Onderwijst u zoals Jezus onderwees?
„De scharen [stonden] versteld . . . van zijn manier van onderwijzen; want hij onderwees hen als iemand die autoriteit heeft, en niet zoals hun schriftgeleerden.” — MATTHEÜS 7:28, 29.
1. Wie volgden Jezus toen hij in Galilea onderwees, en hoe reageerde Jezus daarop?
OVERAL waar Jezus kwam, stroomden menigten naar hem toe. „Hij [trok] rond door geheel Galilea, terwijl hij in hun synagogen onderwees en het goede nieuws van het koninkrijk predikte en elke soort van kwaal en elk soort van gebrek onder het volk genas.” Toen het bericht over zijn activiteiten zich verbreidde, „volgden grote scharen hem, uit Galilea en de Dekapolis en Jeruzalem en Judea en van de overkant van de Jordaan” (Mattheüs 4:23, 25). Bij het zien van de scharen „had hij medelijden met hen, omdat zij gestroopt en heen en weer gedreven waren als schapen zonder herder”. Terwijl hij onderwijs gaf, konden zij voelen dat hij medelijden met hen had en tedere genegenheid voor hen koesterde; het was als verzachtende balsem op hun wonden, die hen tot hem aantrok. — Mattheüs 9:35, 36.
2. Wat behalve de wonderen van Jezus trok grote scharen aan?
2 Wat een wonderbare fysieke genezingen verrichtte Jezus — hij maakte melaatsen rein, deed de doven horen, de blinden zien, de kreupelen lopen en bracht de doden weer tot leven! Het spreekt vanzelf dat deze spectaculaire demonstraties van Jehovah’s kracht die door bemiddeling van Jezus werkzaam was, drommen mensen aantrok! Maar de wonderen waren niet het enige dat hen aantrok; grote menigten kwamen ook voor de geestelijke gezondmaking die werd verschaft wanneer Jezus onderwees. Merk bijvoorbeeld op hoe zij reageerden nadat zij zijn beroemde Bergrede hadden gehoord: „Toen Jezus . . . deze woorden had geëindigd, was de uitwerking dat de scharen versteld stonden van zijn manier van onderwijzen; want hij onderwees hen als iemand die autoriteit heeft, en niet zoals hun schriftgeleerden” (Mattheüs 7:28, 29). Hun rabbi’s haalden als hun autoriteit de mondelinge overleveringen van rabbi’s uit oude tijden aan. Jezus onderwees hen door zich op Gods autoriteit te beroepen: „De dingen die ik . . . spreek, spreek ik zoals de Vader ze mij heeft gezegd.” — Johannes 12:50.
Zijn onderwijs bereikte het hart
3. Hoe verschilde de manier waarop Jezus zijn boodschap bracht van die van de schriftgeleerden en de Farizeeën?
3 Het verschil tussen het onderwijs van Jezus en dat van de schriftgeleerden en de Farizeeën betrof niet alleen de inhoud — waarheden van God in tegenstelling tot drukkende mondelinge overleveringen van mensen — maar ook de manier waarop het werd gegeven. De schriftgeleerden en de Farizeeën waren arrogant en hardvochtig, eisten hooghartig weidse titels voor zich op en zagen minachtend op de scharen neer als mensen die „vervloekt” waren. Jezus daarentegen was zachtmoedig, zachtaardig, vriendelijk, meelevend en dikwijls toegevend, en hij werd door medelijden met hen bewogen. Jezus onderwees niet alleen met juiste maar ook met innemende woorden, die uit zijn hart kwamen en rechtstreeks het hart van zijn toehoorders bereikten. Zijn vreugdevolle boodschap trok mensen tot hem aan, maakte dat zij al vroeg naar de tempel kwamen om hem te horen, en bracht hen ertoe dicht bij hem te blijven en met genoegen naar hem te luisteren. Drommen mensen kwamen naar hem luisteren, en zij verklaarden: „Nooit heeft iemand anders op deze wijze gesproken.” — Johannes 7:46-49; Markus 12:37; Lukas 4:22; 19:48; 21:38.
