Jehovah’s strafgericht tegen de goddelozen
’Maak u gereed om uw God te ontmoeten.’ — AMOS 4:12.
1, 2. Waarom kunnen we erop vertrouwen dat God een eind zal maken aan het kwaad?
ZAL Jehovah ooit een eind maken aan het kwaad en lijden op aarde? Aan het begin van de 21ste eeuw is die vraag relevanter dan ooit. Het lijkt wel of we, waar we ook kijken, bewijzen zien van de onmenselijkheid van de ene mens tegenover de andere. Wat zou het heerlijk zijn in een wereld zonder geweld, terrorisme en corruptie te leven!
2 Gelukkig is er ook goed nieuws: we kunnen het volste vertrouwen hebben dat Jehovah een eind zal maken aan het kwaad. Gods eigenschappen bieden de zekerheid dat hij actie zal ondernemen tegen de goddelozen. Jehovah is rechtvaardig. In Psalm 33:5 vertelt zijn Woord ons: „Hij heeft rechtvaardigheid en gerechtigheid lief.” En in een andere psalm lezen we over Jehovah dat ’zijn ziel al wie geweld liefheeft stellig haat’ (Psalm 11:5). Jehovah, de alvermogende God, die rechtvaardigheid en gerechtigheid liefheeft, zal dat wat hij haat beslist niet eeuwig tolereren.
3. Wat zal bij een verdere beschouwing van Amos’ profetie duidelijk uitkomen?
3 Er is nog een andere reden waarom we er zeker van kunnen zijn dat Jehovah het kwaad zal uitbannen. Het verslag van wat hij in het verleden heeft gedaan, geeft ons namelijk die waarborg. Treffende voorbeelden van de consequente manier waarop Jehovah tegen de goddelozen optreedt, staan in het bijbelboek Amos. Bij een verdere beschouwing van Amos’ profetie zullen in verband met Gods oordelen drie dingen duidelijk uitkomen. Ten eerste: ze zijn altijd verdiend. Ten tweede: ze zijn onontkoombaar. En ten derde: ze zijn selectief, want Jehovah voltrekt het oordeel aan boosdoeners maar schenkt barmhartigheid aan personen die berouwvol zijn en de juiste instelling hebben. — Romeinen 9:17-26.
Gods oordelen zijn altijd verdiend
4. Waar stuurde Jehovah Amos heen, en met welk doel?
4 In de dagen van Amos waren de Israëlieten al in twee koninkrijken opgesplitst. Het ene was het zuidelijke tweestammenrijk Juda, het andere het noordelijke tienstammenrijk Israël. Jehovah gaf Amos opdracht als profeet te dienen en stuurde hem daarvoor van zijn woonplaats in Juda naar Israël. Daar zou Amos door God gebruikt worden om Zijn oordelen bekend te maken.
5. Tegen welke naties profeteerde Amos het eerst, en wat was één reden waarom ze Gods strafgericht verdienden?
5 Amos begon zijn werk niet met de aankondiging van Jehovah’s oordeel tegen het afvallige noordelijke koninkrijk Israël, maar met de bekendmaking van Gods strafgericht tegen zes nabijgelegen naties. Die naties waren Syrië, Filistea, Tyrus, Edom, Ammon en Moab. Maar verdienden die naties Gods strafgericht werkelijk? Dat lijdt geen enkele twijfel. Eén reden was dat het verstokte vijanden van Jehovah’s volk waren.
6. Waarom zou God rampspoed brengen over Syrië, Filistea en Tyrus?
6 Zo veroordeelde Jehovah de Syriërs ’omdat ze Gilead hadden gedorst’ (Amos 1:3). De Syriërs hadden gebied veroverd op Gilead — een streek van Israël ten oosten van de Jordaan — en Gods volk daar veel kwaad berokkend. En wat viel er te zeggen van Filistea en Tyrus? De Filistijnen hadden zich schuldig gemaakt aan het verkopen van Israëlitische ballingen of gevangenen aan de Edomieten, en sommige Israëlieten waren in handen gevallen van slavenhandelaars uit Tyrus (Amos 1:6, 9). Denk je eens in: ze verkochten Gods volk als slaven! Het is geen wonder dat Jehovah rampspoed ging brengen over Syrië, Filistea en Tyrus.
