Jezus’ leven en bediening
Jezus onderwijst in Jericho
AL GAUW bereiken Jezus en de grote menigte die met hem meereist Jericho, een stad die op ongeveer een dagreis van Jeruzalem ligt. Jericho is blijkbaar een dubbele stad, bestaande uit de oude joodse stad en de nieuwere Romeinse stad, die ongeveer anderhalve kilometer uit elkaar liggen. Als de menigte de oude stad verlaat en de nieuwe nadert, horen twee blinde bedelaars het rumoer. Een van hen heet Bartiméüs.
Zodra Bartiméüs verneemt dat Jezus voorbijkomt, beginnen hij en zijn metgezel te roepen: „Heer, wees ons barmhartig, Zoon van David!” Als de schare hun bars het zwijgen oplegt, roepen zij des te meer en nog harder: „Heer, wees ons barmhartig, Zoon van David!”
Jezus stopt als hij het tumult hoort. Hij vraagt de mensen die hem omringen om degenen die zo roepen, bij hem te brengen. Zij gaan naar de blinde bedelaars toe en zeggen tot een van hen: „Schep moed, sta op, hij roept u.” Opgewonden van blijdschap werpt de blinde zijn bovenkleed af, springt overeind en gaat naar Jezus toe.
„Wat wilt gij dat ik voor u doe?”, vraagt Jezus aan de twee mannen.
„Heer, laat onze ogen geopend worden”, smeken zij.
Door medelijden bewogen, raakt Jezus hun ogen aan. Volgens Markus’ verslag, zegt Jezus tot een van hen: „Ga, uw geloof heeft u beter gemaakt.” Onmiddellijk ontvangen de blinde bedelaars het gezichtsvermogen, en ongetwijfeld gaan zij beiden God verheerlijken. Wanneer alle mensen zien wat er is gebeurd, brengen ook zij God lof. Onverwijld gaan Bartiméüs en zijn metgezel Jezus volgen.
Als Jezus door Jericho trekt, wordt hij door een enorme mensenmenigte gevolgd. Iedereen wil degene die de blinde mannen heeft genezen zien. De mensen verdringen zich aan alle kanten om Jezus heen, zodat sommige nog geen glimp van hem kunnen opvangen. Zachéüs, het hoofd van de belastinginners in en rondom Jericho, behoort ook tot hen. Hij is te klein om te zien wat er gebeurt.
Daarom rent Zachéüs vooruit en klimt in een moerbeivijgeboom langs de route die door Jezus wordt gevolgd. Vanuit dit geschikte uitkijkpunt kan hij alles goed zien. Als de menigte nadert, kijkt Jezus omhoog en zegt: „Zachéüs, kom vlug naar beneden, want vandaag moet ik in uw huis verblijven.”
Zachéüs klimt verheugd naar beneden en haast zich naar huis om alles voor zijn voorname bezoeker in orde te brengen. Maar als de mensen zien wat er gebeurt, beginnen zij allen te mopperen. Zij vinden het niet juist dat Jezus bij zo’n man te gast is. Zachéüs is namelijk rijk geworden door de mensen bij het innen van de belastingen geld af te persen.
Veel mensen gaan hem achterna, en als Jezus Zachéüs’ huis binnengaat, klagen zij: „Hij is bij een man die een zondaar is, zijn intrek gaan nemen.” Jezus ziet echter dat Zachéüs iemand is die tot berouw zou kunnen komen. En Jezus wordt niet teleurgesteld, want Zachéüs staat op en verklaart: „Zie! De helft van mijn bezittingen, Heer, geef ik aan de armen, en wat ik iemand ook door valse beschuldiging heb afgeperst, vergoed ik viervoudig.”
Zachéüs geeft er blijk van dat zijn berouw oprecht is door de helft van zijn bezittingen aan de armen te geven en de andere helft te gebruiken om datgene wat hij zich door oplichting heeft toegeëigend, te vergoeden. Blijkbaar kan hij aan de hand van zijn belastingadministratie nagaan hoeveel hij de benadeelde personen verschuldigd is. Daarom belooft hij plechtig een viervoudige vergoeding te geven, in overeenstemming met Gods wet waarin staat: ’Ingeval een man een schaap steelt, dient hij vier stuks kleinvee te vergoeden voor het schaap.’
Jezus is ingenomen met de manier waarop Zachéüs belooft zijn bezittingen te verdelen, want hij zegt: „Vandaag is aan dit huis redding ten deel gevallen, want ook hij is een zoon van Abraham. De Zoon des mensen is immers gekomen om te zoeken en te redden wat verloren was.”
Nog niet zo lang geleden had Jezus de situatie van ’de verlorenen’ geïllustreerd door het verhaal over de verloren zoon te vertellen. Nu hebben wij een echt voorbeeld van iemand die verloren was en gevonden is. Al morren en klagen de religieuze leiders en degenen die hen volgen over Jezus’ aandacht voor personen als Zachéüs, toch blijft Jezus deze verloren zonen van Abraham zoeken en herstellen. Matthéüs 20:29-34; Markus 10:46-52; Lukas 18:35–19:10; Exodus 22:1.
◆ Waar komt Jezus de blinde bedelaars blijkbaar tegen, en wat doet hij voor hen?
◆ Wie is Zachéüs, en waarom klimt hij in een boom?
◆ Hoe geeft Zachéüs blijk van zijn berouw?
◆ Welke les kunnen wij leren uit de manier waarop Jezus Zachéüs behandelt?