Doe een openbare bekendmaking tot redding
„Een ieder die de naam van Jehovah aanroept, zal gered worden.” — ROMEINEN 10:13.
1. Welke waarschuwingen hebben er door de hele bijbelse geschiedenis heen weerklonken?
IN DE bijbelse geschiedenis worden diverse ’dagen van Jehovah’ beschreven. De vloed van Noachs dagen, de vernietiging van Sodom en Gomorra, en de verwoesting van Jeruzalem in 607 v.G.T. en in 70 G.T. waren grote en vrees inboezemende dagen van Jehovah. Het waren dagen waarop aan de gerechtigheid werd voldaan ten aanzien van degenen die tegen Jehovah in opstand waren gekomen (Maleachi 4:5; Lukas 21:22). Gedurende die dagen kwamen velen wegens hun goddeloosheid om. Maar sommigen bleven in leven. Jehovah liet waarschuwingen weerklinken, waardoor de goddelozen over de ophanden zijnde catastrofe werden ingelicht en rechtgeaarde personen in de gelegenheid werden gesteld gered te worden.
2, 3. (a) Welke profetische waarschuwing werd met Pinksteren geciteerd? (b) Wat werd er vanaf Pinksteren 33 G.T. bij het aanroepen van de naam van Jehovah vereist?
2 De verwoesting van Jeruzalem in 70 G.T. is een markant voorbeeld hiervan. Toen de profeet Joël die gebeurtenis bijna 900 jaar van tevoren voorzei, schreef hij: „Ik wil wondertekenen geven in de hemel en op de aarde, bloed en vuur en rookzuilen. De zon zelf zal in duisternis worden veranderd en de maan in bloed, vóór de komst van de grote en vrees inboezemende dag van Jehovah.” Hoe zou iemand zo’n angstaanjagende tijd kunnen overleven? Joël schreef onder inspiratie: „Het moet geschieden dat een ieder die de naam van Jehovah aanroept, veilig zal ontkomen; want op de berg Sion en in Jeruzalem zullen de ontkomenen blijken te zijn, juist zoals Jehovah heeft gezegd, en onder de overlevenden, die Jehovah roept.” — Joël 2:30-32.
3 Met Pinksteren in 33 G.T. sprak de apostel Petrus een schare joden en proselieten in Jeruzalem toe en citeerde toen Joëls profetie, waarbij hij aantoonde dat zijn toehoorders een vervulling in hun tijd konden verwachten: „Ik wil wonderen geven in de hemel boven en tekenen op de aarde beneden, bloed en vuur en rooknevel; de zon zal in duisternis worden veranderd en de maan in bloed voordat de grote en doorluchtige dag van Jehovah gekomen zal zijn. En een ieder die de naam van Jehovah aanroept, zal gered worden” (Handelingen 2:16-21). De scharen die naar Petrus luisterden, waren allemaal personen die onder de Mozaïsche wet stonden en daarom kenden zij de naam Jehovah. Petrus zette uiteen dat er bij het aanroepen van Jehovah’s naam voortaan meer betrokken zou zijn. Hiertoe behoorde in het bijzonder dat men gedoopt moest worden in de naam van Jezus, degene die gedood en vervolgens tot onsterfelijk hemels leven opgewekt was. — Handelingen 2:37, 38.
4. Welke boodschap maakten christenen alom bekend?
4 Vanaf Pinksteren verbreidden christenen het woord omtrent de opgestane Jezus (1 Korinthiërs 1:23). Zij maakten bekend dat mensen als geestelijke zonen van Jehovah God aangenomen konden worden en deel konden gaan uitmaken van een nieuw „Israël Gods”, een geestelijke natie die ’alom Jehovah’s voortreffelijkheden zou bekendmaken’ (Galaten 6:16; 1 Petrus 2:9). Degenen die tot de dood getrouw bleven, zouden onsterfelijk hemels leven als medeërfgenamen met Jezus in zijn hemelse koninkrijk beërven (Mattheüs 24:13; Romeinen 8:15, 16; 1 Korinthiërs 15:50-54). Bovendien moesten deze christenen de komst van de grote en vrees inboezemende dag van Jehovah verkondigen. Zij moesten de joodse wereld waarschuwen dat ze een verdrukking zou meemaken die alles wat Jeruzalem en Gods belijdende volk tot op die tijd was overkomen, zou overschaduwen. Er zouden echter overlevenden zijn. Wie? Degenen die Jehovah’s naam aanriepen.
