Bijbelboek nummer 40 — Mattheüs
Schrijver: Mattheüs
Waar geschreven: Palestina
Geschrift voltooid: ca. 41 G.T.
Beschreven periode: 2 v.G.T.–33 G.T.
1. (a) Welke belofte heeft Jehovah de mensheid sinds de opstand in Eden voor ogen gehouden? (b) Hoe was er onder de joden een krachtig fundament gelegd voor de hoop op de Messias?
SINDS de opstand in Eden heeft Jehovah de mensheid de vertroostende belofte voor ogen gehouden dat hij voor allen die rechtvaardigheid liefhebben, door bemiddeling van het Zaad van zijn „vrouw” in bevrijding zal voorzien. Het was zijn voornemen dit Zaad, of de Messias, uit de natie Israël voort te brengen. Met het verstrijken der eeuwen liet hij door bemiddeling van de geïnspireerde Hebreeuwse schrijvers tientallen profetieën optekenen waarin werd getoond dat het Zaad Heerser in het koninkrijk Gods zou zijn en dat hij handelend zou optreden ten behoeve van de heiliging van Jehovah’s naam door deze voor altijd te zuiveren van de smaad die erop is geworpen. Via deze profeten werden er veel bijzonderheden verschaft omtrent deze persoon die Jehovah’s rechtvaardiger zou zijn en die bevrijding van vrees, onderdrukking, zonde en dood teweeg zou brengen. Met de voltooiing van de Hebreeuwse Geschriften was er onder de joden een krachtig fundament gelegd voor de hoop op de Messias.
2. Waarom waren de omstandigheden bij de verschijning van de Messias ideaal voor de verbreiding van het goede nieuws?
2 Intussen was het wereldtoneel veranderd. God had de natiën zodanig gemanoeuvreerd dat het toneel gereed was voor de verschijning van de Messias, en de omstandigheden waren ideaal om het nieuws over die gebeurtenis wijd en zijd te verbreiden. De vijfde wereldmacht, Griekenland, had voorzien in een gemeenschappelijke taal, een universeel communicatiemiddel onder de natiën. Rome, de zesde wereldmacht, had de aan haar onderworpen natiën tot één wereldrijk aaneengesmeed en had wegen aangelegd om alle delen van het rijk toegankelijk te maken. Veel joden waren over heel dit rijk verstrooid, zodat ook anderen op de hoogte waren geraakt van de joodse verwachting omtrent een komende Messias. En nu, ruim 4000 jaar na de Edense belofte, was de Messias verschenen! Het langverwachte beloofde Zaad was gekomen! De tot dusver belangrijkste gebeurtenissen in de geschiedenis van de mensheid ontvouwden zich terwijl de Messias hier op aarde getrouw de wil van zijn Vader volbracht.
3. (a) Welke voorziening trof Jehovah voor het optekenen van de bijzonderheden van Jezus’ leven? (b) Wat is kenmerkend voor elk van de evangeliën, en waarom zijn ze alle vier noodzakelijk?
3 De tijd was weer gekomen dat er geïnspireerde geschriften vervaardigd moesten worden om deze gewichtige gebeurtenissen vast te leggen. De geest van Jehovah inspireerde vier getrouwe mannen ertoe onderling onafhankelijke verslagen op te tekenen en zo een viervoudig getuigenis te verschaffen dat Jezus de Messias, het beloofde Zaad en de beloofde Koning, was, alsook de bijzonderheden van zijn leven, zijn bediening, zijn dood en zijn opstanding te vermelden. Deze verslagen worden evangeliën genoemd; het woord „evangelie” betekent „goed nieuws”. Hoewel de vier evangeliën parallel lopen en vaak dezelfde gebeurtenissen beschrijven, zijn ze beslist niet louter kopieën van elkaar. De eerste drie evangeliën worden vaak synoptisch genoemd, wat „gelijk gezichtspunt” betekent, aangezien de geschiedenis van Jezus’ leven op aarde daarin op overeenkomstige wijze wordt benaderd. Elk van de vier schrijvers — Mattheüs, Markus, Lukas en Johannes — geeft echter zijn eigen verslag over de Christus. Elk heeft zijn eigen specifieke thema en doel, weerspiegelt zijn eigen persoonlijkheid en houdt zijn onmiddellijke lezers in gedachte. Hoe meer wij ons in hun geschriften verdiepen, des te beter beseffen wij de onderscheidende kenmerken van elk, alsook het feit dat deze vier geïnspireerde bijbelboeken onafhankelijke, elkaar aanvullende en harmonieuze verslagen over het leven van Jezus Christus vormen.
