Heb een zelfopofferende geest!
ROLFa was een gewaardeerde werknemer. Toen hij besloot part-time te gaan werken zodat hij zijn aandeel aan de christelijke bediening kon uitbreiden, kwam zijn werkgever hem zonder aarzeling tegemoet. Jarenlang was Rolf daardoor in staat zich in de pioniersdienst te verheugen. Maar op een dag veranderde de werksituatie. Rolf had bewezen zo bekwaam in zijn werk te zijn dat hem de positie van marketing manager van het bedrijf werd aangeboden. Bij de baan hoorden een aanlokkelijk salaris en goede vooruitzichten voor verdere promotie. Maar part-timewerk zou niet langer mogelijk zijn.
Rolf moest zijn vrouw en twee kinderen onderhouden en het extra geld zou hij goed kunnen gebruiken. Toch sloeg hij het aanbod af en solliciteerde naar een andere baan, een baan waardoor hij zowel aan zijn geestelijke als aan zijn financiële verplichtingen kon voldoen. Rolfs werkgever stond versteld van deze beslissing. In het besef dat zelfs een aanbod van een hoger salaris tevergeefs zou zijn, concludeerde zijn baas: „Ik zie dat ik niet met je overtuiging kan concurreren.”
Ja, Rolf had een overtuiging. Maar hij bezat nog een eigenschap — de geest van zelfopoffering. Zo’n geest is zeldzaam in onze genotzuchtige wereld. Maar hij kan leiden tot een levenswijze die heilzaam en bevredigend is. Wat is de geest van zelfopoffering? Wat is erbij betrokken? En wat moeten wij doen om zo’n geest te behouden?
Een bijbels vereiste
Opofferen betekent iets waardevols opgeven of er afstand van doen. Het brengen van offers is al sinds de eerste getrouwe getuige, Abel, „enkele eerstelingen van zijn kleinvee” als slachtoffer aan God bracht, een onderdeel van de zuivere aanbidding (Genesis 4:4). Mannen des geloofs, zoals Noach en Jakob, volgden dit voorbeeld (Genesis 8:20; 31:54). Dierlijke offers waren ook een belangrijk kenmerk van de Mozaïsche wet (Leviticus 1:2-4). Onder die Wet werden aanbidders echter aangemoedigd het beste wat zij hadden te offeren. Zij mochten geen gebrekkig dier ten slachtoffer brengen (Leviticus 22:19, 20; Deuteronomium 15:21). Toen afvallige Israëlieten deze wet overtraden, wees God hen terecht met de woorden: „Wanneer gij een kreupel . . . dier [als slachtoffer] aanbiedt [zegt gij]: ’Het is niets kwaads.’ Breng het alstublieft eens naar uw stadhouder toe. Zal hij een welgevallen in u hebben, of zal hij u vriendelijk ontvangen? . . . Kan ik dat met welgevallen uit uw hand aannemen?” — Maleachi 1:8, 13.
Het beginsel van offeren werd in de christelijke aanbidding overgenomen. Maar aangezien Christus de volledige losprijs heeft betaald, zijn dierlijke slachtoffers niet langer aanvaardbaar voor God. Wat kunnen christenen dan op een aanvaardbare wijze offeren? Paulus schrijft in Romeinen 12:1: „Dientengevolge verzoek ik u dringend, broeders, op grond van Gods mededogen, uw lichaam aan te bieden als een slachtoffer dat levend, heilig en God welgevallig is, een heilige dienst met uw denkvermogen.” Wat een verbazingwekkende verandering! In plaats van dode lichamen te offeren, moesten christenen een levend slachtoffer brengen, namelijk zichzelf — hun energie, hun kwaliteiten en hun bekwaamheden. En net als in Israël zal Jehovah geen ’kreupele’ of niet van ganser harte geschonken offers aanvaarden. Hij verlangt dat zijn aanbidders hem het beste geven wat zij hebben, dat zij hem dienen met heel hun hart, ziel, verstand en kracht. — Markus 12:30.
Een zelfopofferende geest aan de dag leggen, houdt dus veel meer in dan zich eenvoudig houden aan een schema van vergaderingen en activiteit in de christelijke bediening. Het betekent een vastberadenheid om Gods wil te doen, wat ook de kosten mogen zijn. Het betekent bereid te zijn ontberingen en ongemakken te verduren. „Wil iemand achter mij komen,” zei Jezus, „dan moet hij zichzelf verloochenen en zijn martelpaal opnemen en mij voortdurend volgen” (Mattheüs 16:24). Een christen maakt persoonlijke ambitie of materialistische doeleinden niet tot zijn belangrijkste zorg. Zijn leven is er voornamelijk op gericht eerst Gods koninkrijk en Zijn rechtvaardigheid te zoeken (Mattheüs 6:33). Indien nodig is hij bereid ’zijn martelpaal op te nemen’ en vervolging, schande of zelfs de dood te verduren!
