanders zoon Alexander IV regeerde tot 311 v.G.T., toen hij de dood vond door de hand van Cassander, een van zijn vaders generaals. Alexanders onwettige zoon Heracles trachtte in zijn vaders naam te regeren maar werd in 309 v.G.T. vermoord. Zo eindigde de lijn van Alexander en verdween „zijn heerschappij” uit zijn familie.
11. Hoe werd Alexanders koninkrijk „naar de vier windstreken van de hemel verdeeld”?
11 Na Alexanders dood werd zijn koninkrijk ’naar de vier windstreken verdeeld’. Zijn vele generaals ruzieden onderling en probeerden zoveel mogelijk gebied in handen te krijgen. De eenogige generaal Antigonus I aasde op heel Alexanders rijk, maar hij sneuvelde in een veldslag bij Ipsus in Frygië. In het jaar 301 v.G.T. waren er vier van Alexanders generaals aan de macht in het enorme gebied dat hun aanvoerder had veroverd. Cassander regeerde over Macedonië en Griekenland. Lysimachus verkreeg de macht over Klein-Azië en Thracië. Seleucus I Nicator verwierf Mesopotamië en Syrië. En Ptolemaeus Lagus bemachtigde Egypte en Palestina. In overeenstemming met het profetische woord was Alexanders grote rijk verdeeld in vier hellenistische koninkrijken.
TWEE RIVALISERENDE KONINGEN
12, 13. (a) Hoe werden vier hellenistische koninkrijken teruggebracht tot twee? (b) Welke dynastie grondvestte Seleucus in Syrië?
12 Een paar jaar nadat Cassander aan de macht was gekomen, stierf hij en in 285 v.G.T. nam Lysimachus het Europese deel van het Griekse Rijk in bezit. In 281 v.G.T. viel Lysimachus in de strijd tegen Seleucus I Nicator, waarmee Seleucus de macht kreeg over het grootste deel van de Aziatische gebieden. Antigonus II Gonatas, een kleinzoon van een van Alexanders generaals, besteeg in 276 v.G.T. de troon van Macedonië. Mettertijd werd Macedonië afhankelijk van Rome, en in 146 v.G.T. was het een Romeinse provincie geworden.
13 Slechts twee van de vier hellenistische koninkrijken bleven nu van belang — een onder Seleucus I Nicator en het andere onder Ptolemaeus Lagus. Seleucus was de grondvester van de Seleucidendynastie in Syrië. Onder de steden die hij stichtte, bevonden zich Antiochië — de nieuwe Syrische hoofdstad — en de zeehaven Seleucië. De apostel Paulus onderwees later in Antiochië, waar de volgelingen van Jezus voor het eerst christenen genoemd werden (Handelingen 11:25, 26; 13:1-4). Seleucus werd in 281 v.G.T. vermoord, maar zijn dynastie regeerde tot 64 v.G.T., toen de Romeinse generaal Gnaeus Pompejus van Syrië een Romeinse provincie maakte.
14. Wanneer werd de Ptolemaeïsche dynastie gesticht in Egypte?
14 Het hellenistische koninkrijk dat van de vier het langst bleef bestaan, was dat van Ptolemaeus Lagus, of Ptolemaeus I, die in 305 v.G.T. de titel koning aannam. De Ptolemaeïsche dynastie die hij grondvestte, bleef over Egypte regeren tot ze in 30 v.G.T. viel voor Rome.
15. Welke twee sterke koningen kwamen uit de vier hellenistische koninkrijken te voorschijn, en welke strijd begonnen zij?
15 Uit de vier hellenistische koninkrijken kwamen dus twee sterke koningen te voorschijn — Seleucus I Nicator over Syrië en Ptolemaeus I over Egypte. Met deze twee koningen begon de lange strijd tussen „de koning van het noorden” en „de koning van het zuiden” die beschreven staat in Daniël hoofdstuk 11. Jehovah’s engel liet de namen van de koningen ongenoemd, want de identiteit en de nationaliteit van deze twee koningen zouden in de loop van de eeuwen veranderen. Met weglating van onnodige details noemde de engel alleen heersers en gebeurtenissen die verband houden met het conflict.
