Sta de Duivel geen plaats toe!
„Laat de zon niet ondergaan terwijl gij in een geërgerde stemming verkeert, en staat ook de Duivel geen plaats toe.” — EFEZIËRS 4:26, 27.
1. Hoe beschreef Petrus de Duivel, maar hoe kunnen wij volgens de woorden van de apostel van bescherming verzekerd zijn?
EEN kwaadaardig wild dier is op roof uit. Hij heeft een onverzadelijk verlangen om christenen te verslinden. Petrus waarschuwt: „Houdt uw zinnen bij elkaar, weest waakzaam. Uw tegenstander, de Duivel, gaat rond als een brullende leeuw, op zoek om iemand te verslinden. Maar neemt uw standpunt tegen hem in, vast in het geloof . . . Maar nadat gij een korte tijd hebt geleden, zal de God van alle onverdiende goedheid . . . u standvastig maken, hij zal u sterk maken.” — 1 Petrus 5:8-10.
2. (a) Welke omstandigheden maken ons kwetsbaarder voor aanvallen door Satan? (b) Waarom kan iemand die ten prooi valt aan afval niemand anders dan zichzelf de schuld geven? (c) Welke zwakheid opende voor de Duivel de weg om Judas Iskáriot in het hart te geven Jezus te verraden?
2 Wij kunnen er zeker van zijn dat de Duivel en zijn werktuigen, zowel demonen als mensen, klaar staan om munt te slaan uit elke knagende twijfel, elke ernstige tekortkoming in onze persoonlijkheid en elke nalatigheid van onze zijde om geestelijk sterk in het geloof te blijven. Maar Jehovah’s Woord geeft ons de verzekering dat de Duivel ons niet zal verslinden als wij een krachtig standpunt tegen hem innemen (Jakobus 4:7). Niemand valt bijvoorbeeld ten prooi aan afval omdat dit gewoon niet vermeden kon worden. Niemand is voorbestemd om het geloof prijs te geven. Er zijn beweegredenen van het hart bij betrokken. Johannes heeft inderdaad van sommigen gezegd dat zij „van ons [zijn] uitgegaan, maar zij waren niet van ons slag” (1 Johannes 2:19). Maar dit gebeurde omdat zij hetzij verkozen afvallig te worden of van meet af aan met een verkeerde beweegreden in Jehovah’s organisatie waren gekomen. Judas Iskáriot bezat een goed hart toen hij als een van Jezus’ twaalf apostelen werd geroepen, maar de Duivel appelleerde aan Judas’ zwakheid met betrekking tot hebzucht. Zelfs nog vóór de avond dat Jezus werd verraden, had „de Duivel Judas Iskáriot, de zoon van Simon, reeds in het hart . . . gegeven om hem te verraden”. — Johannes 13:2.
3. Welke factoren kunnen zo’n invloed op iemand uitoefenen dat hij ten prooi valt aan afval?
3 Iemand gaat de verkeerde weg op omdat hij toelaat dat zijn eigen zelfzuchtige redenaties, zijn eigen eerzucht en verlangens en de door hem gekozen metgezellen en omgeving zijn denkwijze vormen en bepalen in welke richting zijn wil zal gaan. Paulus sprak over sommigen die ’eens verlicht waren geweest en de hemelse vrije gave hadden gesmaakt, maar waren afgevallen’ (Hebreeën 6:4-6). Als wij niet voortdurend op onze hoede zijn, kan de Duivel door middel van zijn geslepen propaganda ons hart ontvankelijk maken voor een afvallige denkwijze. Maar hoe maakt de Duivel iemand nu in werkelijkheid tot een vermoedelijk slachtoffer, een prooi van afval?