7. Wat hadden Edom, Ammon en Moab met Israël gemeen, maar hoe behandelden ze de Israëlieten?
7 Edom, Ammon en Moab hadden iets met Israël en met elkaar gemeen. Alle drie de naties waren aan de Israëlieten verwant. De Edomieten waren afstammelingen van Abraham via Esau, de tweelingbroer van Jakob. In zekere zin waren ze dus Israëls broeders. De Ammonieten en de Moabieten waren nakomelingen van Abrahams neef Lot. Maar behandelden Edom, Ammon en Moab hun Israëlitische verwanten ook broederlijk? Dat zeker niet! Edom gebruikte genadeloos het zwaard tegen „zijn eigen broeder”, en de Ammonieten behandelden Israëlitische gevangenen sadistisch (Amos 1:11, 13). Hoewel Amos niet met zoveel woorden vermeldt dat Moab Gods volk slecht behandelde, waren de Moabieten sinds jaar en dag tegenstanders van Israël. De straf voor die drie verwante naties zou zwaar zijn. Jehovah zou een vurige vernietiging over hen laten komen.
Gods oordelen zijn onontkoombaar
8. Waarom waren Gods oordelen tegen de zes in de buurt van Israël gelegen naties onontkoombaar?
8 Het staat vast dat de zes naties die in het begin van Amos’ profetie aan de orde komen, Gods strafgericht verdienden. Bovendien konden ze er onmogelijk aan ontkomen. Van Amos hoofdstuk 1 vers 3 tot en met hoofdstuk 2 vers 1 zegt Jehovah zes keer dat hij ’het niet zal afwenden’. Trouw aan zijn woord heeft hij zich er niet van weerhouden zijn oordeel te voltrekken. Het is een historisch feit dat het elk van die naties later slecht is vergaan. Ten minste vier ervan — Filistea, Moab, Ammon en Edom — zijn uiteindelijk zelfs helemaal van het wereldtoneel verdwenen!
9. Wat verdienden de inwoners van Juda, en waarom?
9 In Amos’ profetie wordt vervolgens de aandacht gericht op een zevende natie — Juda, het land waar Amos vandaan kwam. Amos’ toehoorders in het noordelijke koninkrijk Israël zullen misschien verbaasd zijn geweest toen ze hem het oordeel tegen het koninkrijk Juda hoorden bekendmaken. Waarom verdienden de inwoners van Juda een strafgericht? „Omdat zij de wet van Jehovah hebben verworpen”, zegt Amos 2:4. Jehovah vatte die welbewuste minachting voor zijn Wet niet licht op. Volgens Amos 2:5 voorzei hij: „Ik wil een vuur zenden in Juda, en het moet de woontorens van Jeruzalem verslinden.”
10. Waarom kon Juda het wee niet ontlopen?
10 Het ontrouwe Juda kon het komende wee niet ontlopen. Voor de zevende keer zei Jehovah: ’Ik zal het niet afwenden’ (Amos 2:4). Juda onderging de voorzegde straf toen het in 607 v.G.T. door de Babyloniërs werd ontvolkt. Opnieuw zien we dat de goddelozen niet aan Gods oordeel kunnen ontkomen.
11-13. Tegen welke natie moest Amos in eerste instantie profeteren, en welke vormen van onderdrukking heersten daar?
11 De profeet Amos had zojuist Jehovah’s oordeel tegen zeven naties bekendgemaakt. Maar iedereen die dacht dat hij nu klaar was met profeteren, vergiste zich. Amos was nog lang niet klaar! Amos had in eerste instantie opdracht gekregen een vernietigende oordeelsboodschap tegen het noordelijke koninkrijk Israël bekend te maken. En Israël verdiende Gods strafgericht omdat het morele en geestelijke verval van de natie ten hemel schreiend was.