HET CONFLICT BEGINT
16. (a) Ten noorden en ten zuiden van wie bevonden de twee koningen zich? (b) Welke koningen werden de eerste „koning van het noorden” en „koning van het zuiden”?
16 Luister! In zijn beschrijving van het begin van dit spectaculaire conflict zegt Jehovah’s engel: „De koning van het zuiden zal sterk worden, ja, een van zijn [Alexanders] vorsten; en hij [de koning van het noorden] zal de overhand over hem hebben en zal stellig met omvangrijke heerschappij heersen, groter dan diens heersende macht” (Daniël 11:5). De aanduidingen „de koning van het noorden” en „de koning van het zuiden” hebben betrekking op koningen ten noorden en ten zuiden van Daniëls volk, dat tegen die tijd bevrijd was uit de Babylonische gevangenschap en weer terug was in het land Juda. De aanvankelijke „koning van het zuiden” was Ptolemaeus I van Egypte. Een van Alexanders generaals die de overhand kreeg over Ptolemaeus I en „met omvangrijke heerschappij” heerste, was de Syrische koning Seleucus I Nicator. Hij werd „de koning van het noorden”.
17. Onder wiens heerschappij bevond het land Juda zich bij de aanvang van het conflict tussen de koning van het noorden en de koning van het zuiden?
17 Toen het conflict uitbrak, bevond het land Juda zich onder de heerschappij van de koning van het zuiden. Vanaf ongeveer 320 v.G.T. moedigde Ptolemaeus I joden aan om als kolonisten naar Egypte te komen. Er floreerde een joodse kolonie in Alexandrië, waar Ptolemaeus I een beroemde bibliotheek stichtte. De joden in Juda bleven tot 198 v.G.T. onder de overheersing van het Ptolemaeïsche Egypte, de koning van het zuiden.
18, 19. Hoe kwamen de twee rivaliserende koningen na verloop van tijd tot „een billijke overeenkomst”?
18 Met betrekking tot de twee koningen profeteerde de engel: „Na verloop van enige jaren zullen zij zich met elkaar verbinden, en zelfs de dochter van de koning van het zuiden zal tot de koning van het noorden komen ten einde een billijke overeenkomst aan te gaan. Maar zij zal de kracht van haar arm niet behouden; en hij zal niet standhouden, noch zijn arm; en zij zal worden prijsgegeven, zijzelf en degenen die haar brachten, en hij die haar geboorte veroorzaakte, en degene die haar in die tijden sterk maakte” (Daniël 11:6). Wat gebeurde er?
19 De profetie ging voorbij aan de zoon en opvolger van Seleucus I Nicator, Antiochus I, omdat hij geen beslissende oorlog voerde tegen de koning van het zuiden. Maar zijn opvolger, Antiochus II, streed een langdurige oorlog tegen Ptolemaeus II, de zoon van Ptolemaeus I. Antiochus II en Ptolemaeus II waren respectievelijk de koning van het noorden en de koning van het zuiden. Antiochus II was gehuwd met Laodice, en zij hadden een zoon die Seleucus II heette, terwijl Ptolemaeus II een dochter had, Berenice. In 250 v.G.T. kwamen deze twee koningen tot „een billijke overeenkomst”. De prijs die Antiochus II voor deze alliantie betaalde, was dat hij scheidde van zijn vrouw Laodice en Berenice huwde, „de dochter van de koning van het zuiden”. Bij haar had hij een zoon die in plaats van de zonen van Laodice de erfgenaam van de Syrische troon werd.
20. (a) Hoe hield Berenices „arm” geen stand? (b) Hoe werden Berenice, „degenen die haar brachten” en ’degene die haar sterk maakte’ prijsgegeven? (c) Wie werd koning van Syrië nadat Antiochus II „zijn arm” of kracht had verloren?