„In de laatste dagen”
5. Welke vervullingen van profetieën hebben in deze tijd plaatsgevonden?
5 In veel opzichten waren de destijds heersende toestanden een voorafschaduwing van wat wij in deze tijd zien. Sinds 1914 leeft de mensheid in een speciale tijdsperiode die in de bijbel als „de tijd van het einde”, „het besluit van het samenstel van dingen” en „de laatste dagen” wordt aangeduid (Daniël 12:1, 4; Mattheüs 24:3-8; 2 Timotheüs 3:1-5, 13). In onze eeuw vormen wrede oorlogen, teugelloos geweld en de wijze waarop de maatschappij en het milieu geruïneerd worden, een opmerkelijke vervulling van bijbelse profetieën. Dit alles maakt deel uit van het door Jezus geprofeteerde teken en geeft te kennen dat de mensheid op het punt staat de laatste, beslissende vrees inboezemende dag van Jehovah mee te maken. Deze zal culmineren in de strijd van Armageddon, de climax van een „grote verdrukking . . . zoals er sedert het begin der wereld tot nu toe niet is voorgekomen, neen, en ook niet meer zal voorkomen”. — Mattheüs 24:21; Openbaring 16:16.
6. (a) Hoe treedt Jehovah handelend op om zachtmoedige mensen te redden? (b) Waar vinden wij Paulus’ raad over de wijze waarop wij in leven kunnen blijven?
6 Terwijl de dag van vernietiging steeds dichterbij komt, treedt Jehovah handelend op om zachtmoedige mensen te redden. Gedurende deze „tijd van het einde” heeft hij de laatsten van het geestelijke Israël Gods bijeenvergaderd en vanaf de jaren ’30 heeft hij de aandacht van zijn aardse dienstknechten erop gericht „een grote schare, die niemand tellen [kan], uit alle natiën en stammen en volken en talen,” bijeen te brengen. Als groep komen dezen levend „uit de grote verdrukking” (Openbaring 7:9, 14). Maar hoe kan ieder afzonderlijk zijn of haar overleving zeker stellen? De apostel Paulus beantwoordt die vraag. In Romeinen hoofdstuk 10 geeft hij voortreffelijke raad om voor overleving in aanmerking te komen — raad die in zijn tijd van toepassing was en die ook voor onze tijd geldt.
Een gebed om redding
7. (a) Welke hoop wordt in Romeinen 10:1, 2 onder woorden gebracht? (b) Waarom kon Jehovah nu op grotere schaal ’goed nieuws’ laten verkondigen?
7 Toen Paulus het boek Romeinen schreef, had Jehovah Israël als natie reeds verworpen. Toch verzekerde de apostel: „De welwillendheid van mijn hart en mijn smeking tot God voor hen zijn werkelijk met het oog op hun redding.” Hij hoopte dat afzonderlijke joden een nauwkeurige kennis van Gods wil zouden verwerven, hetgeen tot hun redding zou leiden (Romeinen 10:1, 2). Bovendien zou Jehovah willen dat degenen in de hele mensenwereld die geloof in hem oefenen, gered worden, zoals in Johannes 3:16 te kennen wordt gegeven: „God heeft de wereld zozeer liefgehad dat hij zijn eniggeboren Zoon heeft gegeven, opdat een ieder die geloof oefent in hem, niet vernietigd zou worden, maar eeuwig leven zou hebben.” Jezus’ loskoopoffer opende de weg voor die grootse redding. Zoals in Noachs dagen en andere oordeelsdagen die volgden, laat Jehovah ’goed nieuws’ bekendmaken, waarin de aandacht wordt gevestigd op de weg der redding. — Markus 13:10, 19, 20.
8. Jegens wie geven ware christenen, in navolging van Paulus, thans van welwillendheid blijk, en hoe?
8 Paulus gaf jegens zowel jood als heiden van zijn eigen welwillendheid blijk door bij elke gelegenheid te prediken. Hij „placht . . . joden en Grieken te overreden”. Hij zei tot de ouderlingen van Efeze: „Ik [heb] mij er niet van . . . weerhouden u al wat nuttig was te vertellen en u in het openbaar en van huis tot huis te onderwijzen. Doch ik heb zowel aan joden als aan Grieken grondig getuigenis afgelegd omtrent berouw jegens God en geloof in onze Heer Jezus” (Handelingen 18:4; 20:20, 21). Insgelijks geven Jehovah’s Getuigen in deze tijd zich volledig om te prediken, niet slechts tot belijdende christenen maar tot alle volken, zelfs tot „de verst verwijderde streek der aarde”. — Handelingen 1:8; 18:5.
