Jehovah dienen met een geest van zelfopoffering
„Wil iemand achter mij komen, dan moet hij zichzelf verloochenen en zijn martelpaal opnemen en mij voortdurend volgen.” — MATTHEÜS 16:24.
1. Hoe lichtte Jezus zijn discipelen over zijn naderende dood in?
IN DE schaduw van de met sneeuw bedekte berg Hermon bereikt Jezus Christus een belangrijke mijlpaal in zijn leven. Hij heeft geen jaar meer te leven. Hij weet het; zijn discipelen weten het niet. De tijd is nu gekomen dat zij het moeten weten. Jezus heeft weliswaar al eerder op zijn naderende dood gezinspeeld, maar dit is de eerste keer dat hij er uitdrukkelijk over spreekt (Mattheüs 9:15; 12:40). Het verslag van Mattheüs luidt: „Van die tijd af begon Jezus Christus zijn discipelen duidelijk te maken dat hij naar Jeruzalem moest gaan en veel zou moeten lijden van de zijde van de oudere mannen en overpriesters en schriftgeleerden, en dat hij gedood en op de derde dag opgewekt zou worden.” — Mattheüs 16:21; Markus 8:31, 32.
2. Wat was Petrus’ reactie op Jezus’ woorden over het lijden dat Hem te wachten stond, en hoe luidde Jezus’ antwoord?
2 Jezus’ dagen zijn geteld. Petrus reageert echter verontwaardigd op zo’n schijnbaar sombere gedachte. Hij kan niet aanvaarden dat de Messias werkelijk gedood zal worden. Daarom verstout Petrus zich zijn Meester te bestraffen. Met de beste bedoelingen dringt hij er onbezonnen op aan: „Wees goed voor uzelf, Heer; gij zult deze bestemming geenszins hebben.” Maar Jezus wijst de misplaatste vriendelijkheid van Petrus onmiddellijk af, met dezelfde beslistheid waarmee men de kop van een gifslang zou verbrijzelen. „Ga achter mij, Satan! Gij zijt een struikelblok voor mij, want gij denkt niet Gods gedachten, maar die der mensen.” — Mattheüs 16:22, 23.
3. (a) Hoe maakte Petrus zich onbewust tot een werktuig van Satan? (b) Hoe was Petrus een struikelblok voor een loopbaan van zelfopoffering?
3 Petrus heeft zich onbewust tot een werktuig van Satan gemaakt. Jezus’ antwoord is even afdoend als toen hij Satan in de wildernis van repliek diende. Daar probeerde de Duivel Jezus in verzoeking te brengen door hem een gemakkelijk leven voor te houden, een koningschap zonder lijden (Mattheüs 4:1-10). Nu moedigt Petrus hem aan zichzelf te ontzien. Jezus weet dat dit niet de wil van zijn Vader is. Zijn leven moet een leven van zelfopoffering zijn, niet een leven waarin hij zichzelf behaagt (Mattheüs 20:28). Petrus wordt een struikelblok voor zo’n loopbaan; zijn welgemeende medeleven wordt een valstrik.a Jezus ziet echter duidelijk in dat als hij ook maar de gedachte zou koesteren een leven te leiden waarbij geen zelfopoffering betrokken zou zijn, hij Gods gunst zou verliezen doordat hij gevangen zou raken in de dodelijke greep van een satanische valstrik.
4. Waarom was een leven van genotzuchtig gemak niet voor Jezus en zijn volgelingen weggelegd?
4 Petrus’ denkwijze moest dus gecorrigeerd worden. De woorden die hij tot Jezus richtte, vertegenwoordigden de gedachte van een mens, niet van God. Een leven van genotzuchtig gemak, een aangename manier om lijden uit de weg te gaan, was voor Jezus niet weggelegd; en voor zijn volgelingen evenmin, want, zo zegt Jezus vervolgens tot Petrus en de overige discipelen: „Wil iemand achter mij komen, dan moet hij zichzelf verloochenen en zijn martelpaal opnemen en mij voortdurend volgen.” — Mattheüs 16:24.
5. (a) Wat houdt de uitdaging om als een christen te leven in? (b) Tot welke drie noodzakelijke dingen moet een christen bereid zijn?