20 Berenices „arm” of ondersteunende kracht was haar vader, Ptolemaeus II. Toen hij in 246 v.G.T. stierf, ’behield zij niet de kracht van haar arm’ bij haar echtgenoot. Antiochus II verstootte haar, trouwde opnieuw met Laodice en benoemde hun zoon tot zijn opvolger. Zoals Laodice beraamd had, werden Berenice en haar zoon vermoord. Kennelijk was de bedienden van Berenice — „degenen die haar [van Egypte naar Syrië] brachten” — eenzelfde lot beschoren. Laodice vergiftigde zelfs Antiochus II, en zo hield ook „zijn arm” of kracht geen stand. Zowel Berenices vader — „hij die haar geboorte veroorzaakte” — als haar Syrische echtgenoot — die haar tijdelijk „sterk maakte” — stierven dus. En nu werd Seleucus II, de zoon van Laodice, koning van Syrië. Hoe zou de volgende Ptolemaeïsche koning op dit alles reageren?
EEN KONING WREEKT DE MOORD OP ZIJN ZUSTER
21. (a) Wie was „een uit de spruit” van Berenices „wortels”, en hoe ’stond hij op’? (b) Hoe wist Ptolemaeus III ’tegen de vesting van de koning van het noorden te komen’ en over hem te zegevieren?
21 „Een uit de spruit van haar wortels zal stellig in zijn positie opstaan,” zei de engel, „en hij zal tot de krijgsmacht komen en tegen de vesting van de koning van het noorden komen en zal stellig handelend tegen hen optreden en zegevieren” (Daniël 11:7). „Een uit de spruit” van Berenices ouders oftewel „wortels” was haar broer. Bij zijn vaders dood ’stond hij op’ als de koning van het zuiden, de Egyptische farao Ptolemaeus III. Onmiddellijk begaf hij zich op weg om de moord op zijn zuster te wreken. Optrekkend tegen de Syrische koning Seleucus II, door wie Laodice Berenice en haar zoon had laten vermoorden, kwam hij tegen „de vesting van de koning van het noorden”. Ptolemaeus III nam het versterkte deel van Antiochië in en rekende met Laodice af. Oostwaarts gaande plunderde hij Babylonië en trok toen verder naar India.
22. Wat bracht Ptolemaeus III terug naar Egypte, en waarom ’hield hij zich enige jaren lang op een afstand van de koning van het noorden’?
22 Wat gebeurde er vervolgens? Gods engel vertelt ons: „En ook met hun goden, met hun gegoten beelden, met hun begeerlijke voorwerpen van zilver en van goud, en met de gevangenen zal hij naar Egypte komen. En hijzelf zal zich enige jaren lang op een afstand houden van de koning van het noorden” (Daniël 11:8). Meer dan 200 jaar voordien had de Perzische koning Cambyses II Egypte veroverd en Egyptische goden, „hun gegoten beelden”, naar zijn land meegevoerd. Bij de plundering van Susa, de vroegere koninklijke hoofdstad van Perzië, kreeg Ptolemaeus III deze goden weer in bezit en voerde ze als „gevangenen” terug naar Egypte. Ook bracht hij als oorlogsbuit een grote hoeveelheid „begeerlijke voorwerpen van zilver en van goud” mee terug. Gedwongen in zijn eigen land een opstand te onderdrukken, hield Ptolemaeus III zich „op een afstand” en bracht de koning van het noorden geen verdere schade toe.
DE VERGELDING VAN DE SYRISCHE KONING
23. Waarom moest de koning van het noorden „naar zijn eigen bodem terugkeren” nadat hij in het koninkrijk van de koning van het zuiden was gekomen?