4. Waardoor in het bijzonder werden veel mensen tot Jezus’ prediking aangetrokken?
4 Een van de redenen waarom de mensen zich tot zijn onderwijs aangetrokken voelden, was ongetwijfeld zijn gebruik van illustraties. Jezus zag wat anderen zagen, maar hij dacht aan dingen die nooit bij hen opkwamen. Lelies die op het veld groeiden, vogels die hun nest bouwden, mannen die koren zaaiden, herders die verdwaalde lammetjes terugbrachten, vrouwen die lappen op oude kledingstukken naaiden, kinderen die op de marktplaats speelden, vissers die hun netten inhaalden — gewone dingen die iedereen zag — waren in Jezus’ ogen nooit gewoon. Overal waar hij keek, zag hij dingen die hij kon gebruiken om God en Zijn koninkrijk te illustreren of om een punt betreffende de menselijke samenleving rondom hem duidelijk te maken.
5. Waarop baseerde Jezus zijn illustraties, en wat maakte zijn gelijkenissen doeltreffend?
5 Jezus’ illustraties zijn gebaseerd op alledaagse dingen die de mensen vaak hebben gezien, en wanneer waarheden in verband worden gebracht met deze vertrouwde dingen, worden ze snel en diep in de geest van de toehoorders gegrift. Zulke waarheden worden niet alleen gehoord; ze worden met het geestesoog gezien en kunnen later gemakkelijk in de herinnering teruggeroepen worden. Jezus’ gelijkenissen werden gekenmerkt door eenvoud en waren niet vertroebeld door onbelangrijke bijkomstigheden die een belemmering of hinderpaal voor hun begrip van waarheden zouden vormen. Beschouw bijvoorbeeld de gelijkenis van de barmhartige Samaritaan. U ziet levendig voor u wat een goede naaste is (Lukas 10:29-37). Dan waren er de twee zonen — de ene die zei dat hij in de wijngaard zou gaan werken maar het niet deed, en de andere die zei dat hij het niet zou doen, maar het wel deed. U ziet meteen waar het bij echte gehoorzaamheid in wezen om gaat — het doen van het toegewezen werk (Mattheüs 21:28-31). Niemand werd slaperig of liet zijn geest afdwalen als Jezus zo levendig onderwees. Hun geest werd te druk beziggehouden met zowel luisteren als zien.
Jezus was toegevend als liefde daarvoor pleitte
6. Wanneer is redelijk of toegevend zijn in het bijzonder nuttig?
6 Op veel plaatsen waar de bijbel spreekt over redelijk zijn, laat een voetnoot zien dat het betekent toegevend te zijn. De van God afkomstige wijsheid is toegevend als er verzachtende omstandigheden zijn. Wij moeten nu en dan redelijk ofte wel toegevend zijn. Ouderlingen moeten hiertoe bereid zijn wanneer liefde daarvoor pleit en berouw het rechtvaardigt (1 Timotheüs 3:3; Jakobus 3:17). Jezus heeft wat dit betreft schitterende voorbeelden nagelaten door uitzonderingen op algemene regels te maken wanneer barmhartigheid of mededogen daarom vroeg.
7. Wat zijn enkele voorbeelden waaruit blijkt dat Jezus toegevend was?
7 Jezus heeft eens gezegd: „Al wie mij verloochent voor de mensen, die zal ook ik verloochenen voor mijn Vader, die in de hemelen is.” Maar hij verwierp Petrus niet, ook al had Petrus hem driemaal verloochend. Er waren verzachtende omstandigheden, die Jezus kennelijk in aanmerking nam (Mattheüs 10:33; Lukas 22:54-62). Er waren ook verzachtende omstandigheden toen de onreine vrouw die aan een bloedvloeiing leed, de Mozaïsche wet overtrad door zich onder de scharen te begeven. Ook haar veroordeelde Jezus niet. Hij had begrip voor haar wanhoop (Markus 1:40-42; 5:25-34; zie ook Lukas 5:12, 13). Jezus had zijn apostelen gezegd hem niet als de Messias te identificeren, maar hij hield niet star aan die regel vast toen hij zich tegenover een Samaritaanse vrouw bij de bron als zodanig identificeerde (Mattheüs 16:20; Johannes 4:25, 26). In al deze gevallen maakten liefde, barmhartigheid en mededogen dat deze toegevendheid passend was. — Jakobus 2:13.
