-
Bijbelboek nummer 28 — Hosea„De gehele Schrift is door God geïnspireerd en nuttig”
-
-
7. Wat wordt door Gomers ontrouw en haar latere terugneming afgebeeld?
7 Aan het begin van zijn profetische loopbaan kreeg Hosea het gebod „een vrouw van hoererij” te nemen (1:2). Jehovah had daar beslist een bedoeling mee. Israël was voor Jehovah als een echtgenote geweest die ontrouw was geworden door hoererij te bedrijven. Toch zou hij haar zijn liefde betonen en trachten haar te herwinnen. Hosea’s vrouw, Gomer, kon als een nauwkeurige illustratie hiervan dienen. Aangenomen wordt dat zij na de geboorte van het eerste kind ontrouw werd en de andere kinderen klaarblijkelijk in overspel ter wereld bracht (2:5-7). Dit wordt te kennen gegeven doordat het verslag wel vermeldt dat zij „hem [Hosea] . . . een zoon baarde”, maar in verband met de geboorte van de andere twee kinderen elke verwijzing naar de profeet weglaat (1:3, 6, 8). Hoofdstuk 3 vers 1 tot en met 3 schijnt erover te spreken dat Hosea Gomer terugnam, doordat hij haar kocht als was zij een slavin, en dit strookt met het feit dat Jehovah zijn volk terugnam nadat zij berouw hadden gekregen van hun overspelige gedrag.
-
-
Bijbelboek nummer 28 — Hosea„De gehele Schrift is door God geïnspireerd en nuttig”
-
-
9. Wat geven de namen van Gomers kinderen te kennen met betrekking tot de manier waarop Jehovah Israël zou bejegenen?
9 Israëls overspelige gedrag geïllustreerd (1:1–3:5). Hosea’s „vrouw van hoererij” baart de profeet een zoon, Jizreël. Later krijgt zij nog twee kinderen: een dochter, Lo-Ruchama, wat „Haar werd geen barmhartigheid betoond” betekent, en een zoon, Lo-Ammi, wat „Niet mijn volk” betekent. Deze twee namen gaf Jehovah om te kennen te geven dat hij „het huis van Israël niet weer barmhartigheid [zou] betonen” en om te beklemtonen dat hij hen in hun geheel als zijn volk had verworpen (1:2, 6, 9). Toch zullen de zonen van Juda en Israël, als „zonen van de levende God”, in eenheid onder één hoofd bijeengebracht worden, „want groot zal de dag van Jizreël zijn” (1:10, 11). Van overspelige Baälaanbidding gereinigd, zal Gods volk tot Jehovah terugkeren en hem als hun echtgenoot aanvaarden (2:16). Jehovah zal Israël zekerheid schenken en zich voor onbepaalde tijd in rechtvaardigheid, in gerechtigheid, in liefderijke goedheid, in barmhartigheden en in getrouwheid met Israël verloven. In overeenstemming met de naam Jizreël (die „God zal zaaien” betekent) belooft Jehovah: „Ik zal haar stellig voor mij zaaien in de aarde, . . . en ik wil tot hen die niet mijn volk zijn, zeggen: ’Gij zijt mijn volk’; en zij zullen van hun kant zeggen: ’Gij zijt mijn God’” (2:23). Als een vrouw die berouw heeft van haar overspel zal het volk „Israël terugkeren en stellig Jehovah, hun God, en David, hun koning, zoeken”. — 3:5.
-