4. Wat is er over de schrijver van het eerste evangelie bekend?
4 De eerste die het goede nieuws over de Christus op schrift stelde, was Mattheüs. Zijn naam is waarschijnlijk een verkorte vorm van het Hebreeuwse „Mattithjah”, wat „Geschenk van Jehovah” betekent. Hij was een van de door Jezus gekozen 12 apostelen. Gedurende de tijd dat de Meester door het gehele land Palestina trok en aangaande Gods koninkrijk predikte en onderwees, stond Mattheüs in een intieme, persoonlijke verhouding tot hem. Voordat Mattheüs een discipel van Jezus werd, was hij belastinginner, een beroep dat door de joden grondig verafschuwd werd, daar het hen er voortdurend aan herinnerde dat zij niet vrij waren maar onder de heerschappij van het keizerlijke Rome stonden. Mattheüs werd ook wel Levi genoemd en was de zoon van Alfeüs. Hij gaf bereidwillig gehoor aan Jezus’ uitnodiging hem te volgen. — Matth. 9:9; Mark. 2:14; Luk. 5:27-32.
5. Waarom staat vast dat Mattheüs de schrijver van het eerste evangelie is?
5 Hoewel het aan Mattheüs toegeschreven evangelie hem niet als de schrijver noemt, bestempelt het overweldigende getuigenis van vroege kerkhistorici hem wel als zodanig. Wellicht staat bij geen enkel oud boek de schrijver zo duidelijk en eenstemmig vast als bij het boek Mattheüs. Reeds vanaf de tijd van Papias van Hiërapolis (begin tweede eeuw G.T.) hebben wij een reeks vroege getuigen van het feit dat Mattheüs dit evangelie heeft geschreven en dat het een authentiek gedeelte van Gods Woord is. M’Clintock en Strongs Cyclopedia verklaart: „Passages uit Mattheüs worden aangehaald door Justinus Martyr, door de auteur van de brief aan Diognetus (zie in Otto’s Justin Martyr, deel ii), door Hegesippus, Irenaeus, Tatianus, Athenagoras, Theophilus, Clemens, Tertullianus en Origenes. Niet slechts door het feit op zich dat er aanhalingen uit worden gedaan, maar door de manier waarop dit wordt gedaan, door de kalme zekerheid waarmee men zich erop beroept als vaststaande autoriteit en door het ontbreken van elke zinspeling op twijfel, achten wij het als bewezen dat het boek dat wij bezitten, niet aan de een of andere plotselinge verandering onderhevig is geweest.”a Het feit dat Mattheüs een apostel was en als zodanig Gods geest bezat, geeft ons de verzekering dat wat hij schreef, een betrouwbaar verslag moet zijn.
6, 7. (a) Wanneer en in welke taal werd het Evangelie van Mattheüs eerst geschreven? (b) Wat duidt erop dat het in de eerste plaats voor de joden werd geschreven? (c) Hoe vaak komt in de Nieuwe-Wereldvertaling de naam Jehovah in dit evangelie voor, en waarom?
6 Mattheüs schreef zijn verslag in Palestina. Het precieze jaar is niet bekend, maar onderschriften aan het eind van enkele handschriften (alle van na de tiende eeuw G.T.) zeggen dat het 41 G.T. was. Er zijn bewijzen die erop duiden dat Mattheüs zijn evangelie oorspronkelijk in het algemene Hebreeuws van die tijd schreef en het later in het Grieks vertaalde. Hiëronymus zegt in zijn werk De viris illustribus (Over beroemde mannen), hoofdstuk III: „Mattheüs, die ook Levi is, en die van belastinginner apostel werd, stelde allereerst in Judea een Evangelie van Christus op in de Hebreeuwse taal en lettertekens ten behoeve van de besnedenen die gelovigen waren geworden.”b Hiëronymus voegt eraan toe dat de Hebreeuwse tekst van dit evangelie in zijn tijd (vierde en vijfde eeuw G.T.) bewaard werd in de bibliotheek die Pamphilus te Cesarea had bijeengebracht.