12 Door het profeteren van Amos werd de onderdrukking die destijds algemeen voorkwam in het koninkrijk Israël aan de kaak gesteld. Daarover lezen we in Amos 2:6, 7: „Dit heeft Jehovah gezegd: ’Vanwege drie daden van opstandigheid van Israël, en vanwege vier, zal ik het niet afwenden, omdat zij een rechtvaardige voor niets dan zilver hebben verkocht en een arme voor de prijs van een paar sandalen. Zij snakken naar het stof van de aarde op het hoofd der geringen; en de weg der zachtmoedigen buigen zij.’”
13 Rechtvaardigen werden verkocht „voor niets dan zilver”, wat betekend kan hebben dat rechters die zich met zilver lieten omkopen, de onschuldigen schuldig verklaarden. Schuldeisers verkochten de armen in slavernij voor de prijs van „een paar sandalen”, misschien wel wegens een geringe schuld. Harteloze mannen ’snakten’ of streefden ernaar „geringen” in zo’n wanhopige toestand te brengen dat die arme mensen stof op hun hoofd zouden werpen als teken van verdriet, rouw of vernedering. De corruptie was zo wijdverbreid dat „zachtmoedigen” de hoop moesten laten varen dat hun recht werd verschaft.
14. Wie werden er slecht behandeld in het tienstammenrijk Israël?
14 Let eens op wie er slecht behandeld werden. Het waren de rechtvaardige, arme, geringe en zachtmoedige inwoners van het land. Jehovah’s Wetsverbond met de Israëlieten schreef voor dat de kwetsbaren en behoeftigen mededogen werd betoond. Maar voor zulke mensen op het grondgebied van het tienstammenrijk Israël had de situatie niet erger kunnen zijn.
’Maak u gereed om uw God te ontmoeten’
15, 16. (a) Waarom kregen de Israëlieten de waarschuwing: ’Maak u gereed om uw God te ontmoeten’? (b) Hoe laat Amos 9:1, 2 zien dat de goddelozen de voltrekking van Gods oordeel niet zouden kunnen ontlopen? (c) Wat is er in 740 v.G.T. met het tienstammenrijk Israël gebeurd?
15 Omdat immoraliteit en andere zonden in Israël aan de orde van de dag waren, had de profeet Amos alle reden om de opstandige natie te waarschuwen: ’Maak u gereed om uw God te ontmoeten’ (Amos 4:12). Het ontrouwe Israël kon niet aan de naderende voltrekking van Gods oordeel ontkomen, want Jehovah verklaarde voor de achtste keer: ’Ik zal het niet afwenden’ (Amos 2:6). Over goddelozen die misschien zouden proberen zich te verbergen, zei God: „Niemand van hen die vlucht, zal slagen in zijn vlucht, en niemand van hen die ontkomt, zal erin slagen te ontkomen. Indien zij graven tot in Sjeool, vandaar zal mijn eigen hand hen weghalen; en indien zij opstijgen naar de hemel, vandaar zal ik hen neerhalen.” — Amos 9:1, 2.
16 De goddelozen zouden de voltrekking van Jehovah’s oordeel aan hen niet kunnen ontlopen door „tot in Sjeool” te graven, wat in figuurlijke zin duidt op pogingen om zich in het diepst van de aarde te verbergen. Ook zouden ze niet aan Gods oordeel kunnen ontkomen door „naar de hemel” op te stijgen, dat wil zeggen een toevlucht te zoeken op hoge bergen. Jehovah’s waarschuwing was duidelijk: geen schuilplaats is buiten zijn bereik. De goddelijke gerechtigheid eiste dat het koninkrijk Israël ter verantwoording werd geroepen voor zijn goddeloze daden. En dat moment kwam inderdaad. In 740 v.G.T., zo’n zestig jaar nadat Amos zijn profetie had opgetekend, werd het koninkrijk Israël verslagen door de zegevierende Assyriërs.