8. Wanneer plachten de schriftgeleerden en de Farizeeën de hand te lichten met regels, en wanneer niet?
8 Met de ontoegeeflijke schriftgeleerden en Farizeeën was het anders gesteld. Als het om henzelf ging, zagen zij er geen been in hun sabbatsoverleveringen te schenden door hun stier naar water te leiden. Of als hun stier of hun zoon in een put viel, schonden zij de sabbat om hem eruit te halen. Maar ging het om het gewone volk, dan gaven zij geen millimeter toe! Zij wilden de vereisten „met hun vinger niet verroeren” (Mattheüs 23:4; Lukas 14:5). Voor Jezus betekenden mensen meer dan de meeste regels; voor de Farizeeën betekenden regels meer dan mensen.
Hij werd een „zoon van het gebod”
9, 10. Waar vonden Jezus’ ouders hem toen zij naar Jeruzalem waren teruggekeerd, en in welke betekenis stelde Jezus vragen?
9 Sommigen vinden het jammer dat er uit Jezus’ jongensjaren slechts één voorval staat opgetekend. Velen beseffen echter niet van wat voor grote betekenis die gebeurtenis is. In Lukas 2:46, 47 wordt ons verhaald: „Na drie dagen . . . vonden zij hem in de tempel, waar hij te midden van de leraren zat, naar wie hij luisterde en aan wie hij vragen stelde. Maar allen die naar hem luisterden, stonden voortdurend verbaasd over zijn begrip en zijn antwoorden.” Kittels Theological Dictionary of the New Testament introduceert de gedachte dat in dit geval met het Griekse woord voor ’vragen stellen’, niet louter gedoeld werd op de nieuwsgierigheid van een knaap. Het woord zou betrekking kunnen hebben op het stellen van vragen zoals dit gewoonlijk bij een gerechtelijk onderzoek, een verhoor of een kruisverhoor wordt gedaan, ja, zelfs op de „diepgaande en listige vragen van de Farizeeën en de Sadduceeën” waarover in Markus 10:2 en 12:18-23 gesproken wordt.
10 Hetzelfde woordenboek vervolgt: „Gezien dit taalgebruik is de vraag gewettigd of . . . [Lukas] 2:46 misschien niet zozeer duidt op de leergierigheid van de knaap dan wel op Zijn succesvol argumenteren. [Vers] 47 zou heel goed stroken met de laatstgenoemde zienswijze.”a Rotherhams vertaling van vers 47 schildert dit voorval als een dramatische confrontatie: „Allen nu die hem hoorden waren buiten zichzelf, wegens zijn begrip en zijn antwoorden.” Volgens Robertsons Word Pictures in the New Testament heeft het Griekse woord dat is weergegeven met ’voortdurend verbaasd staan’, de betekenis dat zij „buiten zichzelf geraakten alsof hun ogen uitpuilden”.
11. Hoe reageerden Maria en Jozef op wat zij zagen en hoorden, en wat wordt in één theologisch woordenboek geopperd?
11 Toen Jezus’ ouders ten slotte op het toneel verschenen, „stonden zij versteld” (Lukas 2:48). Robertson zegt dat het hier gebruikte Griekse woord de betekenis heeft van „wegslaan uit, met een slag verdrijven”. Hij voegt eraan toe dat Jozef en Maria „uit het veld geslagen waren”, paf stonden, door wat zij zagen en hoorden. In zekere zin was Jezus al een verbazingwekkend onderwijzer. En gezien dit voorval in de tempel wordt in het werk van Kittel de bewering geuit dat „Jezus reeds in Zijn jongensjaren het conflict aangaat waarin Zijn tegenstanders zich uiteindelijk gewonnen zullen moeten geven”.
12. Waardoor werden Jezus’ latere openlijke discussies met religieuze leiders gekenmerkt?
12 En zij hebben zich inderdaad gewonnen gegeven! Jaren later versloeg Jezus door een dergelijke manier van vragen stellen de Farizeeën totdat niemand van hen „hem van die dag af meer iets [durfde] te vragen” (Mattheüs 22:41-46). De Sadduceeën werd eveneens de mond gesnoerd in de kwestie van de opstanding, en „zij hadden . . . niet meer de moed hem ook nog maar één vraag te stellen” (Lukas 20:27-40). De schriftgeleerden verging het niet beter. Nadat een van hen een openlijke discussie met Jezus was aangegaan, „had [niemand] meer de moed hem nog iets te vragen”. — Markus 12:28-34.