De zegeningen die uit zelfopoffering voortspruiten
Als iemand met zulke ernstig stemmende mogelijkheden geconfronteerd wordt, kan hij zich natuurlijk afvragen of zelfopoffering de moeite waard is. Voor hen die Jehovah God liefhebben en zijn naam geheiligd willen zien, is dat zeker zo (Mattheüs 22:37). Denk eens na over het volmaakte voorbeeld dat Jezus Christus heeft gesteld. Voordat hij naar de aarde kwam, genoot hij als een geestelijk schepsel in de hemel een verheven positie. Maar, zoals hij zijn discipelen vertelde, hij zocht ’niet zijn eigen wil, maar de wil van God, die hem had gezonden’ (Johannes 5:30). Hij heeft zichzelf dus bereidwillig „ontledigd en de gedaante van een slaaf aangenomen en is aan de mensen gelijk geworden. Meer nog, toen hij zich in de hoedanigheid van een mens bevond, heeft hij zich vernederd en is gehoorzaam geworden tot de dood, ja, de dood aan een martelpaal.” — Filippenzen 2:7, 8.
Die offers bleken niet nutteloos te zijn. Omdat Jezus bereid was ’afstand te doen van zijn ziel ten behoeve van zijn vrienden’, kon hij de losprijs betalen, waardoor onvolmaakte mensen hetzij onsterfelijkheid in de hemel of eeuwig leven op aarde kunnen verkrijgen (Johannes 3:16; 15:13; 1 Johannes 2:2). Door zijn rechtschapenheid volmaakt te bewaren, zorgde hij ervoor dat Jehovah’s naam op grootse wijze geprezen werd (Spreuken 27:11). Geen wonder dat Jehovah hem zegende voor zijn zelfopofferende handelwijze! „God [heeft] hem . . . tot een superieure positie verhoogd en hem goedgunstig de naam gegeven die boven elke andere naam is.” — Filippenzen 2:9.
Uiteraard was Jezus Gods eniggeboren Zoon. Beloont God ook anderen die offers voor hem brengen? Ja, en dit blijkt uit vele voorbeelden uit de oudheid en in deze tijd. Beschouw eens het bijbelse verslag over Ruth, de Moabitische. Zij heeft Jehovah blijkbaar via haar Israëlitische echtgenoot leren kennen. Nadat hij gestorven was, moest zij een beslissing nemen. Zou zij in haar heidense geboorteland blijven, of zou zij met haar bejaarde schoonmoeder Naomi naar het Beloofde Land reizen? Ruth koos het laatste, hoewel dat betekende dat zij de omgang met haar ouders en misschien zelfs het vooruitzicht om te hertrouwen, opofferde. Niettemin had Ruth Jehovah leren kennen, en het verlangen hem onder zijn uitverkoren volk te aanbidden, bewoog haar ertoe bij Naomi te blijven.
Werd Ruth voor haar zelfopoffering beloond? Dat werd zij inderdaad! Na verloop van tijd nam een landeigenaar, Boaz, haar tot vrouw, en Ruth werd de moeder van een zoon, Obed genaamd, waardoor zij een voorouder van Jezus Christus werd. — Mattheüs 1:5, 16.
Evenzo hebben zelfopofferende dienstknechten van God in deze tijd zich in zegeningen verheugd. In 1923 bijvoorbeeld verliet William R. Brown, beter bekend als „Bijbel”-Brown, zijn huis in West-Indië om een begin te maken met het predikingswerk in West-Afrika. Zijn vrouw en dochter vergezelden hem. Uiteindelijk verhuisde hij naar Nigeria, waar het predikingswerk net vruchten begon op te leveren. Samen met een zwarte Amerikaan, Vincent Samuels genaamd, en een andere Getuige uit West-Indië, Claude Brown, speelde „Bijbel”-Brown een belangrijke rol in de vroege fases van het werk in West-Afrika.
Nu dienen er meer dan 187.000 verkondigers in Sierra Leone, Liberia, Ghana en Nigeria, gebieden die door „Bijbel”-Brown en zijn partners geopend zijn. Voor zijn dood in 1967 zei „Bijbel”-Brown: „Wat een vreugde is het om mannen en vrouwen gehoorzaam te zien worden aan het goede nieuws van Gods koninkrijk!” Ja, hij werd rijk gezegend voor zijn zelfopofferende handelwijze.