Gods oordelen zijn selectief
17, 18. Wat onthult Amos hoofdstuk 9 over Gods barmhartigheid?
17 De profetie van Amos heeft ons duidelijk gemaakt dat Gods oordelen altijd verdiend zijn en onontkoombaar. Maar het boek Amos geeft ook te kennen dat Jehovah’s oordelen selectief zijn. Waar de goddelozen zich ook verbergen, God zal hen weten te vinden en zijn oordeel aan hen voltrekken. Ook de berouwvollen en oprechten weet hij te vinden, degenen aan wie hij barmhartigheid wenst te betonen. Dat wordt prachtig beklemtoond in het laatste hoofdstuk van het boek Amos.
18 Volgens Amos hoofdstuk 9 vers 8 zei Jehovah: „Ik [zal] het huis van Jakob niet geheel en al verdelgen.” En zoals in vers 13 tot en met 15 vermeld staat, beloofde Jehovah dat hij ’de gevangenen van zijn volk zou doen terugkeren’. Hij zou hun barmhartigheid betonen en ze zouden zekerheid en voorspoed kennen. „De ploeger zal werkelijk de oogster inhalen”, beloofde Jehovah. Wat een prachtig beeld: een zo overvloedige oogst dat een deel ervan nog niet binnengehaald zou zijn als de tijd alweer aangebroken was om te gaan ploegen en zaaien!
19. Wat gebeurde er met een overblijfsel van Israël en Juda?
19 We kunnen zeggen dat Jehovah’s oordeel tegen de goddelozen in Juda en in Israël selectief was omdat personen die berouw hadden en de juiste instelling bezaten barmhartigheid werd betoond. Als vervulling van de in Amos hoofdstuk 9 opgetekende herstellingsprofetie keerde een berouwvol overblijfsel van Israël en Juda in 537 v.G.T. uit de Babylonische ballingschap terug. Eenmaal weer in hun dierbare land herstelden ze de zuivere aanbidding. Ze herbouwden ook in alle zekerheid hun huizen, plantten wijngaarden en legden tuinen aan.
Jehovah’s strafgericht zal komen!
20. Waarvan moet onze bespreking van de door Amos bekendgemaakte oordeelsboodschappen ons verzekeren?
20 Onze bespreking van de goddelijke oordeelsboodschappen die Amos bekendmaakte, geeft ons beslist de verzekering dat Jehovah in onze tijd een eind zal maken aan het kwaad. Waarom kunnen we daarvan op aan? Ten eerste blijkt uit deze voorbeelden van de manier waarop God de goddelozen in het verleden heeft behandeld, hoe hij in onze tijd zal optreden. Ten tweede biedt de voltrekking van Gods oordeel aan het afvallige koninkrijk Israël ons de garantie dat God verwoesting zal brengen over de christenheid, het laakbaarste deel van „Babylon de Grote”, het wereldrijk van valse religie. — Openbaring 18:2.
21. Waarom verdient de christenheid Gods strafgericht?
21 Het lijdt geen twijfel dat de christenheid Gods strafgericht verdient. De religieuze en morele wantoestanden in de christenheid spreken voor zich. Jehovah’s oordeel tegen de christenheid — en de rest van Satans wereld — is verdiend. Het is ook onontkoombaar, want wanneer het tijd is voor de oordeelsvoltrekking, zullen de woorden uit Amos 9 vers 1 van toepassing zijn: „Niemand van hen die vlucht, zal slagen in zijn vlucht, en niemand van hen die ontkomt, zal erin slagen te ontkomen.” Waar de goddelozen zich ook zullen verbergen, Jehovah zal hen weten te vinden.
