’Heb waarheid en vrede lief’!
„Het woord van Jehovah der legerscharen kwam verder tot mij, en luidde: ’Hebt . . . waarheid en vrede lief.’” — ZACHARIA 8:18, 19.
1, 2. (a) Welk bericht inzake vrede heeft de mensheid opgebouwd? (b) Waarom zal de huidige wereld nooit werkelijke vrede zien?
„DE WERELD heeft nooit vrede gehad. Er is altijd wel ergens — en dikwijls op veel plaatsen tegelijk — oorlog geweest.” Dit zei professor Milton Mayer van de Universiteit van Massachusetts (VS). Wat een droevige opmerking betreffende de mensheid! Zeker, mensen hebben naar vrede verlangd. Politici hebben op alle mogelijke manieren getracht de vrede te handhaven, van de Pax Romana uit de Romeinse tijd tot de politiek van „wederzijds gegarandeerde vernietiging” die tijdens de Koude Oorlog werd gevolgd. Uiteindelijk hebben al hun pogingen echter gefaald. Zoals Jesaja het vele eeuwen geleden uitdrukte, ’hebben zelfs de vredeboden bitter geweend’ (Jesaja 33:7). Waarom is dit zo?
2 Omdat duurzame vrede moet voortspruiten uit een afwezigheid van haat en hebzucht; ze moet gegrond zijn op waarheid. Vrede kan niet op leugens gebaseerd zijn. Daarom zei Jehovah toen hij herstel en vrede voor het oude Israël beloofde: „Ziet, ik doe haar vrede toestromen net als een rivier en de heerlijkheid der natiën net als een overstromende stortbeek” (Jesaja 66:12). De god van dit samenstel van dingen, Satan de Duivel, is „een doodslager”, een moordenaar en „een leugenaar en de vader van de leugen” (Johannes 8:44; 2 Korinthiërs 4:4). Hoe kan een wereld met zo’n god ooit vrede hebben?
3. Welk opmerkelijke geschenk heeft Jehovah zijn volk gegeven, ondanks het feit dat zij in een wereld vol beroering leven?
3 Opmerkelijk is echter dat Jehovah zijn volk zelfs terwijl zij in Satans door oorlog verscheurde wereld leven, vrede geeft (Johannes 17:16). In de zesde eeuw v.G.T. vervulde hij zijn bij monde van Jeremia gedane belofte en gaf zijn speciale natie „vrede en waarheid” toen hij hen naar hun eigen land terugbracht (Jeremia 33:6). En in deze laatste dagen heeft hij zijn volk „vrede en waarheid” in hun „land”, of aardse geestelijke staat, gegeven ook al hebben zij de ergste tijd van moeilijkheden doorgemaakt die deze wereld tot dusver heeft gekend (Jesaja 66:8; Mattheüs 24:7-13; Openbaring 6:1-8). Terwijl wij onze bespreking van Zacharia hoofdstuk 8 voortzetten, zullen wij een dieper begrip van deze door God geschonken vrede en waarheid verwerven en zien wat wij moeten doen om daarin te blijven delen.
’Laat uw handen sterk zijn’
4. Hoe moest Israël volgens Zacharia’s aanmoediging handelen om vrede te ervaren?
4 Voor de zesde keer in Zacharia hoofdstuk 8 horen wij een van Jehovah afkomstige, opzienbarende formele uitspraak: „Dit heeft Jehovah der legerscharen gezegd: ’Laten uw handen sterk zijn, gij die in deze dagen deze woorden uit de mond van de profeten hoort, op de dag waarop het fundament van het huis van Jehovah der legerscharen werd gelegd, opdat de tempel gebouwd zou worden. Want vóór die dagen werd het niet mogelijk gemaakt dat er loon voor de mensen was; en wat het loon van de huisdieren betreft, iets dergelijks was er niet; en voor wie uitging en voor wie binnenkwam was er geen vrede vanwege de tegenstander, aangezien ik alle mensen tegen elkaar bleef opzetten.’” — Zacharia 8:9, 10.
5, 6. (a) Wat was, omdat de Israëlieten ontmoedigd waren, de situatie in Israël? (b) Welke verandering beloofde Jehovah Israël als het zijn aanbidding op de eerste plaats stelde?