7 In het begin van de derde eeuw besprak Origenes de Evangeliën, en Eusebius citeert hem als volgt: „Eerst werd geschreven het Evangelie volgens Mattheüs . . . die het uitbracht voor hen die uit het judaïsme gelovigen werden, voor wie hij zijn verslag opstelde in de Hebreeuwse taal.”c Dat het in de eerste plaats met het oog op de joden werd opgetekend, blijkt uit het erin vervatte geslachtsregister, dat Jezus’ wettelijke afstamming van Abraham laat zien, en uit de vele verwijzingen naar de Hebreeuwse Geschriften, die vooruitwezen naar de komende Messias. Het is redelijk aan te nemen dat Mattheüs de goddelijke naam Jehovah in de vorm van het Tetragrammaton gebruikte wanneer hij gedeelten uit de Hebreeuwse Geschriften citeerde die deze naam bevatten. Daarom komt in het boek Mattheüs in de Nieuwe-Wereldvertaling de naam Jehovah 18 keer voor, zoals dat ook in de Hebreeuwse vertaling van Mattheüs die oorspronkelijk in de 19de eeuw door F. Delitzsch werd vervaardigd, het geval is. Mattheüs zal precies zo tegenover de goddelijke naam hebben gestaan als Jezus en zal zich er niet door een heersend joods bijgeloof van hebben laten afhouden die naam te gebruiken. — Matth. 6:9; Joh. 17:6, 26.
8. Hoe weerspiegelt het feit dat Mattheüs belastinginner was geweest, zich in de inhoud van zijn evangelie?
8 Aangezien Mattheüs belastinginner was geweest, was het vanzelfsprekend dat hij bij het vermelden van geld, getallen en waarden nauwkeurig zou zijn (Matth. 17:27; 26:15; 27:3). Hij waardeerde het ten zeerste dat God zo barmhartig was om hem, een verachte belastinginner, een bedienaar van het goede nieuws en een intieme metgezel van Jezus te laten worden. Wij bemerken dan ook dat van de evangelieschrijvers alleen Mattheüs laat uitkomen hoe Jezus er herhaaldelijk de nadruk op legde dat naast slachtoffers ook barmhartigheid vereist wordt (9:9-13; 12:7; 18:21-35). Mattheüs was erg aangemoedigd door Jehovah’s onverdiende goedheid en tekent terecht enkele van de meest vertroostende woorden op die Jezus heeft geuit: „Komt tot mij, allen die zwoegt en zwaar beladen zijt, en ik zal u verkwikken. Neemt mijn juk op u en leert van mij, want ik ben zachtaardig en ootmoedig van hart, en gij zult verkwikking vinden voor uw ziel. Want mijn juk is weldadig en mijn vracht is licht” (11:28-30). Hoe verkwikkend waren die vriendelijke woorden voor deze voormalige belastinginner, die van zijn landgenoten ongetwijfeld weinig anders dan beledigingen had moeten aanhoren!
9. Welk thema en welke schrijfstijl zijn kenmerkend voor het boek Mattheüs?
9 Mattheüs legde er speciaal de nadruk op dat het thema van Jezus’ onderwijs „het koninkrijk der hemelen” was (4:17). Voor hem was Jezus de Prediker-Koning. Hij gebruikte het woord „koninkrijk” zo vaak (meer dan 50 keer) dat zijn evangelie het Koninkrijksevangelie genoemd zou kunnen worden. Mattheüs bekommerde zich meer om een logische weergave van Jezus’ openbare toespraken en redevoeringen dan om een strikt chronologische volgorde. In de eerste 18 hoofdstukken werd Mattheüs er door zijn beklemtoning van het Koninkrijksthema toe gebracht van de chronologische rangschikking af te wijken. De laatste tien hoofdstukken (19 tot en met 28) houden echter over het algemeen een chronologische volgorde aan maar blijven ook nog de nadruk leggen op het Koninkrijk.
10. Hoeveel van de inhoud is alleen in het boek Mattheüs te vinden, en welke tijdsperiode wordt in dit evangelie beschreven?