23 Hoe reageerde de koning van het noorden? Daniël kreeg te horen: „Hij zal werkelijk in het koninkrijk van de koning van het zuiden komen en naar zijn eigen bodem terugkeren” (Daniël 11:9). De koning van het noorden — de Syrische koning Seleucus II — sloeg terug. Hij drong „het koninkrijk” of gebied van de Egyptische koning van het zuiden binnen maar leed een nederlaag. Met slechts een klein restant van zijn leger keerde Seleucus II ’naar zijn eigen bodem terug’: zo rond 242 v.G.T. trok hij zich terug in de Syrische hoofdstad Antiochië. Bij zijn dood volgde zijn zoon Seleucus III hem op.
24. (a) Wat overkwam Seleucus III? (b) Hoe voltrok zich het „komen en overstromen en doortrekken” van de Syrische koning Antiochus III in het gebied van de koning van het zuiden?
24 Wat werd er voorzegd over de nakomelingen van de Syrische koning Seleucus II? De engel vertelde Daniël: „Wat nu zijn zonen aangaat, zij zullen zichzelf aanzetten en werkelijk een menigte grote strijdkrachten verzamelen. En al komende zal hij stellig komen en overstromen en doortrekken. Maar hij zal terugkeren, en hij zal zichzelf aanzetten en doordringen tot aan zijn vesting” (Daniël 11:10). Een moord maakte binnen drie jaar een eind aan de regering van Seleucus III. Zijn broer, Antiochus III, volgde hem op de Syrische troon op. Deze zoon van Seleucus II bracht een grote strijdmacht bijeen voor een aanval op de koning van het zuiden, inmiddels Ptolemaeus IV. De nieuwe Syrische koning van het noorden streed met succes tegen Egypte en herwon de zeehaven Seleucië, de provincie Coele-Syrië, de steden Tyrus en Ptolemaïs en nabijgelegen stadjes. Hij bracht een leger van koning Ptolemaeus IV een zware nederlaag toe en nam veel steden van Juda in. In de lente van 217 v.G.T. verliet Antiochus III Ptolemaïs en trok noordwaarts, „tot aan zijn vesting” in Syrië. Maar er was een verandering op komst.
HET TIJ KEERT
25. Waar ging Ptolemaeus IV de strijd aan met Antiochus III, en wat werd de Egyptische koning van het zuiden ’in de hand gegeven’?
25 Net als Daniël luisteren wij verwachtingsvol terwijl Jehovah’s engel vervolgt: „De koning van het zuiden zal verbitterd worden en zal moeten uittrekken en met hem moeten strijden, dat wil zeggen met de koning van het noorden; en hij zal stellig een grote menigte op de been brengen, en de menigte zal werkelijk in diens hand worden gegeven” (Daniël 11:11). Met 75.000 man trok de koning van het zuiden, Ptolemaeus IV, noordwaarts. De Syrische koning van het noorden, Antiochus III, had „een grote menigte” van 68.000 tegen hem op de been gebracht. Maar „de menigte” werd ’in de hand gegeven’ van de koning van het zuiden toen het tot een treffen kwam bij de kuststad Raphia, niet ver van de Egyptische grens.
26. (a) Welke „menigte” werd in de slag bij Raphia door de koning van het zuiden weggevoerd, en wat waren de voorwaarden van de vrede die daar werd gesloten? (b) Hoe werd door Ptolemaeus IV ’zijn sterke positie niet benut’? (c) Wie werd de volgende koning van het zuiden?
26 De profetie vervolgt: „En de menigte zal stellig weggevoerd worden. Zijn hart zal zich verheffen, en hij zal werkelijk tienduizenden doen vallen; maar hij zal zijn sterke positie niet benutten” (Daniël 11:12). Ptolemaeus IV, de koning van het zuiden, kon 10.000 man Syrisch voetvolk en 300 ruiters ’wegvoeren’ in de dood en hij nam 4000 man gevangen. De koningen sloten daarna een verdrag waarbij Antiochus III zijn Syrische zeehaven Seleucië behield maar Fenicië en Coele-Syrië kwijtraakte. Over deze overwinning ’verhief’ het hart van de Egyptische koning van het zuiden zich, vooral tegen Jehovah. Juda bleef onder de overheersing van Ptolemaeus IV. Maar hij ’benutte zijn sterke positie niet’ om verdere winst te behalen uit zijn overwinning op de Syrische koning van het noorden. Hij verviel tot een leven van uitspattingen, en zijn vijfjarig zoontje Ptolemaeus V werd enkele jaren voor de dood van Antiochus III de volgende koning van het zuiden.