5 Zacharia sprak deze woorden terwijl de tempel in Jeruzalem werd herbouwd. Eerder waren de Israëlieten die uit Babylon waren teruggekeerd, ontmoedigd geraakt en hadden zij de bouw van de tempel gestaakt. Omdat zij zich op hun eigen comfort richtten, hadden zij geen zegen en geen van Jehovah afkomstige vrede. Ook al bebouwden zij hun landerijen en verzorgden zij hun wijngaarden, zij genoten geen voorspoed (Haggaï 1:3-6). Het was alsof zij werkten zonder „loon” te ontvangen.
6 Nu de tempel werd herbouwd, moedigde Zacharia de joden aan ’sterk te zijn’ en moedig Jehovah’s aanbidding op de eerste plaats te stellen. Wat zou er gebeuren als zij dat deden? „’Nu zal ik voor de overgeblevenen van dit volk niet zijn als in de vroegere dagen’, is de uitspraak van Jehovah der legerscharen. ’Want het zaad van vrede zal er zijn; de wijnstok zelf zal zijn vrucht geven, en de aarde zelf zal haar opbrengst geven, en de hemel zelf zal zijn dauw geven; en ik zal stellig de overgeblevenen van dit volk al deze dingen doen beërven. En het moet geschieden dat net zoals gij een vervloeking onder de natiën zijt geworden, o huis van Juda en huis van Israël, zo zal ik u redden, en gij moet een zegen worden. Weest niet bevreesd. Mogen uw handen sterk zijn’” (Zacharia 8:11-13). Als Israël vastberaden zou handelen, zou het voorspoed genieten. Voorheen konden de natiën, wanneer ze een voorbeeld van vervloeking wilden aanhalen, op Israël wijzen. Nu zou Israël een voorbeeld van zegen zijn. Wat een voortreffelijke reden om ’hun handen sterk te laten zijn’!
7. (a) Welke vreugdevolle veranderingen heeft Jehovah’s volk ervaren, die een hoogtepunt bereikten in het dienstjaar 1995? (b) Wanneer u het jaarbericht bekijkt, welke landen ziet u dan die er uitspringen wat verkondigers, pioniers en gemiddeld urenaantal betreft?
7 Hoe staat het in deze tijd? Welnu, in de jaren voor 1919 ontbrak het Jehovah’s volk enigszins aan ijver. Zij namen in de Eerste Wereldoorlog geen volkomen neutraal standpunt in, en zij hadden de neiging een mens te volgen in plaats van hun Koning, Jezus Christus. Het gevolg was dat sommigen ontmoedigd raakten door tegenstand van binnen en buiten de organisatie. Toen, in 1919, lieten zij met Jehovah’s hulp hun handen sterk zijn (Zacharia 4:6). Jehovah gaf hun vrede, en zij genoten een geweldige voorspoed. Dit blijkt uit hun bericht over de afgelopen 75 jaar, dat een hoogtepunt bereikte in het dienstjaar 1995. Als volk mijden Jehovah’s Getuigen nationalisme, tribalisme, vooroordeel en alle andere bronnen van haat (1 Johannes 3:14-18). Zij dienen Jehovah met oprechte ijver in zijn geestelijke tempel (Hebreeën 13:15; Openbaring 7:15). Vorig jaar alleen al besteedden zij er ruim een miljard uur aan om met anderen over hun hemelse Vader te spreken! Elke maand leidden zij 4.865.060 bijbelstudies. Ook hadden er elke maand gemiddeld 663.521 een aandeel aan de pioniersdienst. Wanneer geestelijken in de christenheid een voorbeeld willen geven van een volk dat werkelijk enthousiast is in hun aanbidding, wijzen zij soms op Jehovah’s Getuigen.
8. Hoe kan iedere individuele christen voordeel trekken van „het zaad van vrede”?
8 Wegens hun ijver geeft Jehovah zijn volk „het zaad van vrede”. Iedere individuele persoon die dat zaad doet gedijen, zal zien dat er vrede in zijn hart en in zijn leven groeit. Iedere gelovige christen die vrede met Jehovah en met medechristenen nastreeft, deelt in de waarheid en de vrede van Jehovah’s naamvolk (1 Petrus 3:11; vergelijk Jakobus 3:18). Is dat niet schitterend?