10 Tweeënveertig procent van Mattheüs’ evangelieverslag is in geen van de andere drie evangeliën te vinden.d Hiertoe behoren op zijn minst tien gelijkenissen of illustraties: Het onkruid op het veld (13:24-30), de verborgen schat (13:44), de parel van grote waarde (13:45, 46), het sleepnet (13:47-50), de onbarmhartige slaaf (18:23-35), de werkers en de denarius (20:1-16), de vader en zijn twee kinderen (21:28-32), de bruiloft van de zoon van de koning (22:1-14), de tien maagden (25:1-13) en de talenten (25:14-30). In zijn geheel beschrijft het boek de gebeurtenissen vanaf Jezus’ geboorte, in 2 v.G.T., tot zijn bijeenkomst met zijn discipelen vlak voor zijn hemelvaart, in 33 G.T.
DE INHOUD VAN MATTHEÜS
11. (a) Hoe begint het evangelie logischerwijs, en welke vroege gebeurtenissen worden verhaald? (b) Wat zijn enkele van de profetische vervullingen waarop Mattheüs onze aandacht vestigt?
11 Jezus en het nieuws van „het koninkrijk der hemelen” geïntroduceerd (1:1–4:25). Het is volkomen logisch dat Mattheüs, die wil aantonen dat Jezus de wettelijke erfgenaam van Abraham en David is, met Jezus’ geslachtsregister begint. Hierdoor wordt de aandacht van de joodse lezer geboeid. Vervolgens lezen wij het verslag over Jezus’ wonderbaarlijke ontvangenis, zijn geboorte in Bethlehem, het bezoek van de astrologen, Herodes’ door toorn ingegeven moord op alle jongens in Bethlehem onder de twee jaar, de vlucht van Jozef en Maria met het jonge kind naar Egypte en hun latere terugkeer om in Nazareth te wonen. Mattheüs vestigt zorgvuldig de aandacht op de vervulling van profetieën teneinde te bewijzen dat Jezus de voorzegde Messias is. — Matth. 1:23 — Jes. 7:14; Matth. 2:1-6 — Micha 5:2; Matth. 2:13-18 — Hos. 11:1 en Jer. 31:15; Matth. 2:23 — Jes. 11:1, voetnoot.
12. Wat gebeurt er bij Jezus’ doop en onmiddellijk daarna?
12 Mattheüs’ verslag slaat nu bijna 30 jaar over. Johannes de Doper predikt in de wildernis van Judea: „Hebt berouw, want het koninkrijk der hemelen is nabij gekomen” (Matth. 3:2). Hij doopt de berouwvolle joden in de rivier de Jordaan en waarschuwt de Farizeeën en Sadduceeën voor de komende gramschap. Jezus komt uit Galilea en wordt gedoopt. Onmiddellijk daalt Gods geest op hem neer, en een stem uit de hemelen zegt: „Dit is mijn Zoon, de geliefde, die ik heb goedgekeurd” (3:17). Jezus wordt dan naar de wildernis geleid, waar hij, na 40 dagen gevast te hebben, door Satan de Duivel wordt verzocht. Driemaal wijst hij Satan af door aanhalingen uit Gods Woord te doen, en ten slotte zegt hij: „Ga weg, Satan! Want er staat geschreven: ’Jehovah, uw God, moet gij aanbidden en voor hem alleen heilige dienst verrichten.’” — 4:10.
13. Welke elektriserende veldtocht komt nu in Galilea op gang?
13 „Hebt berouw, want het koninkrijk der hemelen is nabij gekomen.” Deze elektriserende woorden maakt de gezalfde Jezus nu in Galilea bekend. Hij roept vier vissers bij hun netten vandaan om hem te volgen en „vissers van mensen” te worden, en hij trekt met hen „door geheel Galilea, terwijl hij in hun synagogen onderwees en het goede nieuws van het koninkrijk predikte en elke soort van kwaal en elk soort van gebrek onder het volk genas”. — 4:17, 19, 23.