EEN ONDERNEMEND KONING KOMT TERUG
27. Hoe kwam de koning van het noorden „aan het einde van de tijden” terug om gebied op Egypte terug te winnen?
27 Vanwege al zijn ondernemingen kwam Antiochus III als Antiochus de Grote bekend te staan. De engel zei over hem: „De koning van het noorden moet terugkeren en een grotere menigte dan de eerste op de been brengen; en aan het einde van de tijden, enige jaren, zal hij komen, en wel met een grote krijgsmacht en met heel veel have” (Daniël 11:13). Deze „tijden” waren een zestien jaar of meer nadat de Egyptenaren de Syriërs bij Raphia hadden verslagen. Toen de jonge Ptolemaeus V de koning van het zuiden werd, trok Antiochus III op met „een grotere menigte dan de eerste” om te herwinnen wat hij aan de Egyptische koning van het zuiden was kwijtgeraakt. Daartoe verbond hij zich met de Macedonische koning Philippus V.
28. Welke problemen had de jonge koning van het zuiden?
28 De koning van het zuiden had ook intern moeilijkheden. „In die tijden zullen er velen zijn die tegen de koning van het zuiden zullen opstaan”, zei de engel (Daniël 11:14a). Inderdaad ’stonden velen tegen de koning van het zuiden op’. Niet alleen had de jonge koning van het zuiden te maken met de troepen van Antiochus III en diens Macedonische bondgenoot, maar hij had ook problemen in Egypte. Omdat zijn voogd Agathocles, die in zijn naam regeerde, arrogant optrad tegen de Egyptenaren, kwamen vele in opstand. De engel voegde eraan toe: „En de zonen van de rovers die tot uw volk behoren, zullen, van hun kant, worden meegesleept om te trachten een visioen te verwezenlijken; en zij zullen moeten struikelen” (Daniël 11:14b). Zelfs sommigen van Daniëls volk werden ’zonen van rovers’ of opstandelingen. Maar elk „visioen” dat zulke joodse mannen hadden van een beëindiging van de heidense overheersing over hun land was bedrieglijk, en zij zouden falen, „struikelen”.
29, 30. (a) Hoe bezweken „de strijdkrachten van het zuiden” voor de aanval uit het noorden? (b) Hoe kreeg de koning van het noorden ’vaste voet in het Sieraadland’?
29 Jehovah’s engel voorzei verder: „De koning van het noorden zal komen en een belegeringsdam opwerpen en werkelijk een stad met vestingwerken innemen. En wat de strijdkrachten van het zuiden aangaat, ze zullen niet standhouden, noch het volk van zijn uitgelezenen; en er zal geen kracht zijn om stand te houden. En degene die tegen hem komt, zal doen naar zijn wil, en niemand zal voor hem standhouden. En hij zal vaste voet krijgen in het Sieraadland, en er zal verdelging in zijn hand zijn.” — Daniël 11:15, 16.