22. Welke punten in verband met Gods oordeel worden in 2 Thessalonicenzen 1:6-8 duidelijk gemaakt?
22 Gods oordelen zijn altijd verdiend, onontkoombaar en selectief. Dat blijkt uit de woorden van de apostel Paulus: „Het [is] van Gods zijde rechtvaardig . . . verdrukking te vergelden aan hen die voor u verdrukking veroorzaken, maar aan u die verdrukking lijdt, verlichting te zamen met ons bij de openbaring van de Heer Jezus vanuit de hemel met zijn krachtige engelen, in een vlammend vuur, wanneer hij wraak oefent over hen die God niet kennen en over hen die het goede nieuws omtrent onze Heer Jezus niet gehoorzamen” (2 Thessalonicenzen 1:6-8). ’Het is van Gods zijde rechtvaardig’ de rekening te vereffenen met hen die een strafgericht verdienen omdat ze verdrukking brengen over zijn gezalfden. Dat oordeel zal onontkoombaar zijn, want de goddelozen zullen ’de openbaring van Jezus met zijn krachtige engelen, in een vlammend vuur,’ niet overleven. Gods oordeel zal ook selectief zijn, aangezien Jezus wraak zal oefenen ’over hen die God niet kennen en over hen die het goede nieuws niet gehoorzamen’. En de voltrekking van Gods oordeel zal godvrezende mensen die verdrukking lijden troost schenken.
Hoop voor de oprechten
23. Welke hoop en troost kunnen we uit het boek Amos putten?
23 Amos’ profetie bevat een schitterende boodschap van hoop en troost voor mensen met de juiste gezindheid. Zoals in het boek Amos voorzegd werd, heeft Jehovah zijn volk uit oude tijden niet geheel en al verdelgd. Uiteindelijk heeft hij de Israëlitische en Judese ballingen weer bijeengebracht, hen teruggevoerd naar hun eigen land en hen overvloedig gezegend met zekerheid en voorspoed. Wat betekent dat voor onze tijd? Het biedt ons de garantie dat Jehovah tijdens de voltrekking van zijn oordeel de goddelozen zal weten te vinden, ongeacht waar ze zich verbergen, maar ook de personen die hij zijn barmhartigheid waard acht, waar op aarde ze ook mogen wonen.
24. Welke zegeningen zijn Jehovah’s hedendaagse dienstknechten ten deel gevallen?
24 We zijn in afwachting van de tijd dat Jehovah’s oordeel aan de goddelozen voltrokken zal worden, maar hoe vergaat het ons ondertussen als zijn getrouwe dienstknechten? Nu, Jehovah zegent ons met overvloedige geestelijke voorspoed! We verheugen ons in een vorm van aanbidding die vrij is van de leugens en verdraaiingen die een uitvloeisel zijn van de valse leerstellingen van de christenheid. Jehovah heeft ons ook met een overvloed aan geestelijk voedsel gezegend. Maar bedenk dat deze rijke zegeningen van Jehovah gepaard gaan met een grote verantwoordelijkheid. God verwacht van ons dat we anderen voor het komende oordeel waarschuwen. We willen alles doen wat we kunnen om degenen te vinden die „de juiste gezindheid voor het eeuwige leven” hebben (Handelingen 13:48). Ja, we willen zo veel mogelijk mensen helpen in onze huidige geestelijke voorspoed te delen. En we willen dat ze de naderende voltrekking van Gods oordeel aan de goddelozen overleven. Natuurlijk moeten we om deze zegeningen te ontvangen de juiste hartentoestand bezitten. Zoals we in het volgende artikel zullen zien, wordt ook dat in de profetie van Amos beklemtoond.
Wat zouden we antwoorden?
• Hoe maakt Amos’ profetie duidelijk dat Jehovah’s strafgerichten altijd verdiend zijn?
• Welk bewijs verschaft Amos dat Gods oordelen onontkoombaar zijn?
• Hoe laat het boek Amos zien dat Gods oordelen selectief voltrokken worden?
[Illustratie op blz. 16, 17]
Het koninkrijk Israël ontkwam niet aan Gods oordeel
[Illustratie op blz. 18]
In 537 v.G.T. kwam een overblijfsel van Israël en Juda uit de Babylonische ballingschap terug