14. Met welke gelukkigprijzingen opent Jezus zijn Bergrede, en wat zegt hij over rechtvaardigheid?
14 De Bergrede (5:1–7:29). Wanneer grote scharen mensen hem beginnen te volgen, gaat Jezus de berg op, gaat zitten en begint zijn discipelen te onderwijzen. Hij opent deze opzienbarende toespraak met negen ’gelukkigprijzingen’: Gelukkig zijn zij die zich bewust zijn van hun geestelijke nood, gelukkig zijn de treurenden, de zachtaardigen, zij die hongeren en dorsten naar rechtvaardigheid, de barmhartigen, de zuiveren van hart, de vredelievenden, zij die ter wille van de rechtvaardigheid worden vervolgd en zij die worden gesmaad en belasterd. „Verheugt u en springt op van vreugde, want uw beloning is groot in de hemelen.” Hij noemt zijn discipelen „het zout der aarde” en „het licht der wereld” en geeft uitleg over de rechtvaardigheid, zo totaal verschillend van het formalisme van de schriftgeleerden en Farizeeën, die vereist wordt om het koninkrijk der hemelen binnen te gaan. „Gij moet daarom volmaakt zijn, evenals uw hemelse Vader volmaakt is.” — 5:12-14, 48.
15. Wat heeft Jezus te zeggen over gebed en over het Koninkrijk?
15 Jezus waarschuwt voor huichelachtige gaven en gebeden. Hij leert zijn discipelen te bidden om de heiliging van de naam van de Vader, de komst van Zijn koninkrijk en hun dagelijkse levensbehoeften. In de toespraak stelt Jezus steeds weer het Koninkrijk op de voorgrond. Hij waarschuwt degenen die hem volgen, zich geen zorgen te maken over materiële rijkdom of alleen daarvoor te werken, want de Vader weet wat zij werkelijk nodig hebben. „Blijft dan eerst”, zo zegt hij, „het koninkrijk en Zijn rechtvaardigheid zoeken, en al deze andere dingen zullen u worden toegevoegd.” — 6:33.
16. (a) Welke raad geeft Jezus over betrekkingen met anderen, en wat zegt hij betreffende hen die Gods wil gehoorzamen en hen die dit niet doen? (b) Welke uitwerking heeft zijn toespraak?
16 De Meester geeft raad over betrekkingen met anderen en zegt: „Alle dingen dan die gij wilt dat de mensen voor u doen, moet ook gij insgelijks voor hen doen.” De weinigen die de weg ten leven vinden, zullen degenen zijn die de wil doen van zijn Vader. De werkers der wetteloosheid zullen aan hun vruchten te herkennen zijn en zullen verworpen worden. Jezus vergelijkt degene die zijn woorden gehoorzaamt met een „beleidvol man, die zijn huis op de rots bouwde”. Welke uitwerking heeft deze toespraak op de scharen die luisteren? Zij staan „versteld . . . van zijn manier van onderwijzen”, want hij onderwijst „als iemand die autoriteit heeft, en niet zoals hun schriftgeleerden”. — 7:12, 24-29.
17. Hoe toont Jezus zijn autoriteit als Messias, en van welke liefdevolle bezorgdheid geeft hij blijk?
17 Koninkrijksprediking uitgebreid (8:1–11:30). Jezus verricht vele wonderen — hij geneest melaatsen, verlamden en de door demonen bezetenen. Hij toont zelfs dat hij autoriteit over de wind en de golven heeft door een storm tot bedaren te brengen, en hij wekt een meisje uit de doden op. Wat een mededogen heeft Jezus met de scharen wanneer hij ziet hoe gestroopt en heen en weer gedreven zij zijn, „als schapen zonder herder”! Hij zegt dan ook tegen zijn discipelen: „De oogst is groot, maar er zijn weinig werkers. Smeekt daarom de Meester van de oogst dat hij werkers in zijn oogst uitzendt.” — 9:36-38.
18. (a) Welke instructies en vermaningen geeft Jezus zijn apostelen? (b) Waarom wee „dit geslacht”?
