Denk aan christelijke beginselen
LEZEN en schrijven behoren tot de eerste vaardigheden die een kind leert wanneer hij naar school gaat. Deze onontbeerlijke vakken bereiden hem voor op moeilijker stof, zoals maatschappijleer, wis- en natuurkunde en talen. Als het kind de kunst van het lezen en schrijven niet goed onder de knie krijgt, heeft dit een nadelige invloed op zijn hele verdere opleiding.
Leren hoe wij God moeten aanbidden, is hier enigszins mee te vergelijken. Wanneer wij de bijbel bestuderen, bemerken wij dat er een groot aantal grondwaarheden of beginselen zijn die wij ons eigen dienen te maken. Wanneer wij díe eenmaal beheersen, kunnen wij ons met de diepere dingen gaan bezighouden. Als wij echter geen goed begrip van deze grondbeginselen hebben en er geen geloof in stellen, zullen er zwakke plekken in onze aanbidding aan het licht treden. Wij zullen niet in staat zijn verstandige beslissingen te nemen en ons geloof zal gemakkelijk aan het wankelen worden gebracht.
De grondbeginselen van de bijbel zijn niet moeilijk te begrijpen. (Zie bijgaand kader.) Het zijn echter niet louter gemeenplaatsen of slechts kwesties die interessant zijn om te weten. Het zijn levende, uiterst belangrijke waarheden, en verstandige christenen leren die beginselen lief te hebben. Jehovah zegt: „Schenk toch aandacht aan mijn woorden. Neig tot mijn gezegden uw oor. Mogen ze niet wijken uit uw ogen. Bewaar ze midden in uw hart. Want ze zijn leven voor wie ze vinden en gezondheid voor heel hun vlees.” — Spreuken 4:20-22; Ezechiël 18:19, 20, 23.
Doch ondanks de belangrijkheid van deze beginselen waarschuwde Jezus dat slechts weinigen ze zouden vatten en ernaar zouden leven. Hij zei: „Nauw is de poort en smal de weg die naar het leven voert, en weinigen zijn er die hem vinden” (Matthéüs 7:14). Dit komt niet doordat de beginselen op de een of andere manier verhuld zijn. Jehovah wil dat mannen en vrouwen ernaar leven en aldus leven beërven (2 Petrus 3:9). Hij heeft in de bijbel, die overal en voor iedereen beschikbaar is, wijsheid, kennis en onderscheidingsvermogen laten optekenen. En zijn Getuigen moedigen hun medemensen aan op zoek te gaan naar deze levengevende inlichtingen. Op deze wijze blijft „de ware wijsheid zelf” letterlijk „op de stráát luidkeels roepen” (Spreuken 1:20; 2:1-9). Maar er zijn ook andere krachten aan het werk.
Satan heeft de ogen van de meerderheid der mensen voor ware beginselen verblind (2 Korinthiërs 4:4). Bovendien maakt ’s mensen geest van onafhankelijkheid dat hij liever zijn eigen weg gaat dan dat hij voor leiding naar een Hogere Macht opziet. In de dagen van de apostel Paulus verloren zelfs sommigen die de grondbeginselen hadden leren kennen, ze uit het oog. Daarom schreef hij: „Gij [hebt] wederom iemand nodig die u van het begin af de elementaire dingen van de heilige uitspraken Gods leert.” — Hebreeën 5:12.
Bovendien waarschuwde Jezus: „Velen zullen op die dag tot mij zeggen: ’Heer, Heer, hebben wij niet in uw naam geprofeteerd, en in uw naam demonen uitgeworpen, en in uw naam vele krachtige werken verricht?’ En toch zal ik hun dan openlijk verklaren: Ik heb u nooit gekend! Gaat weg van mij, gij werkers der wetteloosheid” (Matthéüs 7:22, 23). Waarom worden mensen die denken dat zij Jezus dienen, verworpen? Omdat hun „krachtige werken” niet op bijbelse beginselen gebaseerd zijn. Zij hebben als het ware geprobeerd geschiedenis of natuurkunde te studeren zonder eerst te hebben leren lezen. Hun werken zijn gebrekkig, niet op waarheid gebaseerd. Daarom zijn zij „werkers der wetteloosheid”.
Is uw aanbidding aanvaardbaar?
Kunnen wij er zeker van zijn dat Jezus niet op zekere dag tot ons zal zeggen: ’Gaat weg van mij, gij werker der wetteloosheid’? Ja, dat kunnen wij, mits onze aanbidding grondig gebaseerd is op bijbelse beginselen. Dat is mogelijk als wij de bijbel nauwkeurig onderzoeken, vooral Jezus’ woorden. Jezus wandelde op de nauwe, smalle weg ten leven — in feite was hij „de weg en de waarheid en het leven” (Johannes 14:6). Als wij zijn woorden in praktijk brengen en nauwkeurig in zijn voetstappen treden, zullen wij ons op dezelfde weg bevinden. — Johannes 6:68; 1 Petrus 2:21.