4. Wat kan er gebeuren wanneer wij ons overgeven aan bitterheid, wrok en gevit?
4 Veel voorkomende houdingen waar Satan op loert zijn bitterheid, wrok en gevit. Zulke gevoelens kunnen zo sterk worden dat er zeer weinig ruimte overblijft voor liefde en waardering. Misschien blijft een of ander onopgelost probleem voortwoekeren, waardoor iemand zich verbolgen voelt en zich gerechtvaardigd acht om van de uiterst belangrijke christelijke vergaderingen weg te blijven. Door gedurende een langere tijdsperiode geërgerd te blijven, ’staat hij de Duivel plaats toe’ (Efeziërs 4:27). De verontruste persoon ziet alleen de menselijke zwakheden van zijn broeder, in plaats dat hij hem „zevenenzeventig maal” vergeeft, terwijl hij verzuimt de beproevingsvolle omstandigheden als gelegenheden te gebruiken om christelijke hoedanigheden te vervolmaken (Matthéüs 18:22). Als de verbitterde christen in deze gemoedstoestand door iemand wordt aangesproken die oppert dat Jehovah’s organisatie onderdrukkend is of beperkingen oplegt of het met betrekking tot bepaalde hoogst belangrijke leerstellingen zelfs bij het verkeerde eind heeft, kan zijn hart ontvankelijk zijn voor zulke ongefundeerde beweringen. Hoe noodzakelijk is het derhalve dat wij het vermijden bitterheid en wrok steeds sterker bij ons te laten post vatten! Laat het niet gebeuren dat de zon ondergaat terwijl u kwaad bent. Laat daarentegen liefde volledig in uw leven tot uitdrukking komen.
5. (a) Hoe kan trots of gebelgdheid over een gegeven correctie een valstrik blijken te zijn? (b) Waarom is nederigheid belangrijk om vast in het geloof te kunnen blijven?
5 Welke andere harte- en geestestoestand ontgaat de Duivel niet? Welnu, bijvoorbeeld trots, een gevoel van eigendunk, en wrok omdat men niet het aanzien krijgt waarop men recht meent te hebben. Dit zijn allemaal valstrikken waarvan de Duivel zich bedient (Romeinen 12:3). Als u raad krijgt of zelfs wordt terechtgewezen in verband met een verkeerde handelwijze of houding, kan ook dit voor de Duivel een ideaal tijdstip blijken te zijn om u ertoe aan te zetten uzelf af te vragen of u zich wel in de juiste organisatie bevindt. Blijf daarom nederig. Wees er tevreden mee u als „een mindere” te gedragen. Laat u nooit door trots of een gevoel van eigendunk aan het wankelen brengen, zodat u niet langer vaststaat in het geloof. — Lukas 9:48; 1 Petrus 5:9.
6, 7. (a) Wat zijn enkele uitingen van ongeduld waar de Duivel snel munt uit zal slaan? (b) Wat dient iemand te doen als hij in wijsheid te kort schiet?
6 Ongeduld is nog iets waar de Duivel op vlast. Wij zijn soms misschien van mening dat er veranderingen moeten worden aangebracht; wij willen snelle actie, directe antwoorden. ’Dit probleem moet nú worden opgelost, anders houd ik ermee op. Ik moet het antwoord op deze vraag op staande voet hebben, anders ga ik niet verder. Armageddon en het nieuwe samenstel zijn nu al jarenlang „vlakbij”. Ik ben het wachten moe.’ Wees ervan verzekerd dat de Duivel klaar staat om zaden van twijfel en opstand op zulke bodems van ongeduld te zaaien. Volharding en geloof zijn noodzakelijk. — Hebreeën 10:36, 39.