18 Jezus kiest de 12 apostelen uit en stelt hen aan. Hij geeft hun duidelijke instructies over de manier waarop zij hun werk moeten verrichten en legt de nadruk op de centrale leerstelling van hun onderwijs: „Predikt op uw tocht en zegt: ’Het koninkrijk der hemelen is nabij gekomen.’” Hij geeft hun verstandige en liefdevolle vermaningen: „Gij hebt om niet ontvangen, geeft om niet.” „Geeft er . . . blijk van zo omzichtig als slangen en toch zo onschuldig als duiven te zijn.” Zij zullen gehaat en vervolgd worden, zelfs door naaste bloedverwanten, maar Jezus herinnert hen aan het volgende: „Wie zijn ziel vindt, zal ze verliezen, en wie zijn ziel verliest ter wille van mij, zal ze vinden” (10:7, 8, 16, 39). Zij begeven zich op weg om in de hun toegewezen steden te onderwijzen en te prediken! Jezus identificeert Johannes de Doper als de voor hem uit gezonden boodschapper, de beloofde „Elia”, maar „dit geslacht” aanvaardt noch Johannes noch hem, de Zoon des mensen (11:14, 16). Daarom, wee dit geslacht en de steden die geen berouw hebben gehad toen ze zijn krachtige werken zagen! Degenen die zijn discipelen worden, zullen echter verkwikking vinden voor hun ziel.
19. Welke openlijke veroordeling spreekt Jezus over de Farizeeën uit wanneer zij zijn gedrag op de sabbat betwisten?
19 Farizeeën van repliek gediend en openlijk veroordeeld (12:1-50). De Farizeeën proberen aanmerkingen op Jezus te maken in verband met de sabbatskwestie maar hij weerlegt hun beschuldigingen en spreekt een vernietigend oordeel uit over hun huichelarij. Hij zegt hun: „Adderengebroed, hoe kunt gij goede dingen spreken wanneer gij goddeloos zijt? Want uit de overvloed des harten spreekt de mond” (12:34). Hun zal geen teken worden gegeven dan dat van Jona, de profeet: De Zoon des mensen zal drie dagen en nachten in het hart der aarde zijn.
20. (a) Waarom spreekt Jezus in illustraties? (b) Welke Koninkrijksillustraties geeft hij nu?
20 Zeven Koninkrijksillustraties (13:1-58). Waarom spreekt Jezus in illustraties? Aan zijn discipelen verklaart hij: „U is het gegeven de heilige geheimen van het koninkrijk der hemelen te begrijpen, maar hun is het niet gegeven.” Hij prijst zijn discipelen gelukkig omdat zij zien en horen. Wat een verkwikkend onderricht verschaft hij hun nu! Nadat Jezus de illustratie van de zaaier heeft verklaard, geeft hij de illustraties van het onkruid op het veld, het mosterdzaadje, het zuurdeeg, de verborgen schat, de parel van grote waarde en het sleepnet — die alle iets afbeelden in verband met „het koninkrijk der hemelen”. De mensen nemen echter aanstoot aan hem, en Jezus zegt hun: „Een profeet wordt overal geëerd behalve in zijn eigen gebied en in zijn eigen huis.” — 13:11, 57.
21. (a) Welke wonderen verricht Jezus, en als wat identificeren die hem? (b) Welk visioen wordt er betreffende de komst van de Zoon des mensen in zijn koninkrijk gegeven?
21 Verdere bediening en wonderen van „de Christus” (14:1–17:27). Jezus is diep getroffen wanneer hij hoort dat Johannes de Doper op bevel van de karakterloze Herodes Antipas is onthoofd. Op wonderbare wijze voedt hij een schare van ruim 5000 personen; loopt op de zee; weerlegt verdere kritiek van de Farizeeën, die, zo zegt hij, ’het gebod van God overtreden ter wille van hun overlevering’; geneest de door demonen bezetenen, de „kreupelen, verminkten, blinden, stommen en vele anderen” en voedt nog eens meer dan 4000 mensen met zeven broden en wat visjes (15:3, 30). Als antwoord op een vraag van Jezus identificeert Petrus hem met de woorden: „Gij zijt de Christus, de Zoon van de levende God.” Jezus prijst Petrus en verklaart: „Op deze rots zal ik mijn gemeente bouwen” (16:16, 18). Jezus begint nu over zijn naderende dood en over zijn opstanding op de derde dag te spreken. Maar hij belooft ook dat sommige van zijn discipelen „geenszins de dood zullen smaken voordat zij eerst de Zoon des mensen in zijn koninkrijk zien komen” (16:28). Zes dagen later neemt Jezus Petrus, Jakobus en Johannes mee een hoge berg op, waar zij hem een transfiguratie in heerlijkheid zien ondergaan. In een visioen zien zij Mozes en Elia, die een gesprek met hem voeren, en zij horen een stem uit de hemel zeggen: „Dit is mijn Zoon, de geliefde, die ik heb goedgekeurd; luistert naar hem.” Nadat zij van de berg zijn afgedaald, vertelt Jezus hun dat de beloofde „Elia” al gekomen is, en zij bemerken dat hij over Johannes de Doper spreekt. — 17:5, 12.