5 Telkens opnieuw keert Jezus tot dit hoofdthema terug: de uitdaging om als een christen te leven. Willen christenen Jezus’ volgelingen zijn, dan moeten zij, net als hun Leider, Jehovah met de geest van zelfopoffering dienen (Mattheüs 10:37-39). Daarom somt hij drie noodzakelijke dingen op waartoe een christen bereid moet zijn: (1) zichzelf verloochenen, (2) zijn martelpaal opnemen en (3) Hem voortdurend volgen.
„Wil iemand achter mij komen”
6. (a) Hoe verloochent men zichzelf? (b) Wie moeten wij meer behagen dan onszelf?
6 Wat betekent het zichzelf te verloochenen? Het betekent dat men zichzelf volkomen moet wegcijferen, als het ware dood moet zijn ten aanzien van zijn eigen ik. De grondbetekenis van het Griekse woord dat met „verloochenen” is vertaald, is „nee zeggen”; het betekent „volledig ontkennen”. Als u dus de uitdaging om als een christen te leven aanvaardt, geeft u bereidwillig uw eigen ambities, gemak, verlangens, geluk en genoegens op. In de grond der zaak geeft u uw hele leven en alles wat erbij betrokken is voor altijd aan Jehovah God. Zichzelf verloochenen betekent meer dan zich zo nu en dan bepaalde genoegens ontzeggen. Het betekent veeleer dat men het eigendomsrecht inzake zichzelf aan Jehovah moet afstaan (1 Korinthiërs 6:19, 20). Iemand die zichzelf verloochend heeft, leeft niet om zichzelf te behagen maar om God te behagen (Romeinen 14:8; 15:3). Het betekent dat hij elk ogenblik van zijn leven nee zegt tegen zelfzuchtige verlangens en ja tegen Jehovah.
7. Wat is de martelpaal van een christen, en hoe draagt hij die?
7 Uw martelpaal opnemen, heeft derhalve ernstige implicaties. Een paal dragen, is een last en een symbool van de dood. Een christen is bereid zo nodig te lijden of te schande gemaakt of gemarteld of zelfs ter dood gebracht te worden omdat hij een volgeling van Jezus Christus is. Jezus zei: „Wie zijn martelpaal niet aanvaardt en mij niet navolgt, is mij niet waardig” (Mattheüs 10:38). Niet allen die lijden, dragen de martelpaal. De goddelozen hebben wel vele „smarten”, maar zij hebben geen martelpaal (Psalm 32:10). Het leven van een christen daarentegen is een leven dat wordt gekenmerkt door het dragen van de martelpaal van offerandelijke dienst voor Jehovah.
8. Welk levenspatroon heeft Jezus zijn volgelingen verschaft?
8 De laatste voorwaarde die Jezus noemde, is dat wij hem voortdurend volgen. Jezus verlangt niet alleen dat wij hem aanvaarden en geloven wat hij geleerd heeft, maar ook dat wij ons hele leven voortdurend het patroon volgen dat hij heeft verschaft. En wat zijn enkele van de voornaamste kenmerken die zijn levenspatroon te zien geeft? Toen hij zijn volgelingen hun laatste opdracht gaf, zei hij: „Gaat daarom en maakt discipelen . . ., en leert hun onderhouden alles wat ik u geboden heb” (Mattheüs 28:19, 20). Jezus predikte en onderwees het goede nieuws van het Koninkrijk. Zijn naaste discipelen deden dit eveneens, ja, de hele vroege christelijke gemeente deed dit. Door deze ijverige activiteit, gevoegd bij het feit dat zij geen deel van de wereld waren, haalden zij zich de haat en tegenstand van de wereld op de hals, met het gevolg dat hun martelpaal zelfs nog zwaarder te dragen werd. — Johannes 15:19, 20; Handelingen 8:4.
9. Hoe behandelde Jezus andere mensen?
9 Een ander in het oog springend patroon dat Jezus’ leven te zien geeft, was de manier waarop hij andere mensen behandelde. Hij was vriendelijk en „zachtaardig en ootmoedig van hart”. Zijn toehoorders voelden daardoor hun geestkracht herleven en werden door zijn aanwezigheid aangemoedigd (Mattheüs 11:29). Hij bracht hen er niet door intimidatie toe hem te volgen, noch stelde hij de ene regel na de andere op om te laten zien hoe zij hem moesten volgen; ook werkte hij niet op hun schuldgevoel om hen te dwingen zijn discipelen te zijn. Ondanks hun leven van zelfopoffering straalden zij oprechte vreugde uit. Wat een schrille tegenstelling met degenen die de wereldse genotzuchtige geest hebben die zo kenmerkend is voor „de laatste dagen”! — 2 Timotheüs 3:1-4.