7 Jakobus zei: „Laat de volharding haar werk voltooien, opdat gij volkomen en in alle opzichten ongeschonden moogt zijn, in niets te kort schietend. Schiet iemand van u daarom te kort in wijsheid, dan moet hij God blijven vragen, want hij geeft aan allen edelmoedig en zonder verwijt; en ze zal hem gegeven worden. Maar hij moet in geloof blijven vragen, in het geheel niet twijfelend, want wie twijfelt, is gelijk een golf van de zee, die door de wind gedreven en heen en weer geslingerd wordt. Die mens moet feitelijk niet menen dat hij iets van Jehovah zal ontvangen; hij is een besluiteloos man, ongestadig in al zijn wegen” (Jakobus 1:4-8). Laat de Duivel geen aspirant-afvallige van u maken omdat u veeleisend en ongeduldig bent geworden en bent gaan twijfelen aan de beloften van God! Wees geduldig, wees dankbaar. Wacht op Jehovah. — Psalm 42:5.
8. Hoe baant iemands neiging in opstand te komen tegen autoriteit voor de Duivel de weg om hem ertoe te verlokken schriftuurlijke beperkingen van zich af te werpen?
8 Wat gebruikt de Duivel nog meer in zijn pogingen ons van de waarheid af te keren? Heeft hij niet altijd geprobeerd tot opstand aan te zetten en Jehovah’s dienstknechten ertoe te bewegen kritisch te worden ten aanzien van degenen die de leiding nemen? ’De ouderlingen begrijpen het gewoon niet. Zij zijn te kritisch, te veeleisend’, zeggen sommigen misschien. Iemand kan nog verder gaan en beweren dat het Besturende Lichaam van Jehovah’s Getuigen of andere verantwoordelijke broeders zich bemoeien met de vrijheid van het geweten en het „recht” van de afzonderlijke persoon om de Schrift uit te leggen. Denk echter aan Jozefs nederige woorden: „Zijn uitleggingen niet een zaak van God?” (Genesis 40:8) En heeft Jezus niet voorzegd dat in deze laatste dagen aan een organisatie van gezalfden, „de getrouwe en beleidvolle slaaf”, de taak zou worden toevertrouwd geestelijk voedsel te rechter tijd te verschaffen? (Matthéüs 24:45-47) Wees op uw hoede voor degenen die hun eigen andersluidende meningen naar voren brengen. Wees ook op uw hoede voor degenen die zich van alle beperkingen willen ontdoen of die vrijheid beloven en beweren dat Jehovah’s Getuigen slaven zijn! Petrus zei over valse leraren: „Terwijl zij hun vrijheid beloven, zijn zij zelf slaven van het verderf. Want al wie door een ander wordt overwonnen, wordt door hem tot slaaf gemaakt.” — 2 Petrus 2:1, 19.
9. Welke houding leggen personen die kritisch staan tegenover degenen die de leiding nemen vaak aan de dag?
9 Wat is vaak de beweegreden van hen die het Genootschap of degenen die de leiding nemen, bekritiseren? Is het vaak niet zo dat de een of andere toepassing van een schriftgedeelte hen persoonlijk raakt? In plaats van zich naar de gezonde leer en naar gezonde leiding te schikken, willen zij dat de organisatie verandert. Laten wij dit met enkele voorbeelden toelichten:
10. Hoe kan hardnekkig vasthouden aan een extreme stijl in kleding en uiterlijke verzorging tot gevolg hebben dat men ’de Duivel plaats toestaat’?
10 Een broeder is niet van een of andere extreme stijl in kleding of uiterlijke verzorging af te brengen. De ouderlingen zijn van mening dat hij geen goed voorbeeld is en onthouden hem bepaalde voorrechten, zoals vanaf het podium onderwijs geven. Hij raakt gebelgd en beweert dat anderen inbreuk trachten te maken op zijn christelijke vrijheid. Maar wat steekt er achter zo’n redenatie? Is het meestal niet trots, een onafhankelijke houding of een nogal kinderachtig verlangen om te doen waar men zelf zin in heeft? Hoewel dit ogenschijnlijk iets kleins is, zou iemand die zo redeneert ’de Duivel plaats kunnen toestaan’. Maar liefde en nederigheid zullen ons ertoe brengen ervoor te zorgen dat onze kleding en ons uiterlijk bescheiden en aanvaardbaar zijn. Wij dienen alles te willen doen ter bevordering van het goede nieuws en niet onszelf te behagen. — Romeinen 15:1, 2; 1 Korinthiërs 10:23, 24.