22. Welke raad geeft Jezus met betrekking tot vergevensgezindheid?
22 Jezus geeft zijn discipelen raad (18:1-35). Wanneer Jezus in Kapernaüm is, spreekt hij met de discipelen over nederigheid, de grote vreugde die er heerst wanneer een verdwaald schaap wordt teruggevonden en het oplossen van geschillen tussen broeders. Petrus vraagt: ’Hoeveel maal moet ik mijn broeder vergeven?’ en Jezus antwoordt: „Ik zeg u, niet tot zevenmaal toe, maar tot zevenenzeventig maal toe.” Om dit nog krachtiger te laten uitkomen, vertelt Jezus de illustratie van de slaaf wiens meester hem een schuld van 60 miljoen denarii kwijtschold. Later liet deze slaaf een medeslaaf gevangenzetten wegens een schuld van slechts 100 denarii, met het gevolg dat de onbarmhartige slaaf eveneens aan de gevangenbewaarders werd overgeleverd.e Dan vermeldt Jezus de les die erin opgesloten ligt: „Zo zal ook mijn hemelse Vader met u handelen indien niet een ieder van u zijn broeder van harte vergeeft.” — 18:21, 22, 35.
23. Wat zet Jezus uiteen in verband met echtscheiding en met betrekking tot de weg ten leven?
23 De laatste dagen van Jezus’ bediening (19:1–22:46). Het tempo waarin de gebeurtenissen zich afspelen, neemt toe en de spanning stijgt naarmate de schriftgeleerden en Farizeeën meer gebelgd raken over Jezus’ bediening. Zij komen naar hem toe om hem in verband met een echtscheidingskwestie in de val te laten lopen, maar dit lukt hun niet; Jezus toont aan dat de enige schriftuurlijke grond voor echtscheiding hoererij is. Een rijke jonge man komt naar Jezus toe en vraagt welke weg tot eeuwig leven leidt; hij gaat echter bedroefd weg wanneer hij merkt dat hij alles wat hij bezit moet verkopen en een volgeling van Jezus moet worden. Nadat Jezus de illustratie van de werkers en de denarius heeft gegeven, spreekt hij opnieuw over zijn dood en opstanding, en hij zegt: „De Zoon des mensen [is] niet gekomen . . . om gediend te worden, maar om te dienen en zijn ziel te geven als een losprijs in ruil voor velen.” — 20:28.
24. Welke confrontaties heeft Jezus met religieuze tegenstanders wanneer de laatste week van zijn leven als mens is aangebroken, en hoe pakt hij hun vragen aan?
24 De laatste week van Jezus’ leven als mens is aangebroken. Hij houdt zijn zegepralende intocht in Jeruzalem als ’Koning, gezeten op het veulen van een ezelin’ (21:4, 5). Hij reinigt de tempel van de geldwisselaars en andere woekeraars, en de haat van zijn vijanden neemt toe wanneer hij hun zegt: ’De belastinginners en de hoeren gaan u voor in het koninkrijk Gods’ (21:31). Met zijn duidelijke illustraties van de wijngaard en van het bruiloftsfeest schiet hij midden in de roos. Op bekwame wijze beantwoordt hij de vraag van de Farizeeën over het betalen van belasting door hun te zeggen ’aan caesar terug te betalen wat van caesar, maar aan God wat van God is’ (22:21). Insgelijks dient hij de Sadduceeën die met een strikvraag bij hem komen van repliek en verdedigt de opstandingshoop. Wederom komen de Farizeeën naar hem toe, nu met een vraag over de Wet, waarop Jezus antwoordt dat het grootste gebod is, Jehovah volkomen lief te hebben, en dat het tweede gebod is, zijn naaste lief te hebben als zichzelf. Jezus vraagt hun vervolgens: ’Hoe kan de Christus zowel Davids zoon als zijn Heer zijn?’ Niemand kan het antwoord geven, noch durft iemand hem daarna nog iets te vragen. — 22:45, 46.
