-
De weg van onafhankelijkheid verlatenDe Wachttoren 1973 | 15 januari
-
-
TOT JEHOVAH TERUGKEREN
13. Wat kunnen degenen die zich in de positie van de verloren zoon zien, doen om hun toestand te verbeteren?
13 Degenen die zichzelf in de positie van de verloren zoon zien, behoeven echter niet in deze rampzalige toestand te blijven, maar zij kunnen, evenals de verloren zoon, krachtsinspanningen in het werk stellen om naar het huis van hun Vader en tot zijn dienst terug te keren. Dit sluit in zich dat zij een diepgevoeld berouw moeten hebben, hun onafhankelijke weg moeten verlaten en God om vergeving van hun zonden moeten smeken. Dit komt overeen met de woorden van de profeet Jeremia ten aanzien van degenen die geen vergeving van God maar zijn ongunstige oordeel hadden ervaren omdat zij geen berouw hadden van hun overtredingen: „Laten wij toch onze wegen doorzoeken en doorvorsen, en laten wij toch terugkeren, ja, tot Jehovah. Laten wij ons hart te zamen met onze handpalmen opheffen tot God in de hemel: ’Wijzelf hebben overtredingen begaan en wij hebben ons weerspannig gedragen.’” — Klaagl. 3:40-42.
14. Wat gaat er wellicht in sommigen om als zij eraan denken tot Jehovah terug te keren?
14 Velen die geen aandeel meer hebben aan Jehovah’s dienst lijkt de weg terug misschien heel moeilijk. Beschaamd en bang dat zij niet op een liefdevolle wijze geaccepteerd zullen worden, vrezen zij misschien de gedachte personen onder de ogen te moeten komen die Jehovah getrouw zijn blijven dienen. Mogelijk hebben degenen die zijn afgedwaald in lange tijd niet tot Jehovah gebeden en met het oog op wat zij hebben gedaan, denken zij misschien dat zij niet geschikt zijn om te leven en nooit vergeving van God zouden kunnen krijgen. Is een dergelijke vrees gemotiveerd? Volstrekt niet. Jezus’ illustratie en de vele historische voorbeelden van de overtredingen die Jehovah zijn volk heeft vergeven, bewijzen dat zijn barmhartigheid zich tot alle mensen uitstrekt die met een onverdeeld hart tot hem terugkeren.
15. Hoe illustreert het geval van Manasse dat Jehovah rijkelijk vergeeft?
15 Een goed voorbeeld hiervan is de Judese koning Manasse. Het schriftuurlijke verslag over zijn zonden luidt: „Hij bouwde vervolgens altaren voor heel het heerleger van de hemel in twee voorhoven van het huis van Jehovah. En hij liet zijn eigen zoon door het vuur gaan, en hij beoefende magie en zocht voortekens en stelde geestenmediums en beroepsvoorzeggers van gebeurtenissen aan. Hij deed op grote schaal wat kwaad was in Jehovah’s ogen, om hem te krenken. Ook heeft Manasse zeer veel onschuldig bloed vergoten, totdat hij Jeruzalem ermee gevuld had van het ene einde tot het andere” (2 Kon. 21:5, 6, 16). Toen Manasse zich ten slotte als gevangene in Babylon bevond, had hij berouw en bleef hij tot Jehovah bidden. Ondanks Manasse’s vroegere gedrag ’hoorde Jehovah zijn verzoek om gunst en herstelde hem te Jeruzalem in zijn koningschap’ (2 Kron. 33:11-13). Weinigen hebben zo goddeloos gehandeld als koning Manasse en toch ervoer hij, op grond van zijn berouw, Jehovah’s barmhartigheid.
16. Kan vergeving van God zich uitstrekken tot met de geest gezalfde christenen die in ernstige zonden verwikkeld raken?
16 Eeuwen later beoefende een met de geest gezalfde christen in de gemeente te Korinthe in Griekenland seksuele immoraliteit met de vrouw van zijn vader. De aanwezigheid van deze bloedschender bracht het geestelijke welzijn van de gehele gemeente in gevaar en daarom gebood de apostel Paulus dat hij moest worden uitgesloten (1 Kor. 5:1, 7-13). Deze man werd echter niet voor altijd van de omgang met de gemeente afgesneden. Kennelijk met betrekking tot deze man lezen wij, nadat hij berouw had getoond: „Deze bestraffing, die door de meerderheid is gegeven, is voldoende voor zo iemand, zodat gij hem nu integendeel goedgunstig dient te vergeven en dient te vertroosten, opdat zo iemand niet op de een of andere wijze wordt verzwolgen doordat hij overmatig bedroefd is. Daarom vermaan ik u uw liefde jegens hem te bevestigen” (2 Kor. 2:6-8). Die berouwvolle overtreder bleef een door de geest verwekte christen met de hoop leven in de hemelen te verkrijgen.
17. Waarom zou het onjuist zijn als iemand een zelfde houding aan de dag zou leggen als de oudste zoon in Jezus’ illustratie?
17 Het geval van koning Manasse en dat van de niet genoemde christen in de gemeente Korinthe toont aan dat wangedrag niet automatisch iemands gelegenheid teniet doet om weer in een juiste verhouding tot Jehovah God te komen. Wie zich aan ernstige zonde heeft schuldig gemaakt, kan nog altijd tot God bidden en als hij oprecht berouw heeft, zullen zijn gebeden om vergeving worden verhoord. (Vergelijk Jesaja 1:15-19.) Indien Jehovah zo vergevensgezind kan zijn, zal stellig niemand die beweert zijn dienstknecht te zijn de onbarmhartige houding van de oudste zoon in Jezus’ illustratie willen weerspiegelen.
-
-
De weg van onafhankelijkheid verlatenDe Wachttoren 1973 | 15 januari
-
-
21. Welke zegeningen vallen degenen te beurt die berouwvol tot Jehovah terugkeren?
21 Ondertussen doet Jehovah, door middel van zijn Woord, echter een warm beroep op allen die hem hebben verlaten om tot hem terug te keren als hun God. Wanneer iemand gunstig op die uitnodiging reageert, leidt dit tot eeuwige zegeningen — vrijheid van slavernij aan de wereld en haar God Satan de Duivel, een eind aan een geestelijk verhongerde toestand, tevredenheid, geluk, aangename omgang met loyale dienstknechten van Jehovah en een zinvol leven in de dienst van een liefdevolle en barmhartige hemelse Vader. Op aarde zullen Jehovah’s dienstknechten hun liefde voor een ieder die berouwvol tot hem terugkeert, bevestigen, en in de hemel zullen de engelen zich verheugen. Indien u tot degenen behoort die zijn afgedwaald, aarzel dan niet Jehovah’s uitnodiging te aanvaarden die oorspronkelijk tot de Israëlieten werd gericht: „Keert tot mij terug, en ik zal stellig tot u terugkeren.” — Mal. 3:7.
-