30 De troepen van Ptolemaeus V, de „strijdkrachten van het zuiden”, moesten wijken onder een aanval uit het noorden. Bij Paneas (Cesarea Filippi) deed Antiochus III Egyptes generaal Scopas met 10.000 man elitetroepen, „uitgelezenen”, de wijk nemen naar Sidon, „een stad met vestingwerken”. Daar werd door Antiochus III ’een belegeringsdam opgeworpen’, waarna hij deze Fenicische havenstad in 198 v.G.T. innam. Hij handelde „naar zijn wil” omdat de strijdkrachten van de Egyptische koning van het zuiden niet konden standhouden tegen hem. Antiochus III trok vervolgens op tegen Jeruzalem, de hoofdstad van „het Sieraadland”, Juda. In 198 v.G.T. kwam er voor Jeruzalem en Juda een eind aan de overheersing door de Egyptische koning van het zuiden en kwamen zij onder de heerschappij van de Syrische koning van het noorden te staan. En Antiochus III, de koning van het noorden, kreeg nu ’vaste voet in het Sieraadland’. Er was „verdelging in zijn hand” voor alle joden en Egyptenaren die zich tegen hem verzetten. Hoe lang zou deze koning van het noorden kunnen doen wat hij wilde?
ROME STELT HEM PAAL EN PERK
31, 32. Waarom bood de koning van het noorden de koning van het zuiden uiteindelijk „billijke voorwaarden” van vrede?
31 Jehovah’s engel geeft ons dit antwoord: „Hij [de koning van het noorden] zal zijn aangezicht erop richten met de kracht van zijn gehele koninkrijk te komen, en billijke voorwaarden zullen hem vergezellen; en hij zal doeltreffend handelen. En wat de dochter der vrouwen betreft, het zal hem vergund worden haar in het verderf te storten. En zij zal niet standhouden, en zij zal de zijne niet blijven.” — Daniël 11:17.
32 De koning van het noorden, Antiochus III, ’richtte zijn aangezicht erop’ Egypte te overheersen „met de kracht van zijn gehele koninkrijk”. Maar het liep uit op „billijke voorwaarden” van vrede met Ptolemaeus V, de koning van het zuiden. Rome had zijn eisen gesteld, en Antiochus III had zijn plannen moeten wijzigen. Toen hij en koning Philippus V van Macedonië zich verbonden tegen de nog zo jonge Egyptische koning om zijn gebieden over te nemen, wendden zijn voogden zich voor bescherming tot Rome. De gelegenheid aangrijpend om zijn invloedssfeer uit te breiden, reageerde Rome met krachtsvertoon.
33. (a) Wat waren de vredesvoorwaarden tussen Antiochus III en Ptolemaeus V? (b) Wat was het doel van het huwelijk tussen Cleopatra I en Ptolemaeus V, en waarom mislukte het plan?
33 Onder dwang van Rome bood Antiochus III de koning van het zuiden vredesvoorwaarden aan. Maar in plaats van veroverde gebieden af te staan, zoals Rome had geëist, dacht Antiochus III deze slechts in naam over te dragen door zijn dochter Cleopatra I — „de dochter der vrouwen” — met Ptolemaeus V te laten trouwen. Als bruidsschat zouden haar dan een aantal provincies, waaronder „het Sieraadland” Juda, meegegeven worden. Met het huwelijk, in 193 v.G.T., liet de Syrische koning deze provincies echter niet naar Ptolemaeus V gaan. Dit was een politiek huwelijk, bedoeld om Egypte onderworpen te maken aan Syrië. Maar het plan mislukte omdat Cleopatra I ’niet de zijne bleef’, want zij koos later de zijde van haar echtgenoot. Toen er oorlog uitbrak tussen Antiochus III en de Romeinen, koos Egypte de kant van Rome.
34, 35. (a) Naar welke „kustlanden” wendde de koning van het noorden zijn aangezicht? (b) Hoe maakte Rome een eind aan de „smaad” die de koning van het noorden Rome had aangedaan? (c) Hoe stierf Antiochus III, en wie werd de volgende koning van het noorden?
34 Doelend op de tegenslagen voor de koning van het noorden zei de engel verder: „En hij [Antiochus III] zal zijn aangezicht keren naar de kustlanden en zal er werkelijk vele innemen. En een bevelhebber [Rome] zal de van hem [Antiochus III] afkomstige smaad voor zich [Rome] moeten doen ophouden, zodat zijn smaad niet zal zijn. Hij [Rome] zal die op hem doen terugvallen. En hij [Antiochus III] zal zijn aangezicht weer keren naar de vestingen van zijn eigen land, en hij zal stellig struikelen en vallen, en hij zal niet gevonden worden.” — Daniël 11:18, 19.