Manieren om zelfopofferend te zijn
Wat zijn enkele manieren waarop wij in deze tijd dezelfde geest kunnen tonen? Eén manier is door een geregeld, wekelijks aandeel aan de van-huis-tot-huisbediening te hebben (Handelingen 20:20). Dat is misschien, vooral na een vermoeiende week van werelds werk, niet gemakkelijk. Het vereist wellicht discipline en een goed schema. Maar de vreugden wegen ruimschoots op tegen de ongemakken. Ja, u zou het voorrecht kunnen krijgen iemand te helpen „een brief van Christus” te worden, „niet met inkt geschreven, maar met geest van een levende God, niet op stenen tafelen, maar op vleselijke tafelen, op harten”. — 2 Korinthiërs 3:3.
Door zorgvuldig ’de gelegen tijd uit te kopen’, misschien van werelds werk of ontspanning, hebben sommigen hun aandeel aan het predikingswerk vergroot (Efeziërs 5:16). Velen ruimen er op hun schema tijd voor in om zich ten minste eenmaal per jaar in de hulppioniersdienst te kunnen verheugen. Anderen zijn in staat voortdurend als hulppionier of als gewone pionier te dienen. Een ander offer dat overwogen kan worden, is verhuizen naar een gebied waar meer Koninkrijkspredikers nodig zijn. Dit brengt vaak drastische veranderingen in levensstijl met zich mee, en ook krijgt men met ongemakken te maken en moet men zich aanpassen aan een nieuwe cultuur en nieuwe gewoonten. Maar de zegeningen van een vollediger aandeel aan het helpen van anderen om eeuwig leven te verkrijgen, maken zulke opofferingen de moeite waard.
De in Canada geboren John Cutforth heeft dit persoonlijk ondervonden. Na zijn graduatie van de Wachttoren-Bijbelschool Gilead werd hij als zendeling aan Australië toegewezen. „Wat was dat een enorm eind van huis!”, herinnert broeder Cutforth zich. „Zou ik ooit in Canada terugkomen om vóór Armageddon mijn ouders en vrienden weer te zien? De enige manier om dit te weten te komen, was te gaan.” Broeder Cutforth ging, en hij heeft geen spijt gehad van de offers die hij bracht. Later maakte hij een begin met het getuigeniswerk in Papua New Guinea, waar hij nog steeds ijverig dient, terwijl hij al vijftig jaar in de volle-tijddienst is. Hij zei eens: „Wanneer je altijd Jehovah’s leiding tracht te volgen en elke toewijzing aanvaardt die hij geschikt acht, brengt dit je vreugde, geluk, tevredenheid en talloze vrienden.”
Natuurlijk kunnen omstandigheden zoals gezondheid, financiën en gezinsverplichtingen uw mogelijkheden beperken; niet iedereen kan als pionier of zendeling dienen. Wees niettemin vastbesloten een zo volledig mogelijk aandeel aan vergaderingen en de velddienst te hebben, en niet toe te laten dat kleine ongemakken, zoals guur weer, u ervan afbrengen (Hebreeën 10:24, 25). U bent misschien ook in staat meer tijd op te offeren voor persoonlijke studie van Gods Woord. Sommige gezinnen doen dit door de tijd die zij aan het kijken naar tv-programma’s besteden, te beperken, misschien zelfs door elke week een „tv-loze” avond te hebben of door helemaal geen tv te hebben. Door tijd te maken voor persoonlijke studie zal het „slachtoffer van lof” waarmee u op vergaderingen en in de velddienst ’zijn naam in het openbaar bekendmaakt’ eerder een offer van hoge kwaliteit zijn. — Hebreeën 13:15.
Bedenk dat het predikingswerk zich nu in de laatste fases bevindt. Spoedig zal God zijn oordeel voltrekken aan deze hebzuchtige en genotzuchtige wereld (Zefanja 2:3). Als wij Gods gunst willen behouden, kunnen wij niet toegevend tegenover onszelf zijn. Wij moeten ’ons lichaam aanbieden als een slachtoffer dat levend, heilig en God welgevallig is’ (Romeinen 12:1). Het aan de dag leggen van zo’n geest zal groot geluk en tevredenheid brengen. Het zal ons helpen grotere vreugde in onze bediening te verkrijgen. En het zal het hart van Jehovah God verheugen! — Spreuken 27:11.
Behoud dus een zelfopofferende geest! Aarzel niet u in te spannen voor anderen en voor de ondersteuning van de Koninkrijksbelangen. Paulus geeft de aansporing: „Vergeet . . . niet goed te doen en anderen met u te laten delen, want zulke slachtoffers zijn God welgevallig.” — Hebreeën 13:16.
[Voetnoot]
a Naam is veranderd.
[Illustratie op blz. 26]
Tijd maken voor persoonlijke studie en velddienst kan offers met zich meebrengen, maar het is lonend
[Illustratie op blz. 28]
W. R. Brown en John Cutforth werden rijk gezegend wegens hun zelfopofferende handelwijze