Jezus’ directe volgelingen bewandelden ook die nauwe, smalle weg ten leven. Vandaar dat Jezus, toen hij stierf, aan hen het werk toevertrouwde dat erin bestaat anderen te leren God te aanbidden. Hij waarschuwde ook dat hij zou terugkeren en hun rekenschap zou vragen van de wijze waarop zij zich gedurende zijn afwezigheid hadden gedragen. — Matthéüs 24:46; 25:14-23; 28:19, 20.
Uiteindelijk steeg het aantal van degenen die beweerden volgelingen van Christus te zijn tot in de honderden miljoenen. Maar in de meeste gevallen was de aanbidding die deze reusachtige menigte beoefende, niet op bijbelse beginselen gebaseerd. Wat trof Jezus derhalve aan toen hij in 1914 als hemelse Koning werd geïnstalleerd en vervolgens ’kwam’ om een afrekening te houden met degenen die zijn volgelingen beweerden te zijn? Miljoenen belijdende christenen waren betrokken bij de afschuwelijkste oorlog in de menselijke geschiedenis tot op die tijd.
Ja, de overgrote meerderheid der „christenen” handelde volledig in strijd met de grondbeginselen uit de bijbel. Er was echter een groep ware christenen die hun uiterste best deden zich aan goddelijke beginselen te houden en die onderwijs gaven aan een ieder in de door oorlogshysterie aangegrepen wereld die maar wilde luisteren. Al dezen werden bijeenvergaderd, en mettertijd sloot een grote schare gelijkgezinde personen zich bij hen aan (Matthéüs 24:31; Openbaring 7:4, 9, 10). Nog steeds houden zij zich aan levengevende beginselen, vertellen anderen over Gods grootse voornemens, gaan als één kudde met elkaar om en doen hun best zich naar de „volmaakte wil van God” te schikken. — Romeinen 12:2.
Een uiterst belangrijk schriftuurlijk beginsel
Dit is niet gemakkelijk. Allereerst moeten deze ware christenen tegen hun eigen onvolmaakte, zondige aard strijden. En zij moeten leven in een wereld die volledig gekant is tegen de waarden en beginselen waardoor zij zich laten leiden. De apostel Johannes zei in feite: „De gehele wereld ligt in de macht van de goddeloze” (1 Johannes 5:19). Daarom moeten Gods ware aanbidders in deze tijd zorgvuldig een uiterst belangrijk, door Jezus uiteengezet beginsel in gedachte houden: „Zij [christenen] zijn geen deel van de wereld.” — Johannes 17:16.
Jehovah dwingt niemand om hem te dienen, maar degenen die verkiezen dit te doen, moeten enkele weloverwogen beslissingen nemen. Zij moeten bijvoorbeeld berusten in het feit dat zij in deze wereld nooit populair kunnen zijn (Matthéüs 24:9). De discipel Jakobus waarschuwde: „Al wie . . . een vriend van de wereld wil zijn, maakt zich tot een vijand van God” (Jakobus 4:4). En de apostel Paulus zei: „Wat voor deelgenootschap hebben rechtvaardigheid en wetteloosheid?” en „Welk deel heeft een gelovige met een ongelovige?” Vervolgens haalde hij Jehovah’s eigen woorden aan: „Gaat daarom uit hun midden vandaan en scheidt u af . . . en raakt het onreine niet langer aan.” — 2 Korinthiërs 6:14-17; Efeziërs 5:11.
Hoe kunnen wij ’ons afscheiden’? Natuurlijk niet door letterlijk uit de wereld weg te gaan. Maar wij kunnen het vermijden ’onder een ongelijk juk met ongelovigen te komen’. Wij kunnen de ’slechte omgang, die nuttige gewoonten bederft’, mijden (1 Korinthiërs 15:33). En wij kunnen ons afgescheiden houden van de geest van de wereld, de geest van zelfzucht, oneerlijkheid, materialisme en een verwoed najagen van genoegens (2 Timótheüs 3:1-5). Degenen die zich aldus verre houden van de begeerten van deze wereld, ontvangen de hartverwarmende verzekering: „Wie de wil van God doet, blijft in eeuwigheid.” — 1 Johannes 2:15-17.
Degenen die zich door grondbeginselen laten leiden
Is het in deze tijd mogelijk zich door bijbelse beginselen te laten leiden en de smalle weg die naar het leven voert, te bewandelen? Ja, zelfs kinderen kunnen het. Twee jonge kinderen in Brazilië bijvoorbeeld gedroegen zich op school zo keurig dat hun lerares vroeg of hun moeder langs wilde komen om over de reden hiervan te praten. De moeder legde uit dat dit kwam doordat zij zich hielden aan bijbelse beginselen met betrekking tot gehoorzaamheid aan ouders en anderen die met autoriteit bekleed waren (Efeziërs 6:1-3). Aan het eind van het schooljaar werd hun de gelegenheid gegeven aan de hele klas uit te leggen welke voordelen uit zo’n godvruchtige handelwijze voortvloeien.