35 De „kustlanden” waren die van Macedonië, Griekenland en Klein-Azië. In 192 v.G.T. brak er oorlog uit in Griekenland en Antiochus III liet zich erdoor naar Griekenland lokken. Niet van zins de Syrische koning daar nog meer gebied te zien bemachtigen, verklaarde Rome hem formeel de oorlog. Bij Thermopylae leed hij een nederlaag tegen de Romeinen. Ongeveer een jaar na het verliezen van de slag bij Magnesia in 190 v.G.T. moest hij alle gebieden in Griekenland, Klein-Azië en ten westen van het Taurusgebergte opgeven. Rome legde hem een zware schatting op en bevestigde zijn heerschappij over de Syrische koning van het noorden. Uit Griekenland en Klein-Azië verdreven en van bijna zijn hele vloot beroofd, moest Antiochus III „zijn aangezicht weer keren naar de vestingen van zijn eigen land”, Syrië. De Romeinen hadden de hun aangedane smaad „op hem doen terugvallen”. Antiochus III stierf toen hij in 187 v.G.T. een tempel in Elymaïs in Perzië trachtte te beroven. Zo ’viel’ hij en hij werd opgevolgd door zijn zoon Seleucus IV, de volgende koning van het noorden.
HET CONFLICT ZET ZICH VOORT
36. (a) Hoe probeerde de koning van het zuiden de strijd voort te zetten, maar wat gebeurde er met hem? (b) Hoe viel Seleucus IV, en wie volgde hem op?
36 Als de koning van het zuiden probeerde Ptolemaeus V de provincies te verwerven die hem als Cleopatra’s bruidsschat hadden moeten toevallen, maar gif maakte een eind aan zijn pogingen. Hij werd opgevolgd door Ptolemaeus VI. Hoe verging het Seleucus IV? In geldnood door de zware schatting die Rome had opgelegd, zond hij zijn schatbewaarder Heliodorus eropuit om de rijkdommen te bemachtigen die zich in de tempel van Jeruzalem zouden bevinden. Heliodorus ambieerde de troon en vermoordde Seleucus IV. Koning Eumenes van Pergamum en zijn broer Attalus brachten echter Antiochus IV, de broer van de vermoorde koning, op de troon.
37. (a) Hoe probeerde Antiochus IV zich machtiger te betonen dan Jehovah God? (b) Waartoe leidde de ontwijding van de tempel in Jeruzalem door Antiochus IV?
37 De nieuwe koning van het noorden, Antiochus IV, probeerde zich machtiger te betonen dan God door te trachten Jehovah’s regeling van aanbidding weg te vagen. Jehovah tartend wijdde hij Jeruzalems tempel aan Zeus, of Jupiter. In december 167 v.G.T. werd er een heidens altaar opgericht boven op het grote altaar in het tempelvoorhof waar dagelijks een brandoffer aan Jehovah was gebracht en tien dagen later werd daarop een offer gebracht aan Zeus. Deze ontwijding leidde tot een joodse opstand onder de Makkabeeën. Antiochus IV bevocht hen drie jaar. In 164 v.G.T., op de datum van de ontwijding, droeg Judas de Makkabeeër de tempel weer aan Jehovah op en werd het inwijdingsfeest ingesteld. — Johannes 10:22.
38. Hoe kwam er een eind aan het Makkabeese bewind?
38 De Makkabeeën sloten waarschijnlijk in 161 v.G.T. een verdrag met Rome en stichtten in 104 v.G.T. een koninkrijk. Maar de wrijving tussen hen en de Syrische koning van het noorden bleef bestaan. Ten slotte werd er een beroep gedaan op Rome. De Romeinse generaal Gnaeus Pompejus nam in 63 v.G.T. na een beleg van drie maanden Jeruzalem in. In 39 v.G.T. stelde de Romeinse senaat Herodes — een Edomiet — aan tot koning over Judea. Er kwam een eind aan het Makkabeese bewind toen hij in 37 v.G.T. Jeruzalem innam.