„Weest niet bevreesd”
9. Welke verandering in de manier waarop hij zijn volk bejegende, beloofde Jehovah?
9 Nu lezen wij een zevende van Jehovah afkomstige formele uitspraak. Hoe luidt die? „Dit heeft Jehovah der legerscharen gezegd: ’Net zoals ik in gedachten had te doen wat rampspoedig voor ulieden was, omdat uw voorvaders mij verontwaardigd maakten’, heeft Jehovah der legerscharen gezegd, ’en ik geen spijt gevoelde, zo wil ik in deze dagen wederom in gedachten hebben Jeruzalem en het huis van Juda goed te bejegenen. Weest niet bevreesd.’” — Zacharia 8:14, 15.
10. Welk bericht dat Jehovah’s Getuigen hebben opgebouwd, laat zien dat zij niet bevreesd zijn geweest?
10 Ook al was Jehovah’s volk tijdens de Eerste Wereldoorlog in geestelijke zin verstrooid, in hun hart wilden zij doen wat juist was. Na een mate van streng onderricht te hebben toegediend, veranderde Jehovah dan ook de manier waarop hij zijn volk bejegende (Maleachi 3:2-4). Thans kijken wij terug en danken hem uit het diepst van ons hart voor wat hij heeft gedaan. Het is waar dat wij nog steeds „voorwerpen van haat zijn voor alle natiën” (Mattheüs 24:9). Velen zijn in de gevangenis opgesloten en sommigen zijn zelfs voor hun geloof gestorven. Wij worden dikwijls met apathie of vijandigheid geconfronteerd. Maar wij zijn niet bevreesd. Wij weten dat Jehovah sterker is dan welke tegenstand maar ook, zichtbaar of onzichtbaar (Jesaja 40:15; Efeziërs 6:10-13). Wij zullen acht blijven slaan op de woorden: „Hoop op Jehovah; wees moedig en laat uw hart sterk zijn.” — Psalm 27:14.
„Spreekt de waarheid met elkaar”
11, 12. Wat dienen wij individueel in gedachte te houden als wij ten volle in de zegeningen willen delen die Jehovah zijn volk schenkt?
11 Om ten volle in de van Jehovah afkomstige zegeningen te delen, moeten wij bepaalde dingen in gedachte houden. Zacharia zegt: „’Dit zijn de dingen die gij dient te doen: Spreekt de waarheid met elkaar. Oefent met waarheid en het oordeel van vrede uw rechtspraak uit in uw poorten. En zint niet op rampspoed jegens elkaar in uw hart, en hebt geen enkele valse eed lief; want dit zijn allemaal dingen die ik heb gehaat’, is de uitspraak van Jehovah.” — Zacharia 8:16, 17.
12 Jehovah drukt ons op het hart de waarheid te spreken (Efeziërs 4:15, 25). Hij luistert niet naar de gebeden van hen die schadelijke dingen beramen, de waarheid verbergen met het oog op persoonlijk gewin, of valse eden uiten (Spreuken 28:9). Aangezien hij afvalligheid haat, wil hij dat wij vasthouden aan de bijbelse waarheid (Psalm 25:5; 2 Johannes 9-11). Verder dienen ouderlingen die rechterlijke aangelegenheden behandelen, net als de oudere mannen in de stadspoorten van Israël hun raad en beslissingen op de bijbelse waarheid te baseren, niet op een persoonlijke mening (Johannes 17:17). Jehovah wil dat zij een „oordeel van vrede” zoeken door als christelijke herders te trachten de vrede tussen strijdende partijen te herstellen en berouwvolle zondaars te helpen weer in een vredige verhouding met God te komen (Jakobus 5:14, 15; Judas 23). Terzelfder tijd bewaren zij de vrede van de gemeente door moedig degenen uit te sluiten die deze vrede verstoren doordat zij moedwillig in kwaaddoen volharden. — 1 Korinthiërs 6:9, 10.
’Uitbundige vreugde en verheuging’
13. (a) Welke verandering in verband met vasten voorzei Zacharia? (b) Welk vasten werd in Israël onderhouden?