Ontwikkel en bewaar de zelfopofferende geest van Jezus
10. (a) Hoe heeft Christus zich volgens Filippenzen 2:5-8 verloochend? (b) Welke geestesgesteldheid moeten wij aan de dag leggen als wij volgelingen van Christus zijn?
10 Jezus gaf het voorbeeld wat zelfverloochening betreft. Hij nam zijn martelpaal op en droeg die voortdurend door de wil van zijn Vader te doen. Paulus schreef aan de christenen in Filippi: „Bewaart die geestesgesteldheid in u welke ook in Christus Jezus was, die, alhoewel hij in Gods gedaante bestond, geen gewelddadige inbezitneming heeft overwogen, namelijk om aan God gelijk te zijn. Neen, maar hij heeft zichzelf ontledigd en de gedaante van een slaaf aangenomen en is aan de mensen gelijk geworden. Meer nog, toen hij zich in de hoedanigheid van een mens bevond, heeft hij zich vernederd en is gehoorzaam geworden tot de dood, ja, de dood aan een martelpaal” (Filippenzen 2:5-8). Wie zou zichzelf nog vollediger kunnen verloochenen? Als u aan Christus Jezus toebehoort en een volgeling van hem bent, moet u diezelfde geestesgesteldheid bewaren.
11. Als iemand een leven van zelfopoffering wil leiden, voor wiens wil moet hij dan leven?
11 Een andere apostel, Petrus, vertelt ons dat christenen, aangezien Jezus voor ons geleden heeft en voor ons gestorven is, zich als goed voorbereide soldaten met dezelfde geest moeten bewapenen die Christus had. Hij schrijft: „Daar Christus dan in het vlees heeft geleden, zo wapent ook gij u met dezelfde gezindheid; want de persoon die in het vlees heeft geleden, heeft opgehouden te zondigen, om de rest van zijn tijd in het vlees niet meer voor de begeerten van mensen te leven, maar voor Gods wil” (1 Petrus 3:18; 4:1, 2). Jezus’ loopbaan van zelfopoffering toonde duidelijk hoe hij daarover dacht. Hij was onwankelbaar in zijn toewijding en stelde de wil van zijn Vader altijd boven zijn eigen wil, zelfs al betekende dit dat hij een smadelijke dood moest ondergaan. — Mattheüs 6:10; Lukas 22:42.
12. Had Jezus een afkeer van een leven waarbij zelfopoffering betrokken was? Leg dit uit.
12 Hoewel Jezus’ leven van zelfopoffering een zware en allerminst gemakkelijke weg voor hem inhield, had hij er geen afkeer van. Jezus schepte er veeleer behagen in zich aan de goddelijke wil te onderwerpen. Het was voor hem als voedsel het werk van zijn Vader te doen. Hij putte er echte voldoening uit, net zoals iemand van een goede maaltijd geniet (Mattheüs 4:4; Johannes 4:34). Indien u dus werkelijke levensvervulling wilt smaken, kunt u niets beters doen dan het voorbeeld van Jezus volgen door zijn gezindheid aan te kweken.
13. Hoe is liefde de aandrijvende kracht achter de geest van zelfopoffering?
13 Wat is nu werkelijk de aandrijvende kracht achter de geest van zelfopoffering? In één woord: liefde. Jezus zei: „’Gij moet Jehovah, uw God, liefhebben met geheel uw hart en met geheel uw ziel en met geheel uw verstand.’ Dit is het grootste en eerste gebod. Het tweede, hieraan gelijk, is dit: ’Gij moet uw naaste liefhebben als uzelf’” (Mattheüs 22:37-39). Een christen kan niet op eigen voordeel uit zijn en terzelfder tijd die woorden gehoorzamen. Wat bepalend is voor zijn eigen geluk en voor datgene waarnaar zijn belangstelling uitgaat, is in de eerste plaats zijn liefde voor Jehovah en vervolgens zijn liefde voor de naaste. Jezus’ levenswijze getuigde hiervan, en hetzelfde verwacht hij van zijn volgelingen.
14. (a) Welke verantwoordelijkheden worden in Hebreeën 13:15, 16 uiteengezet? (b) Wat spoort ons aan om ijverig het goede nieuws te prediken?