„Het ’woord’ des geloofs” belijden
9. (a) Tot wat voor geloof moedigt Romeinen 10:8, 9 aan? (b) Wanneer en hoe dienen wij ons geloof te belijden?
9 Voor redding is een duurzaam geloof nodig. Paulus deed een aanhaling uit Deuteronomium 30:14 en zei: „’Het woord is dicht bij u, in uw eigen mond en in uw eigen hart’, dat wil zeggen het ’woord’ des geloofs, hetwelk wij prediken” (Romeinen 10:8). Terwijl wij dat „’woord’ des geloofs” prediken, wordt het steeds dieper in ons hart gegrift. Zo verging het Paulus, en zijn verdere woorden kunnen ons besluit versterken om als hij te zijn door dat geloof met anderen te delen: „Indien gij dat ’woord in uw eigen mond’, dat Jezus Heer is, in het openbaar bekendmaakt en in uw hart geloof oefent dat God hem uit de doden heeft opgewekt, zult gij gered worden” (Romeinen 10:9). Deze belijdenis ten overstaan van anderen wordt niet slechts ten tijde van de doop gedaan, maar het moet een voortdurende bekendmaking zijn, een ijverig openbaar getuigenis omtrent alle grootse facetten van de waarheid. Die waarheid vestigt de aandacht op de kostbare naam van de Soevereine Heer Jehovah, op onze Messiaanse Koning en Loskoper, de Heer Jezus Christus, en op de schitterende Koninkrijksbeloften.
10. Hoe moeten wij, in overeenstemming met Romeinen 10:10, 11, met dit „’woord’ des geloofs” omgaan?
10 Er is geen redding voor hen die dit „’woord’ des geloofs” niet aanvaarden en toepassen, zoals de apostel vervolgens zegt: „Met het hart oefent men geloof tot rechtvaardigheid, maar met de mond doet men een openbare bekendmaking tot redding. Want de Schrift zegt: ’Niemand die zijn geloof op hem grondt, zal worden teleurgesteld’” (Romeinen 10:10, 11). Wij moeten nauwkeurige kennis van dit „’woord’ des geloofs” verwerven en het in ons hart blijven koesteren, zodat wij gemotiveerd zijn om het aan anderen bekend te maken. Jezus zelf brengt het volgende onder onze aandacht: „Wie zich in dit overspelige en zondige geslacht over mij en mijn woorden schaamt, over hem zal ook de Zoon des mensen zich schamen wanneer hij gekomen zal zijn in de heerlijkheid van zijn Vader met de heilige engelen.” — Markus 8:38.
11. Op welke schaal moet het goede nieuws worden verkondigd, en waarom?
11 Zoals de profeet Daniël had voorzegd, zien wij in deze tijd van het einde dat „zij die inzicht hebben”, stralen „als de glans van het uitspansel”, aangezien het Koninkrijksgetuigenis zich tot de einden der aarde uitbreidt. Zij „[brengen] de velen tot rechtvaardigheid”, en de ware kennis is inderdaad overvloedig geworden, want Jehovah werpt steeds helderder licht op de profetieën over deze tijd van het einde (Daniël 12:3, 4). Dit is een boodschap van redding die van uitermate groot belang is voor de overleving van allen die waarheid en rechtvaardigheid liefhebben.
12. Hoe houdt Romeinen 10:12 verband met de in Openbaring 14:6 beschreven opdracht van de engel?
12 De apostel Paulus vervolgt: „Er is geen onderscheid tussen jood en Griek, want over allen is een en dezelfde Heer, die rijk is jegens allen die hem aanroepen” (Romeinen 10:12). Het „goede nieuws” moet thans op een nog grotere, wereldomvattende schaal worden gepredikt — aan alle volken, tot de uiteinden der aarde. De engel uit Openbaring 14:6 blijft in het midden van de hemel vliegen, terwijl hij ons het ’eeuwige goede nieuws toevertrouwt, om dat als blijde tijdingen bekend te maken aan hen die op de aarde wonen, en aan elke natie en stam en taal en elk volk’. Hoe zal dit degenen die gunstig reageren tot voordeel strekken?
Jehovah’s naam aanroepen
13. (a) Wat is onze jaartekst voor 1998? (b) Waarom is deze jaartekst thans zeer passend?