11. Wat zou erachter kunnen steken wanneer iemand Jehovah’s gebod om zich van bloed te onthouden in twijfel trekt?
11 Laten wij een ander voorbeeld nemen. Af en toe hoort u misschien dat iemand betwijfelt of het schriftuurlijke verbod inzake het eten van bloed wel echt op transfusies van toepassing is. Maar wat steekt er achter die redenatie? Is het vrees — vrees dat men misschien zijn huidige leven of het leven van een geliefde zal verliezen? Is de hoop op de opstanding aan het tanen? Getrouwe christenen schipperen niet ten aanzien van Gods wet en zoeken ook geen manieren om die af te zwakken. Zich onthouden van bloed als voedingsmiddel voor het lichaam is even noodzakelijk als zich onthouden van hoererij en afgoderij, overtredingen van Gods wet die alle in dezelfde door de geest geleide beslissing van de apostelen en oudere mannen in Jeruzalem worden veroordeeld. — Handelingen 15:19, 20, 28, 29.
12. Waarom dient misplaatste loyaliteit ons er niet toe te brengen onze schouders op te halen voor het schriftuurlijke vereiste om gezellige omgang met uitgeslotenen te vermijden?
12 Sommigen met een kritische houding beweren dat Jehovah’s organisatie te streng is met betrekking tot het verbreken van gezelligheidscontacten met uitgesloten personen (2 Johannes 10, 11). Maar waarom zijn zulke kritische personen deze mening toegedaan? Stellen zij een nauwe familieband of misplaatste loyaliteit jegens een vriend boven loyaliteit aan Jehovah en zijn maatstaven en vereisten? Bedenk ook dat gezellige omgang blijven hebben met een uitgesloten persoon, zelfs iemand die u zo na staat als een bloedverwant, ertoe kan leiden dat de dwalende persoon de conclusie trekt dat zijn handelwijze niet zo erg verkeerd is, hetgeen hem nog verder kan schaden. Wordt deze omgang hem echter onthouden, dan ontstaat er in hem misschien een sterk verlangen naar wat hij heeft verloren en wil hij dat alles herwinnen. Jehovah’s weg is altijd de beste en dient tot bescherming van onszelf. — Spreuken 3:5.
13. Hoe dient onze houding te zijn ten aanzien van de openbare prediking van huis tot huis?
13 Weer iemand anders kan ten onrechte beweren dat de Schrift de openbare prediking van huis tot huis niet ondersteunt. Maar zegt hij dit omdat hij reeds een hekel heeft aan dit belangrijke werk en naar een excuus zoekt om er niet aan te hoeven deelnemen? Liefde voor God en de naaste dient ons te motiveren de dringendheid van dit levenreddende werk in te zien. Ook in dit opzicht is er volharding nodig. De apostel Paulus sprak over de volharding die hijzelf toonde door ’grondig getuigenis af te leggen aan joden en Grieken’ terwijl hij in het openbaar en van huis tot huis onderwijs gaf (Handelingen 20:18-21). Dienen wij, in plaats van te klagen, zijn schitterende voorbeeld niet loyaal te volgen? Kijk eens naar de duizenden die in de ’ene kudde’ zijn bijeengebracht doordat Jehovah’s zegen op het van-huis-tot-huiswerk rust! (Johannes 10:16) En vergeet niet de schitterende voordelen die wij ontvangen op het gebied van opleiding, streng onderricht en het versterken van ons geloof als wij van deur tot deur gaan om mensen met het goede nieuws te bereiken. — Vergelijk Handelingen 5:42; 1 Timótheüs 4:16.
