-
De gevolgen van het verwerpen van Gods Herder-RegeerderHet herstel van het Paradijs voor de mensheid — door de Theocratie!
-
-
22. Moest Zacharia het weiden kosteloos doen, waarom waren de Israëlieten verplicht zijn herderschap te aanvaarden, en waaruit blijkt of er een contract bij betrokken was?
22 De profeet Zacharia hoefde het weiden niet kosteloos te doen. Hij had recht op loon voor bewezen diensten. Aan het einde van zijn diensten kon hij terecht zijn loon opvragen. Aangezien hij door de Grote Theocraat Jehovah tot herder was aangesteld, was het overblijfsel van Israël verplicht zijn herderschap te aanvaarden en er waardering voor te tonen door de waarde die zij eraan toekenden. Was er een specifiek contract of een specifieke verbintenis met het huis van Israël aangegaan waardoor er voorzieningen voor een dergelijk herderschap waren getroffen? Dat er zo’n contract of verbond bestond, wordt te kennen gegeven door hetgeen Zacharia ons vertelt wanneer hij de reden verklaart waarom hij zijn ontslag neemt: „Ik nam dus mijn stok Aangenaamheid en sneed hem in stukken, ten einde mijn verbond te verbreken dat ik met alle volken had gesloten” (Zach. 11:10). Dat wil zeggen, met „alle volken” van Israël.
23. Wiens contract met Israël was erbij betrokken, en hoe dat zo?
23 Wiens „verbond” of plechtige contract was het dan? Schijnbaar was het Zacharia’s persoonlijke verbond. Maar laten wij bedenken dat het Jehovah was die tot hem zei: „Weid de kudde bestemd ter doding” (Zach. 11:4). Jehovah deed dit omdat de dienstdoende herders de schapen van de kudde die in werkelijkheid aan Jehovah God toebehoorde, ter slachting of ter doding verkochten. Dit betekende dat het in dit geval om Jehovah’s verbond ging; als vervulling van zijn verbond met Israël stelde hij een profeet tot herder van de natie aan. In overeenstemming met dit fundamentele feit staat in de voetnoten van de Biblia Hebraica (Hebreeuwse bijbel), door R. Kittel, Stuttgart, West-Duitsland, dat wij in plaats van ’mijn verbond dat ik had gesloten’, waarschijnlijk dienen te lezen: „het verbond van Jehovah, dat Jehovah had gesloten.” Dit komt doordat de alhier in de Hebreeuwse tekst voorkomende prenominale uitgangen die gewoonlijk met „mijn” en „ik” worden vertaald, in werkelijkheid afkortingen van de goddelijke naam Jehovah zijn. — Zie de voetnoten in de New World Translation of the Holy Scriptures, uitgave van 1971.
-
-
De gevolgen van het verwerpen van Gods Herder-RegeerderHet herstel van het Paradijs voor de mensheid — door de Theocratie!
-
-
25. (a) Wat voor gevoel ontstond er tussen Zacharia en de drie herders, en waarom? (b) Op wiens aandrang werd het „verbond” met de kudde verbroken, en hoe weten wij dit?
25 Zacharia werd niet ongeduldig met de kudde van ellendige schapen. Zijn „ziel”, zijn hele wezen, werd ongeduldig met de drie nalatige herders. Omdat hij getrouw en meedogend was met betrekking tot het weiden van de kudde, walgden deze herders van Zacharia. Hij werkte niet mee met hun snode plannen. Pas nadat Zacharia hen als herders had verdelgd, gaf hij, op Jehovah’s bestemde tijd, zijn werk op. Aldus werd het „verbond” dat „met alle volken” van Israël was „gesloten”, verbroken. Dat dit niet bij Zacharia zelf was opgekomen, maar de leiding en beslissing van de Grote Herder was, wordt door Zacharia te kennen gegeven. Want nadat hij zijn stok genaamd Aangenaamheid in stukken had gesneden als symbolische handeling van het verbreken van het verbond, zei hij vervolgens: „En het werd op die dag verbroken, en de ellendigen van de kudde, die mij gadesloegen, kwamen op deze wijze te weten dat het het woord van Jehovah was.” — Zach. 11:10, 11.
-
-
De gevolgen van het verwerpen van Gods Herder-RegeerderHet herstel van het Paradijs voor de mensheid — door de Theocratie!
-
-
27. Van wiens zijde werd er geen mededogen meer betoond, als gevolg waarvan het verbond werd verbroken, en wat zou het gevolg zijn wanneer het besluit om geen mededogen meer te tonen, van kracht werd?
27 Werd het verbond dus verbroken wegens onbarmhartigheid van Zacharia’s zijde? Neen, maar het werd verbroken omdat Jehovah’s tijd voor het tonen van mededogen ten einde was. Daarom werd er voordien aan Zacharia gezegd: „’Want ik zal geen mededogen meer tonen met de bewoners van het land’, is de uitspraak van Jehovah. ’Dus zie, ik laat de mensen een ieder in de hand van zijn metgezel en in de hand van zijn koning geraken; en zij zullen stellig het land verbrijzelen, en ik zal geen bevrijding uit hun hand bewerkstelligen’” (Zach. 11:6). Wat een anarchie zou het gevolg zijn van het feit dat de volken geen acht hadden geslagen op de door God aangestelde herder, die hij in zijn mededogen tot hen had gezonden! Wat een botsing van eigenbelangen! Wat een onderdrukking! Wat een onzekerheid! Wat een verwoesting voor het samenstel van dingen onder de verbrijzelende activiteiten van de wettelozen en wanordelijken! Wat een verschrikkelijke ervaring wachtte de kudde van degenen die beleden Jehovah’s schapen te zijn toen dit goddelijke besluit van kracht werd!
-