13 Nu horen wij een achtste plechtige formele uitspraak: „Dit heeft Jehovah der legerscharen gezegd: ’De vasten van de vierde maand, en de vasten van de vijfde maand, en de vasten van de zevende maand, en de vasten van de tiende maand zullen voor het huis van Juda tot uitbundige vreugde en tot verheuging en tot goede feesttijden worden. Hebt daarom waarheid en vrede lief’” (Zacharia 8:19). Onder de Mozaïsche wet vastten de Israëlieten op de Verzoendag om droefheid wegens hun zonden tot uitdrukking te brengen (Leviticus 16:29-31). De vier vasten waarover Zacharia spreekt, werden kennelijk onderhouden om te treuren over gebeurtenissen in verband met de verovering en verwoesting van Jeruzalem (2 Koningen 25:1-4, 8, 9, 22-26). Nu werd de tempel echter herbouwd en werd Jeruzalem weer bevolkt. Het treuren maakte plaats voor verheuging, en de vasten konden tot feesttijden worden.
14, 15. (a) Hoe was de Gedachtenisviering een reden tot grote vreugde, en waaraan dient dit ons te herinneren? (b) Welke landen hadden, zoals het jaarbericht laat zien, een opmerkelijk aantal aanwezigen op de Gedachtenisviering?
14 In deze tijd onderhouden wij niet de door Zacharia genoemde vasten noch het in de Wet voorgeschreven vasten. Aangezien Jezus zijn leven voor onze zonden heeft geofferd, verheugen wij ons in de zegeningen van een grotere Verzoendag. Onze zonden worden bedekt, niet slechts op symbolische wijze, maar volledig (Hebreeën 9:6-14). In gehoorzaamheid aan het gebod van de hemelse Hogepriester, Jezus Christus, onderhouden wij de gedachtenis aan zijn dood als de enige plechtige viering op de christelijke kalender (Lukas 22:19, 20). Ervaren wij niet ’uitbundige vreugde en verheuging’ wanneer wij elk jaar voor die viering bijeenkomen?
15 Vorig jaar kwamen er 13.147.201 personen bijeen om de Gedachtenisviering bij te wonen, 858.284 meer dan in 1994. Wat een menigte! Stelt u zich eens de vreugde in de 78.620 gemeenten van Jehovah’s Getuigen voor daar er voor de viering ongewoon grote aantallen naar hun Koninkrijkszalen stroomden. Alle aanwezigen werden er beslist toe bewogen ’waarheid en vrede lief te hebben’ terwijl zij de dood herdachten van Degene die „de weg en de waarheid en het leven” is en die nu als Jehovah’s grote „Vredevorst” regeert! (Johannes 14:6; Jesaja 9:6) Die viering had speciale betekenis voor degenen die de herdenking in door beroering en oorlog geteisterde landen bijwoonden. Sommigen van onze broeders en zusters waren in 1995 getuige van onbeschrijfelijke gruweldaden. Niettemin ’werden door de vrede van God, die alle gedachte te boven gaat, hun hart en hun geestelijke vermogens behoed door bemiddeling van Christus Jezus’. — Filippenzen 4:7.
’Laten wij het aangezicht van Jehovah vermurwen’
16, 17. Hoe kunnen mensen uit de natiën ’het aangezicht van Jehovah vermurwen’?
16 Waar kwamen al die miljoenen die de Gedachtenisviering bijwoonden, echter vandaan? De negende formele uitspraak van Jehovah legt uit: „Dit heeft Jehovah der legerscharen gezegd: ’Het zal nog geschieden dat de volken en de inwoners van vele steden zullen komen; en de inwoners van de ene stad zullen stellig naar die van een andere gaan en zeggen: „Laten wij in alle ernst gaan om het aangezicht van Jehovah te vermurwen en Jehovah der legerscharen te zoeken. Ikzelf wil ook gaan.” En vele volken en machtige natiën zullen werkelijk komen om Jehovah der legerscharen in Jeruzalem te zoeken en het aangezicht van Jehovah te vermurwen.’” — Zacharia 8:20-22.
17 Mensen die de Gedachtenisviering bijwoonden, wilden ’Jehovah der legerscharen zoeken’. Velen van hen waren zijn opgedragen, gedoopte dienstknechten. Miljoenen andere aanwezigen hadden dat stadium nog niet bereikt. In sommige landen was het aantal aanwezigen op de Gedachtenisviering vier- tot vijfmaal groter dan het aantal Koninkrijksverkondigers. Deze vele geïnteresseerden hebben hulp nodig om vorderingen te blijven maken. Laten wij hun leren zich uitbundig te verheugen in de wetenschap dat Jezus voor onze zonden is gestorven en thans in Gods koninkrijk regeert (1 Korinthiërs 5:7, 8; Openbaring 11:15). En laten wij hen aanmoedigen zich aan Jehovah God op te dragen en zich aan de door hem aangestelde Koning te onderwerpen. Op deze wijze zullen zij ’het aangezicht van Jehovah vermurwen’. — Psalm 116:18, 19; Filippenzen 2:12, 13.