13 Paulus doet een aanhaling uit Joël 2:32 en zegt: „Een ieder die de naam van Jehovah aanroept, zal gered worden” (Romeinen 10:13). Hoe passend is het dat die woorden zijn gekozen als de jaartekst van Jehovah’s Getuigen voor 1998! Nooit tevoren is het belangrijker geweest om met vertrouwen in Jehovah voorwaarts te gaan en zijn naam en de grootse voornemens waar die naam voor staat, bekend te maken! Net als in de eerste eeuw weerklinkt ook in de laatste dagen van het huidige verdorven samenstel van dingen de oproep: „Wordt gered uit dit kromme geslacht” (Handelingen 2:40). Het is voor alle godvrezende mensen over de hele aarde een met trompetgeschal te vergelijken uitnodiging om Jehovah aan te roepen opdat hij hen en ook degenen die naar hun openbare bekendmaking van het goede nieuws luisteren, redding zal verlenen. — 1 Timotheüs 4:16.
14. Welke Rots moeten wij aanroepen om gered te worden?
14 Wat zal er gebeuren wanneer de grote dag van Jehovah op deze aarde losbarst? De meeste mensen zullen niet naar Jehovah opzien voor redding. De mensheid in het algemeen zal „tot de bergen en tot de rotsen [blijven] zeggen: ’Valt op ons en verbergt ons voor het aangezicht van Degene die op de troon zit en voor de gramschap van het Lam’” (Openbaring 6:15, 16). Zij zullen hun hoop vestigen op de met bergen te vergelijken organisaties en instellingen van dit samenstel van dingen. Hoeveel beter zou het echter zijn als zij hun vertrouwen zouden stellen in de grootste Rots van allen, Jehovah God! (Deuteronomium 32:3, 4) Over hem zei koning David: „Jehovah is mijn steile rots en mijn vesting en Degene die mij ontkoming verschaft.” Jehovah is „onze Rots van redding” (Psalm 18:2; 95:1). Zijn naam is „een sterke toren”, de enige „toren” die sterk genoeg is om ons tijdens de komende crisis te beschermen (Spreuken 18:10). Bijgevolg is het van levensbelang dat zoveel mogelijk van de bijna zes miljard mensen die er thans leven, onderwezen worden om in getrouwheid en oprechtheid Jehovah’s naam aan te roepen.
15. Wat geeft Romeinen 10:14 te kennen met betrekking tot geloof?
15 Terecht vraagt de apostel Paulus vervolgens: „Hoe zullen zij echter hem aanroepen in wie zij geen geloof hebben gesteld?” (Romeinen 10:14) Er zijn grote menigten die misschien nog geholpen kunnen worden zich „het ’woord’ des geloofs” eigen te maken, teneinde Jehovah aan te roepen om gered te worden. Geloof is van het grootste belang. In een andere brief zegt Paulus: „Zonder geloof [is het] onmogelijk [God] welgevallig te zijn, want wie tot God nadert, moet geloven dat hij bestaat en dat hij de beloner wordt van wie hem ernstig zoeken” (Hebreeën 11:6). Maar hoe zullen nog miljoenen mensen meer geloof in God gaan stellen? In de brief aan de Romeinen vraagt Paulus: „Hoe zullen zij vervolgens geloof stellen in hem van wie zij niet hebben gehoord?” (Romeinen 10:14) Voorziet Jehovah in de middelen dat zij kunnen horen? Zeer zeker! Luister naar Paulus’ verdere woorden: „Hoe zullen zij vervolgens horen zonder dat iemand predikt?”
16. Waarom zijn in de goddelijke regeling predikers onontbeerlijk?
16 Uit Paulus’ bewijsvoering blijkt overduidelijk dat er predikers nodig zijn. Jezus gaf te kennen dat dit zo zou zijn, helemaal „tot het besluit van het samenstel van dingen” (Mattheüs 24:14; 28:18-20). De prediking is een essentieel onderdeel van de goddelijke regeling waardoor mensen geholpen worden de naam van Jehovah aan te roepen teneinde veilig te ontkomen. Zelfs in de christenheid doet de meerderheid niets om Gods kostbare naam te eren. Velen hebben Jehovah hopeloos verward met twee andere entiteiten in een onverklaarbaar dogma van de Drieëenheid. Ook vallen velen in de categorie van personen over wie in Psalm 14:1 en 53:1 wordt gesproken: „De persoon zonder verstand heeft in zijn hart gezegd: ’Er is geen Jehovah.’” Zij moeten weten dat Jehovah de levende God is en moeten alles begrijpen waar zijn naam voor staat, willen zij in de ophanden zijnde grote verdrukking veilig ontkomen.