39. Hoe is deze beschouwing van Daniël 11:1-19 waardevol gebleken?
39 Hoe opwindend om te zien dat het eerste deel van de profetie over het conflict tussen de twee koningen tot in detail in vervulling is gegaan! Ja, het is werkelijk fascinerend om te beschouwen wat zich zo’n 500 jaar nadat de profetische boodschap aan Daniël was overgebracht in de geschiedenis heeft afgespeeld en de heersers te identificeren die de positie van koning van het noorden en koning van het zuiden innamen! De onderlinge strijd van deze twee koningen zette zich voort gedurende de tijd dat Jezus Christus op aarde was en helemaal tot in onze tijd, maar hun politieke identiteit verandert. Door historische ontwikkelingen naast de in deze profetie onthulde intrigerende details te leggen, zullen wij in staat zijn deze twee wedijverende koningen te identificeren.
WAT BENT U TE WETEN GEKOMEN?
• Welke twee lijnen van sterke koningen kwamen uit de hellenistische koninkrijken te voorschijn, en welke strijd gingen de koningen aan?
• Hoe kwamen de twee koningen tot „een billijke overeenkomst”, zoals voorzegd in Daniël 11:6?
• Hoe zette het conflict zich voort tussen
Seleucus II en Ptolemaeus III (Daniël 11:7-9)?
Antiochus III en Ptolemaeus IV (Daniël 11:10-12)?
Antiochus III en Ptolemaeus V (Daniël 11:13-16)?
• Wat was het doel van het huwelijk tussen Cleopatra I en Ptolemaeus V, en waarom mislukte het plan (Daniël 11:17-19)?
• Hoe is deze beschouwing van Daniël 11:1-19 waardevol gebleken?
[Tabel/Illustraties op blz. 228]
KONINGEN IN DANIËL 11:5-19
De koning De koning
van het noorden van het zuiden
Daniël 11:5 Seleucus I Nicator Ptolemaeus I
Daniël 11:6 Antiochus II Ptolemaeus II
(vrouw Laodice) (dochter Berenice)
Daniël 11:7-9 Seleucus II Ptolemaeus III
Daniël 11:10-12 Antiochus III Ptolemaeus IV
Daniël 11:13-19 Antiochus III Ptolemaeus V
(dochter Opvolger:
Cleopatra I) Ptolemaeus VI
Opvolgers:
Seleucus IV en
Antiochus IV
[Illustratie]
Munt met beeltenissen van Ptolemaeus II en zijn vrouw
[Illustratie]
Seleucus I Nicator
[Illustratie]
Antiochus III
[Illustratie]
Ptolemaeus VI
[Illustratie]
Ptolemaeus III en zijn opvolgers bouwden deze tempel van Horus in Idfoe (Boven-Egypte)
[Kaart/Illustraties op blz. 216, 217]
(Zie publicatie voor volledig gezette tekst)
De aanduidingen „de koning van het noorden” en „de koning van het zuiden” slaan op koningen ten noorden en ten zuiden van het land van Daniëls volk
MACEDONIË
GRIEKENLAND
KLEIN-AZIË
ISRAËL
LIBIË
EGYPTE
ETHIOPIË
SYRIË
Babylon
ARABIË
[Illustratie]
Ptolemaeus II
[Illustratie]
Antiochus de Grote
[Illustratie]
Een steen met officiële verordeningen van Antiochus de Grote
[Illustratie]
Munt met beeltenis van Ptolemaeus V
[Illustratie]
Poort van Ptolemaeus III, in Karnak (Egypte)
[Paginagrote illustratie op blz. 210]
[Illustratie op blz. 215]
Seleucus I Nicator
[Illustratie op blz. 218]
Ptolemaeus I