13. Wat maakte het voorval in de tempel veelbetekenend in Jezus’ leven, en waar was Jezus zich mogelijk nog meer van bewust?
13 Waarom werd juist dit voorval waarbij Jezus en de leraren in de tempel betrokken waren, als enige uit zijn jongensjaren verhaald? Het was een keerpunt in het leven van Jezus. Toen hij ongeveer twaalf jaar was, werd hij wat de joden een „zoon van het gebod” zouden noemen, die de verantwoordelijkheid op zich nam alle voorschriften van de Wet te onderhouden. Toen Maria tegen Jezus klaagde over de ongerustheid die hij haar en Jozef had bezorgd, bleek uit het antwoord van haar zoon dat hij waarschijnlijk de wonderbaarlijke aard van zijn geboorte en zijn Messiaanse toekomst besefte. Dat kan opgemaakt worden uit zijn opmerking dat God op zeer rechtstreekse wijze zijn Vader was: „Waarom moest gij naar mij gaan zoeken? Wist gij niet dat ik in het huis van mijn Vader moet zijn?” Terloops zij opgemerkt dat dit de eerste woorden van Jezus zijn die in de bijbel staan opgetekend, en er blijkt uit dat hij besefte met welk doel Jehovah hem naar de aarde had gezonden. Deze hele episode is derhalve van grote betekenis. — Lukas 2:48, 49.
Jezus houdt van kinderen en begrijpt hen
14. Welke interessante punten zou het verslag over Jezus als jonge knaap in de tempel jongeren duidelijk kunnen maken?
14 Dit verslag dient vooral voor jongeren opwindend te zijn. Het laat zien hoe ijverig Jezus tijdens zijn groei naar volwassenheid gestudeerd moet hebben. De rabbi’s in de tempel waren met ontzag vervuld over de wijsheid van deze twaalfjarige „zoon van het gebod”. Toch werkte hij nog steeds met Jozef in de timmermanswerkplaats, „bleef” aan hem en Maria „onderworpen” en nam toe „in gunst bij God en de mensen”. — Lukas 2:51, 52.
15. Hoe was Jezus tijdens zijn aardse bediening een steun voor jongeren, en wat betekent dit voor jongeren in deze tijd?
15 Jezus was tijdens zijn aardse bediening een grote steun voor jongeren: „Toen de overpriesters en de schriftgeleerden de wonderbaarlijke dingen zagen die hij deed en de jongens die in de tempel riepen en zeiden: ’Red toch de Zoon van David!’, werden zij verontwaardigd en zeiden tot hem: ’Hoort gij wat die daar zeggen?’ Jezus zei tot hen: ’Ja. Hebt gij het volgende nooit gelezen: „Uit de mond van kleine kinderen en zuigelingen hebt gij u lof bereid”?’” (Mattheüs 21:15, 16; Psalm 8:2) Hij is net zo’n steun voor honderdduizenden jongeren in deze tijd die hun rechtschapenheid bewaren en Jehovah lof bereiden, wat sommigen van hen zelfs ten koste van hun leven hebben gedaan!
16. (a) Welke les leerde Jezus zijn apostelen door een jong kind in hun midden te zetten? (b) Op welk uiterst kritieke tijdstip in Jezus’ leven had hij toch nog tijd voor kinderen?
16 Toen de apostelen erover argumenteerden wie van hen de grootste was, zei Jezus tot de twaalf: „’Als iemand de eerste wil zijn, moet hij de laatste van allen en de dienaar van allen zijn.’ En hij nam een jong kind, zette het in hun midden en sloeg zijn armen eromheen en zei tot hen: ’Al wie een van zulke jonge kinderen ontvangt op basis van mijn naam, ontvangt mij; en al wie mij ontvangt, ontvangt niet alleen mij, maar ook hem die mij heeft uitgezonden’” (Markus 9:35-37). Bovendien nam hij, toen hij voor de laatste maal op weg was naar Jeruzalem, waar hij een afgrijselijke beproeving en de dood onder de ogen moest zien, de tijd voor kinderen: „Laat de jonge kinderen bij mij komen; tracht niet hen tegen te houden, want aan hen die zijn zoals zij, behoort het koninkrijk Gods toe.” Vervolgens „nam [hij] de kinderen in zijn armen en ging hen zegenen, terwijl hij zijn handen op hen legde”. — Markus 10:13-16.