14. Hoe moeten wij volgens u reageren wanneer critici Jehovah’s Getuigen ervan beschuldigen valse profeten te zijn?
14 Als laatste zouden wij kunnen beschouwen wat het Genootschap in het verleden over chronologie heeft gepubliceerd. Sommige tegenstanders beweren dat Jehovah’s Getuigen valse profeten zijn. Deze tegenstanders zeggen dat er datums zijn gesteld maar dat er niets is gebeurd. Opnieuw vragen wij: Wat is de beweegreden van deze critici? Moedigen zij Gods volk tot waakzaamheid aan of proberen zij zich veeleer te rechtvaardigen omdat zij tot slaperige inactiviteit zijn vervallen? (1 Thessalonicenzen 5:4-9) En wat belangrijker is, hoe zult u reageren als u dergelijke kritiek hoort? Als iemand in twijfel trekt of wij in „de laatste dagen” van dit samenstel leven of misschien het idee heeft dat God zo barmhartig is dat hij tijdens de „grote verdrukking” beslist niet de dood van zoveel miljoenen mensen zal veroorzaken, heeft deze persoon zijn hart er reeds op voorbereid het oor te lenen aan zulke kritiek. — 2 Timótheüs 3:1; Matthéüs 24:21.
15. Waardoor wordt bewezen dat Jehovah’s Getuigen, in plaats van valse profeten te zijn, geloof stellen in Gods Woord en de erin opgetekende zekere beloften?
15 Ja, Jehovah’s dienstknechten hebben hun verwachtingen van tijd tot tijd moeten herzien. Wegens ons vurige verlangen hebben wij gehoopt dat het nieuwe samenstel vroeger zou komen dan op grond van Jehovah’s tijdrekening mogelijk was. Maar wij spreiden ons geloof in Gods Woord en de erin vervatte zekere beloften tentoon door de bijbelse boodschap aan anderen bekend te maken. Bovendien maakt de noodzaak om ons inzicht enigszins te herzien, ons niet tot valse profeten en evenmin verandert dit iets aan het feit dat wij inderdaad in „de laatste dagen” leven en binnenkort de „grote verdrukking” zullen meemaken die de weg zal banen voor het aardse Paradijs. Hoe dwaas om het standpunt in te nemen dat aangezien verwachtingen enigszins gewijzigd moesten worden, de hele waarheid in twijfel getrokken moet worden! De feiten tonen duidelijk aan dat Jehovah zijn ene organisatie, waarin „de getrouwe en beleidvolle slaaf” de leiding neemt, heeft gebruikt en blijft gebruiken. Daarom denken wij er net zo over als Petrus, die zei: „Heer, tot wie zullen wij heengaan? Gij hebt woorden van eeuwig leven.” — Johannes 6:68.
16, 17. (a) Hoe helpt de toepassing van Jezus’ woorden in Matthéüs 7:15-20 ons de organisatie die Jehovah’s zegen geniet, te identificeren? (b) Wat zijn enkele van de goede vruchten die in het leven van Jehovah’s ware dienstknechten worden voortgebracht?
16 Alleen in het geestelijke paradijs, onder Jehovah’s Getuigen, kunnen wij de zelfopofferende liefde vinden waaraan volgens Jezus’ zeggen zijn ware discipelen te herkennen zouden zijn (Johannes 13:34, 35). Valse profeten worden door hun slechte vruchten aan de kaak gesteld als wat zij werkelijk zijn. Maar Jezus gaf te kennen dat de goede bomen te herkennen zouden zijn aan hun voortreffelijke vruchten (Matthéüs 7:15-20). En wat een voortreffelijke vruchten zijn er in het geestelijke paradijs! In vrijwel elk land is er een verbazingwekkende toename. Ruim drie miljoen gelukkige onderdanen van Gods koninkrijk over de gehele aardbol vormen het levende bewijs dat Jehovah een volk op aarde heeft.