Jezus vermeldde het beginsel: „Ook al heeft iemand overvloed, zijn leven spruit niet voort uit de dingen die hij bezit” (Lukas 12:15). Een succesvol arts in Japan leerde dit beginsel kennen en bracht het, tot verbazing van zijn collega’s, in praktijk. Hij gaf zijn lucratieve positie op en verhuisde naar een kleine stad waar hij de mensen in geestelijk opzicht kon helpen. Deze opoffering van materiële voordelen heeft hem niet van zijn geluk beroofd. Integendeel, zowel hij als zijn vrouw scheppen er thans grotere vreugde in het Woord des levens met anderen te delen.
De bijbel zegt: „Een dronkaard en een veelvraat zullen tot armoede vervallen” (Spreuken 23:21). Dit is een duidelijke waarschuwing tegen verslaving. Wij worden ook gewaarschuwd voor drugmisbruik: „De werken van het vlees nu zijn . . . afgoderij, beoefening van spiritisme [far·maʹki·a, „drogerij” of „genees- of tovermiddel” in het oorspronkelijke Grieks]” (Galaten 5:19, 20). Bovendien geeft de apostel Paulus de aansporing: „Laten wij ons reinigen van elke verontreiniging van vlees en geest.” — 2 Korinthiërs 7:1.
Het roken van tabak en het gebruik van andere drugs is duidelijk in strijd met deze bijbelse beginselen en is dus „wetteloosheid” (Matthéüs 7:23). Iedere dienstknecht van God die zichzelf met zulke middelen verontreinigt, zal bemerken dat zijn aanbidding voor God niet aanvaardbaar is. Vandaar dat vele honderdduizenden de stap hebben gedaan om met het gebruik van deze drugs te stoppen, en zij hebben daarvan zowel in geestelijk als in fysiek opzicht voordeel getrokken. Natuurlijk is het niet altijd gemakkelijk met zulke onreine gewoonten te breken.
Een jonge man in Michigan (VS) hoorde over God en zijn beginselen van een paar predikers die bij hem aan de deur kwamen. Wat hij hoorde, beviel hem, maar hij besefte dat het feit dat hij marihuana en tabak rookte, niet strookte met de aanbidding van Jehovah. Hij zegt: „Ik heb er totaal geen moeite mee gehad te stoppen met drugs, waarvan ik genoten had. Maar het heeft minstens een half jaar geduurd voor ik van het roken af was.” Hij werd geholpen door medechristenen en door het gebed. Nu hij een rein leven leidt in overeenstemming met bijbelse beginselen, verheugt hij zich in het bezit van een rein geweten en in een goede verhouding met God en met zijn christelijke broeders en zusters. Ja, hij zegt dat hij nooit heeft geweten wat een vriend was, totdat hij een christen werd.
Zich door rechtvaardige beginselen laten leiden, is werkelijk de weg van wijsheid. En wijsheid is nog kostbaarder dan fijn goud. Volg deze weg, en het zal Jehovah lof brengen en een eeuwige zegen voor u bewerken. — Psalm 19:7, 10; Spreuken 16:16.
[Kader op blz. 27]
Beginselen zijn grondwaarheden of fundamentele wetten waaraan andere waarheden of wetten kunnen worden ontleend. Hier volgen enkele voorbeelden:
◻ „Gij moet Jehovah, uw God, liefhebben met geheel uw hart en met geheel uw ziel en met geheel uw verstand.” — Matthéüs 22:37.
◻ „Alle dingen dan die gij wilt dat de mensen voor u doen, moet ook gij insgelijks voor hen doen.” — Matthéüs 7:12.
◻ „Vriendschap met de wereld [is] vijandschap met God.” — Jakobus 4:4.
◻ „Hetzij gij daarom eet of drinkt of iets anders doet, doet alle dingen tot Gods heerlijkheid.” — 1 Korinthiërs 10:31.
◻ „Wij evenwel die sterk zijn, behoren de zwakheden te dragen van hen die niet sterk zijn en niet onszelf te behagen.” — Romeinen 15:1.
◻ „Laten wij . . . God altijd een slachtoffer van lof brengen, namelijk de vrucht der lippen die zijn naam in het openbaar bekendmaken.” — Hebreeën 13:15.
◻ „Laten wij op elkaar letten ten einde tot liefde en voortreffelijke werken aan te sporen, het onderling vergaderen niet nalatend.” — Hebreeën 10:24, 25.
◻ „De mens moet niet van brood alleen leven, doch van elke uitspraak die uit Jehovah’s mond voortkomt.” — Matthéüs 4:4.