17. Waarom kon Jezus gemakkelijk goed contact krijgen met kinderen, en wat moeten kinderen in verband met hem in gedachte houden?
17 Jezus weet wat het is om kind te zijn in een wereld van volwassenen. Hij woonde bij volwassenen, werkte met hen samen, ondervond wat het zeggen wilde aan hen onderworpen te zijn en kende ook het warme, veilige gevoel door hen bemind te worden. Kinderen, deze zelfde Jezus is jullie vriend; hij is voor jullie gestorven, en jullie zullen eeuwig leven als jullie zijn geboden gehoorzamen. — Johannes 15:13, 14.
18. Welke adembenemende gedachte dienen wij, vooral in tijden van spanning of gevaar, niet te vergeten?
18 Doen wat Jezus gebiedt, is niet zo moeilijk als het misschien lijkt. Jongeren, hij is er zowel voor jullie als voor ieder ander, zoals wij in Mattheüs 11:28-30 lezen: „Komt tot mij, allen die zwoegt en zwaar beladen zijt, en ik zal u verkwikken. Neemt mijn juk op u [of: „Komt met mij onder mijn juk”, NW, Studiebijbel, vtn.] en leert van mij, want ik ben zachtaardig en ootmoedig van hart, en gij zult verkwikking vinden voor uw ziel. Want mijn juk is weldadig en mijn vracht is licht.” Denk je eens in, wanneer je op jouw levensweg Jehovah dient, wandelt Jezus naast je om het juk weldadig en de vracht licht te maken. Dat is een adembenemende gedachte voor ons allemaal!
19. Welke vragen over Jezus’ manier van onderwijzen kunnen wij wellicht van tijd tot tijd herhalen?
19 Komen wij, na een beschouwing van slechts enkele van de manieren waarop Jezus onderwees, tot de conclusie dat wij net zo onderwijzen als hij? Als wij mensen zien die lichamelijk ziek of geestelijk uitgehongerd zijn, worden wij er dan door medelijden toe bewogen te doen wat wij kunnen om hen te helpen? Als wij anderen onderricht geven, onderwijzen wij dan Gods Woord of onderwijzen wij, net als de Farizeeën, onze eigen ideeën? Hebben wij een open oog voor de alledaagse dingen om ons heen die gebruikt kunnen worden om geestelijke waarheden te verduidelijken, aanschouwelijk voor te stellen, te verhelderen en hun betekenis beter te begrijpen? Vermijden wij het star aan bepaalde regels vast te houden wanneer vanwege de omstandigheden liefde en barmhartigheid beter worden gediend door toegevend te zijn met betrekking tot het toepassen van zulke regels? En hoe staat het met kinderen? Betonen wij hun dezelfde tedere zorg en liefderijke goedheid die Jezus hun betoonde? Moedigt u uw kinderen aan te studeren zoals Jezus het als jonge knaap deed? Zult u net als Jezus ferm optreden maar zult u als het erop aankomt berouwvolle personen hartelijk te ontvangen, als een hen zijn die haar kuikens onder haar vleugels vergadert? — Mattheüs 23:37.
20. Welke verrukkelijke gedachte kan ons tot troost zijn bij het dienen van onze God?
20 Indien wij ons uiterste best doen om te onderwijzen zoals Jezus onderwees, zal hij ons beslist ’met hem onder zijn juk’ laten komen. — Mattheüs 11:28-30.
[Voetnoten]
a Natuurlijk hebben wij alle reden om te geloven dat Jezus blijk zou geven van passende eerbied voor personen die ouder waren dan hij, in het bijzonder de grijsaards en de priesters. — Vergelijk Leviticus 19:32; Handelingen 23:2-5.
Kunt u zich dit herinneren?
◻ Waarom stroomden menigten naar Jezus toe?
◻ Waarom was Jezus ten aanzien van sommige regels nu en dan toegevend?
◻ Wat kunnen wij leren uit de manier waarop Jezus de leraren in de tempel vragen stelde?
◻ Welke lessen kunnen wij uit Jezus’ verhouding tot kinderen leren?