„Tien mannen uit alle talen der natiën”
18, 19. (a) Wie in deze tijd is, in de vervulling van Zacharia 8:23, „een jood”? (b) Wie in deze tijd zijn de „tien mannen” die „de slip vastgrijpen van een man die een jood is”?
18 Voor de laatste keer in het achtste hoofdstuk van Zacharia lezen wij: „Dit heeft Jehovah der legerscharen gezegd.” Hoe luidt Jehovah’s laatste proclamatie? „Het zal zijn in die dagen dat tien mannen uit alle talen der natiën zullen vastgrijpen, ja, zij zullen werkelijk de slip vastgrijpen van een man die een jood is, en zeggen: ’Wij willen met ulieden gaan, want wij hebben gehoord dat God met ulieden is’” (Zacharia 8:23). In Zacharia’s tijd was het natuurlijke Israël Gods uitverkoren natie. Maar in de eerste eeuw verwierp Israël Jehovah’s Messias. Derhalve koos onze God „een jood” — een nieuw Israël — als zijn speciale volk, „het Israël Gods”, bestaande uit geestelijke joden (Galaten 6:16; Johannes 1:11; Romeinen 2:28, 29). Het uiteindelijke aantal van hen zou 144.000 bedragen, gekozen uit het midden van de mensheid om met Jezus in zijn hemelse koninkrijk te regeren. — Openbaring 14:1, 4.
19 De meesten van deze 144.000 zijn reeds in getrouwheid gestorven en hebben hun hemelse beloning ontvangen (1 Korinthiërs 15:51, 52; Openbaring 6:9-11). Enkelen zijn nog op aarde en zij verheugen zich te zien dat de „tien mannen” die de beslissing nemen om met de „jood” mee te gaan, werkelijk „een grote schare . . . uit alle natiën en stammen en volken en talen” vormen. — Openbaring 7:9; Jesaja 2:2, 3; 60:4-10, 22.
20, 21. Hoe kunnen wij, nu het einde van deze wereld naderbij komt, in vrede met Jehovah blijven?
20 Nu het einde van deze wereld onverbiddelijk naderbij komt, is de christenheid als het Jeruzalem in Jeremia’s tijd: „Er werd gehoopt op vrede, maar niets goeds is er gekomen; en op een tijd van genezing, en zie! verschrikking!” (Jeremia 14:19) Die verschrikking zal een climax bereiken wanneer de natiën zich tegen de valse religie keren en haar gewelddadig tot een einde brengen. Kort daarna zullen de natiën zelf vernietigd worden in Gods laatste oorlog, Armageddon (Mattheüs 24:29, 30; Openbaring 16:14, 16; 17:16-18; 19:11-21). Wat een tijd van beroering zal dat zijn!
21 Door dit alles heen zal Jehovah degenen beschermen die waarheid liefhebben en „het zaad van vrede” doen gedijen (Zacharia 8:12; Zefanja 2:3). Laten wij derhalve veilig in het land van zijn volk blijven, terwijl wij hem ijverig in het openbaar loven en zoveel mogelijk mensen helpen „het aangezicht van Jehovah te vermurwen”. Als wij dit doen, zullen wij altijd Jehovah’s vrede genieten. Ja, „Jehovah zelf zal inderdaad sterkte aan zijn volk schenken. Jehovah zelf zal zijn volk zegenen met vrede.” — Psalm 29:11.
Kunt u dit uitleggen?
◻ Hoe liet Gods volk in Zacharia’s tijd ’hun handen sterk maken’? Hoe in deze tijd?
◻ Hoe reageren wij op vervolging, vijandigheid en apathie?
◻ Wat is erbij betrokken dat wij ’de waarheid met elkaar spreken’?
◻ Hoe kan iemand ’het aangezicht van Jehovah vermurwen’?
◻ Welke grote reden tot vreugde zien wij in de vervulling van Zacharia 8:23?
[Illustratie op blz. 18]
Vorig jaar besteedden Jehovah’s Getuigen er 1.150.353.444 uur aan om met mensen over Gods koninkrijk te spreken