14 De apostel Paulus begreep deze wet der liefde. Hij schreef: „Laten wij door bemiddeling van hem God altijd een slachtoffer van lof brengen, namelijk de vrucht der lippen die zijn naam in het openbaar bekendmaken. Vergeet bovendien niet goed te doen en anderen met u te laten delen, want zulke slachtoffers zijn God welgevallig” (Hebreeën 13:15, 16). Christenen brengen Jehovah geen dierenoffers of iets dergelijks; zij hebben dan ook geen menselijke priesters in een stoffelijke tempel nodig om hen in hun aanbidding voor te gaan. Ons slachtoffer van lof wordt door bemiddeling van Christus Jezus gebracht. En hoofdzakelijk door middel van dat slachtoffer van lof, die openbare bekendmaking van zijn naam, tonen wij onze liefde voor God. In het bijzonder spoort onze onzelfzuchtige, in liefde gewortelde geest ons ertoe aan het goede nieuws ijverig te prediken, ernaar strevend altijd gereed te zijn om God de vrucht van onze lippen aan te bieden. Op deze wijze tonen wij ook naastenliefde.
Zelfopoffering werpt rijke zegeningen af
15. Welke indringende vragen betreffende zelfopoffering kunnen wij onszelf stellen?
15 Sta eens een ogenblik stil bij de volgende vragen: Blijkt uit mijn huidige levenspatroon dat ik een loopbaan van zelfopoffering volg? Zijn mijn doelstellingen op zo’n leven gericht? Trekken mijn gezinsleden geestelijk profijt van mijn voorbeeld? (Vergelijk 1 Timotheüs 5:8.) Hoe staat het met de wezen en weduwen? Strekt mijn geest van zelfopoffering ook hun tot zegen? (Jakobus 1:27) Kan ik meer tijd aan mijn openbare slachtoffer van lof besteden? Kan ik mijn streven richten op het voorrecht van de pioniers-, Bethel- of zendingsdienst, of kan ik verhuizen om te dienen in een gebied waar de behoefte aan Koninkrijksverkondigers groter is?
16. Hoe zou vindingrijkheid ons kunnen helpen een leven van zelfopoffering te leiden?
16 Soms vereist het alleen maar een beetje vindingrijkheid om onze mogelijkheden Jehovah met een geest van zelfopoffering te dienen, ten volle te benutten. Janet bijvoorbeeld, een gewone pionierster in Ecuador, had een wereldse volle-tijdbaan. Het duurde niet lang of haar schema maakte het haar moeilijk om met een opgewekte geest aan het urenvereiste voor gewone pioniers te voldoen. Zij besloot het probleem aan haar werkgever uit te leggen en vroeg of zij minder uren mocht werken. Aangezien hij niet bereid was haar werktijd te verkorten, nam zij vervolgens Maria mee, die part-timewerk zocht om te kunnen pionieren. Zij boden aan ieder een halve dag te werken zodat zij samen een volle dagtaak zouden verrichten. De werkgever stemde met het voorstel in. Nu zijn beide zusters in de gewone pioniersdienst. Toen Kaffa, die haar volle-tijdwerk voor hetzelfde bedrijf eveneens heel afmattend vond en moest worstelen om haar pioniersuren te halen, dit geweldige resultaat zag, nam zij Magali mee en deed hetzelfde aanbod. Ook dat werd geaccepteerd. Zo kunnen nu vier zusters pionieren, in plaats van twee die op het punt stonden de volle-tijddienst op te geven. Vindingrijkheid en initiatief wierpen vruchten af.
17-21. Hoe nam een echtpaar hun doel in het leven opnieuw in ogenschouw, en met welk resultaat?
17 Beschouw ook eens de weg van zelfopoffering die Evonne de afgelopen tien jaar heeft bewandeld. In mei 1991 schreef zij het volgende aan het Wachttorengenootschap:
18 „In oktober 1982 kreeg ons gezin een rondleiding in het Bethelhuis in Brooklyn. Toen ik dat alles zag, kwam de wens in mij op om daar als vrijwilliger te werken. Ik las een aanvraagformulier en daarin stond een treffende vraag: ’Wat is je gemiddelde urenaantal in de velddienst over de afgelopen zes maanden? Als je gemiddelde urenaantal lager ligt dan tien, verklaar dan waarom.’ Ik kon geen geldige reden bedenken en daarom stelde ik mijzelf een doel en haalde dat vijf maanden achter elkaar.