De ’lieflijke voeten’ van de predikers
17. (a) Waarom is het passend dat Paulus een herstellingsprofetie citeert? (b) Wat houdt het in ’lieflijke voeten’ te hebben?
17 De apostel Paulus heeft nog één uitermate belangrijke vraag: „Hoe zullen zij vervolgens prediken indien zij niet zijn uitgezonden? Zoals er staat geschreven: ’Hoe lieflijk zijn de voeten van hen die goed nieuws over goede dingen bekendmaken!’” (Romeinen 10:15) Paulus citeert hier Jesaja 52:7, welk vers deel uitmaakt van een herstellingsprofetie die sinds 1919 in vervulling gaat. Opnieuw zendt Jehovah in deze tijd „degene [uit] die goed nieuws brengt, die vrede verkondigt, die goed nieuws brengt van iets beters, die redding verkondigt”. Gehoorzaam blijven Gods gezalfde „wachters” en hun metgezellen het vreugdevol uitroepen (Jesaja 52:7, 8). De voeten van degenen die thans redding verkondigen, kunnen moe en zelfs stoffig worden wanneer zij van huis tot huis gaan, maar hoe stralen hun gezichten van vreugde! Zij weten dat Jehovah hun heeft opgedragen het goede nieuws van vrede bekend te maken en de treurenden te troosten door hen te helpen Jehovah’s naam aan te roepen met redding in het vooruitzicht.
18. Wat zegt Romeinen 10:16-18 met betrekking tot het uiteindelijke resultaat dat het weerklinken van het goede nieuws zal hebben?
18 Of mensen nu ’geloof stellen in hetgeen zij horen’ of het verkiezen er ongehoorzaam aan te zijn, Paulus’ woorden zijn beslist waar: „Hebben zij het soms niet gehoord? Jazeker; in werkelijkheid ’is hun geluid over de gehele aarde uitgegaan, en hun uitspraken tot de uiteinden der bewoonde aarde’” (Romeinen 10:16-18). Net als ’de hemelen de heerlijkheid van God bekendmaken’, zoals die in zijn scheppingswerken tentoon wordt gespreid, zo moeten zijn Getuigen op aarde „het jaar van goede wil van de zijde van Jehovah en de dag der wraak van de zijde van onze God [uitroepen] . . . om alle treurenden te troosten”. — Psalm 19:1-4; Jesaja 61:2.
19. Wat zal het resultaat zijn voor degenen die thans ’de naam van Jehovah aanroepen’?
19 De grote en vrees inboezemende dag van Jehovah komt steeds dichterbij. „Ach de dag; want de dag van Jehovah is nabij, en als een gewelddadige plundering van de Almachtige zal hij komen!” (Joël 1:15; 2:31) Het is onze bede dat nog velen meer met een gevoel van dringendheid op het goede nieuws zullen reageren en naar Jehovah’s organisatie zullen stromen (Jesaja 60:8; Habakuk 2:3). Bedenk dat er op andere dagen van Jehovah vernietiging over de goddelozen werd gebracht — in de dagen van Noach, in de dagen van Lot en in de dagen van het afvallige Israël en Juda. Wij staan thans op de drempel van de grootste van alle verdrukkingen, wanneer Jehovah’s stormwind goddeloosheid van dit aardoppervlak zal wegvagen en de weg zal banen voor een paradijs van eeuwige vrede. Zult u iemand zijn die in getrouwheid „de naam van Jehovah aanroept”? Zo ja, verheug u dan! U hebt Gods eigen belofte dat u gered zult worden. — Romeinen 10:13.
Wat zou u antwoorden?
◻ Welke nieuwe dingen werden er na Pinksteren 33 G.T. bekendgemaakt?
◻ Hoe dienen christenen aandacht te schenken aan „het ’woord’ des geloofs”?
◻ Wat wil het zeggen ’de naam van Jehovah aan te roepen’?
◻ In welk opzicht hebben Koninkrijksboodschappers ’lieflijke voeten’?
[Illustraties op blz. 18]
Gods volk maakt zijn voortreffelijkheden bekend in Porto Rico, Senegal, Peru, Papoea Nieuw-Guinea — ja, over heel de aarde