17 Omdat Jehovah’s Getuigen door God zijn onderwezen, brengen zij werkelijk de vruchten van het christendom in hun leven voort (Jesaja 54:13). Alleen Jehovah’s volk heeft volledig gebroken met Babylonisch bijgeloof. Alleen zij hebben een organisatie die volledig vasthoudt aan wat Gods Woord over seksuele immoraliteit, abortus, dronkenschap, diefstal, afgoderij, raciaal vooroordeel en andere wereldse bezigheden en praktijken te zeggen heeft. En zij zijn de enigen die het gebod om het goede nieuws van Jehovah’s koninkrijk te prediken, gehoorzamen (Matthéüs 24:14). Gods eigen Woord wijst ontegenzeglijk naar Jehovah’s Getuigen als de enige georganiseerde groep die zijn zegen geniet!
18. Welk standpunt dienen Jehovah’s dienstknechten in te nemen wanneer zij met afvallige leringen worden geconfronteerd?
18 Ja, wij zijn ervan overtuigd dat Jehovah’s waarheid voor allen die getrouw en loyaal volharden in de christelijke levenswijze, nog steeds prachtig en voldoeningschenkend is — zelfs nog meer dan toen zij voor het eerst van de waarheid hoorden. Neem u derhalve in uw hart voor dat u het gif waarvan afvalligen u met kleine teugjes willen laten drinken, nooit zelfs maar zult aanraken. Sla acht op de wijze maar krachtige geboden van Jehovah om degenen die u zouden willen bedriegen en misleiden en u de wegen van de dood zouden willen laten bewandelen, volledig te mijden. Als wij Jehovah met geheel ons hart, onze ziel en ons verstand liefhebben en onze naaste liefhebben als onszelf, zullen wij niet toelaten dat een afvallige denkwijze in onze geest post vat (Matthéüs 22:37-39). Wij zullen ’de Duivel geen plaats toestaan’ en zullen niet het verlangen hebben elders te kijken. Wij zullen ’ons denken niet vlug in de war laten brengen’ door de een of andere valse leer. — 2 Thessalonicenzen 2:1, 2.
19. Welke handelwijze zal ons de waarborg geven dat ’niemand ons zal beroven van de prijs’ van eeuwig leven?
19 Laten wij altijd waardering hebben voor het voorrecht dat wij ons in Jehovah’s geestelijke paradijs bevinden, waar wij zoveel rijke zegeningen genieten. Wij weten wie getrouw vasthouden aan de woorden van eeuwig leven. Blijf dus nauw met hen verbonden, wetend dat zij onze ware, loyale broeders en zusters in het geloof zijn. Mogen wij dezelfde vreugde en voldoening behouden die wij hadden toen wij de waarheid voor het eerst vernamen. Dit zal ons de verzekering geven dat de grootse prijs van eeuwig leven in Jehovah’s nieuwe samenstel van dingen ons niet zal ontgaan. Hoe passend is hetgeen Paulus zei: ’Laat niemand u de prijs ontroven’! — Kolossenzen 2:18.
Kunt u dit beantwoorden?
◻ Waarom kunnen wij zeggen dat niemand voorbestemd is om het geloof te verlaten?
◻ Hoe kunnen wrok, trots en ongeduld ertoe leiden dat wij de Duivel plaats toestaan in ons hart?
◻ Wat steekt er gewoonlijk achter kritiek op raad van degenen die de leiding nemen?
◻ Welke vruchten die door Jehovah’s Getuigen worden voortgebracht, tonen aan dat zij de enige organisatie zijn die door God wordt gebruikt?
[Illustratie op blz. 16]
Door raad te verwerpen, kunnen wij ’de Duivel plaats toestaan’
[Illustratie op blz. 17]
Trots kan tot een val leiden waarvan men zich misschien niet kan herstellen
[Illustratie op blz. 19]
IJverige en gelukkige dienstknechten van Jehovah ’staan geen plaats toe aan de Duivel’ of aan afvallige ideeën