19 Ik kon best een paar verontschuldigingen bedenken om niet te pionieren, maar toen ik het Jaarboek van Jehovah’s Getuigen 1983 las, was ik ervan overtuigd dat anderen grotere hindernissen dan de mijne hadden overwonnen om te pionieren. Dus gaf ik op 1 april 1983 mijn goedbetaalde volle-tijdbaan op en werd hulppionierster, en op 1 september 1983 ging ik in de gewone pioniersdienst.
20 In april 1985 smaakte ik het genoegen met een fijne dienaar in de bediening te trouwen. Drie jaar daarna bewoog een lezing over pionieren op een districtscongres mijn man ertoe in mijn oor te fluisteren: ’Zie jij enige reden waarom ik op 1 september niet met de pioniersdienst zou beginnen?’ De volgende twee jaar vergezelde hij mij in dit werk.
21 Mijn man bood zich ook aan om twee weken als vrijwilliger bouwwerkzaamheden op het Bethelhuis in Brooklyn te verrichten en meldde zich aan voor het internationale bouwprogramma. Zo kwam het dat wij in mei 1989 voor één maand naar Nigeria vertrokken om bij de bouw van het bijkantoor te helpen. Morgen reizen wij naar Duitsland, waar visa in orde gemaakt zullen worden zodat wij naar Polen kunnen. Wij zijn opgetogen dat wij bij zo’n belangrijk en gedenkwaardig historisch bouwproject betrokken zijn en deel kunnen hebben aan deze nieuwe tak van volle-tijddienst.”
22. (a) Hoe zouden wij, net als Petrus, onbewust een struikelblok kunnen worden? (b) Waarvan hangt het dienen van Jehovah met een geest van zelfopoffering niet af?
22 Als u niet in staat bent zelf te pionieren, kunt u dan degenen die in de volle-tijddienst zijn aanmoedigen om vast te houden aan hun voorrecht en hen daar misschien zelfs bij helpen? Of zult u zijn zoals sommige welmenende familieleden of vrienden die wellicht, net als Petrus, tegen een volle-tijddienaar zeggen het er gemakkelijk van te nemen en goed voor zichzelf te zijn, niet beseffend dat dit een struikelblok zou kunnen vormen? Vanzelfsprekend zal een pionier als zijn gezondheid ernstig gevaar loopt of als hij in gebreke blijft aan christelijke verplichtingen te voldoen, misschien enige tijd uit de volle-tijddienst moeten gaan. Jehovah met een geest van zelfopoffering dienen, is niet afhankelijk van een benaming die iemand draagt, zoals pionier, Betheliet of wat dan ook. Het is veeleer afhankelijk van wat wij als persoon zijn — hoe wij denken, wat wij doen, hoe wij anderen behandelen, wat voor leven wij leiden.
23. (a) Hoe kunnen wij de vreugde blijven smaken een medewerker van God te zijn? (b) Welke verzekering vinden wij in Hebreeën 6:10-12?
23 Als wij werkelijk een geest van zelfopoffering hebben, zullen wij de vreugde smaken medewerkers van God te zijn (1 Korinthiërs 3:9). Wij zullen de voldoening hebben te weten dat wij Jehovah’s hart verheugen (Spreuken 27:11). En wij hebben de verzekering dat Jehovah ons nooit zal vergeten of in de steek zal laten zolang wij hem trouw blijven. — Hebreeën 6:10-12.
[Voetnoot]
a In het Grieks was „struikelblok” (σκάνδαλον, skanʹda·lon) oorspronkelijk „de benaming voor het gedeelte van een val waaraan het lokaas wordt bevestigd, en vandaar voor de val of strik zelf”. — Vine’s Expository Dictionary of Old and New Testament Words.
Wat zijn uw gedachten?
◻ Hoe werd Petrus onbewust een struikelblok voor een loopbaan van zelfopoffering?
◻ Wat betekent het zichzelf te verloochenen?
◻ Hoe draagt een christen zijn martelpaal?
◻ Hoe ontwikkelen en behouden wij een geest van zelfopoffering?
◻ Wat is de aandrijvende kracht achter de geest van zelfopoffering?
[Illustratie op blz. 10]
Bent u bereid uzelf te verloochenen, uw martelpaal op te nemen en Jezus voortdurend te volgen?