25. Welke krachtige openlijke veroordeling spreekt Jezus over de schriftgeleerden en Farizeeën uit?
25 ’Wee u, huichelaars’ (23:1–24:2). Als Jezus zich tot de scharen in de tempel richt, spreekt hij opnieuw een vernietigend oordeel over de schriftgeleerden en Farizeeën uit. Zij hebben niet alleen zichzelf de toegang tot het Koninkrijk ontzegd, maar wenden ook al hun slinkse streken aan om te verhinderen dat anderen er binnengaan. Net als witgekalkte graven schijnen zij van buiten wel mooi, maar van binnen zijn zij een en al verdorvenheid en verrotting. Jezus besluit met dit oordeel tegen Jeruzalem: „Uw huis wordt u verlaten achtergelaten” (23:38). Bij het verlaten van de tempel profeteert Jezus dat deze verwoest zal worden.
26. Welk profetische teken verschaft Jezus in verband met zijn tegenwoordigheid in koninklijke heerlijkheid?
26 Jezus geeft ’het teken van zijn tegenwoordigheid’ (24:3–25:46). Op de Olijfberg vragen zijn discipelen hem naar ’het teken van zijn tegenwoordigheid en van het besluit van het samenstel van dingen’. In antwoord hierop wijst Jezus vooruit naar een tijd die gekenmerkt zou worden door oorlogen, ’natie tegen natie en koninkrijk tegen koninkrijk’, voedseltekorten, aardbevingen, steeds toenemende wetteloosheid, de wereldomvattende prediking van „dit goede nieuws van het koninkrijk”, de aanstelling van „de getrouwe en beleidvolle slaaf” en vele andere onderdelen van het samengestelde teken (24:3, 7, 14, 45-47). Jezus besluit deze belangrijke profetie met de illustraties van de tien maagden en de talenten, waarin de waakzamen en de getrouwen vreugdevolle beloningen in het vooruitzicht worden gesteld, en de illustratie van de schapen en de bokken, die laat zien dat met bokken te vergelijken mensen heengaan „in de eeuwige afsnijding, maar de rechtvaardigen in het eeuwige leven”. — 25:46.
27. Welke gebeurtenissen kenmerken Jezus’ laatste dag op aarde?
27 Gebeurtenissen tijdens Jezus’ laatste dag (26:1–27:66). Na de viering van het Pascha stelt Jezus met zijn getrouwe apostelen iets nieuws in door hen uit te nodigen ongezuurd brood en wijn te nuttigen als symbolen van zijn lichaam en zijn bloed. Dan gaan zij naar Gethsemane, waar Jezus bidt. Judas komt hier met een gewapende menigte naar toe en verraadt Jezus met een huichelachtige kus. Jezus wordt naar de hogepriester gebracht, en de overpriesters en het hele Sanhedrin zoeken naar valse getuigen tegen Jezus. In overeenstemming met Jezus’ profetie verloochent Petrus hem wanneer hij op de proef wordt gesteld. Judas krijgt wroeging, gooit zijn verradersloon in de tempel, gaat weg en hangt zich op. ’s Morgens wordt Jezus voor de Romeinse stadhouder Pilatus geleid, die hem onder druk van de door de priesters opgehitste menigte, welke luidkeels roept: „Zijn bloed kome over ons en over onze kinderen”, overlevert om aan een paal te worden gehangen. De soldaten van de stadhouder drijven de spot met zijn koningschap en leiden hem dan naar buiten, naar Golgotha, waar hij tussen twee rovers aan een paal wordt gehangen, met een opschrift boven zijn hoofd dat luidt: „Dit is Jezus, de koning der joden” (27:25, 37). Na een urenlange foltering sterft Jezus ten slotte omstreeks drie uur in de middag en wordt dan in het nieuwe herinneringsgraf gelegd dat aan Jozef van Arimathea toebehoort. Het is de meest veelbewogen dag in de hele geschiedenis geweest!
28. Met welk allerbeste nieuws brengt Mattheüs zijn verslag tot een hoogtepunt, en met welke opdracht besluit hij?
28 Jezus’ opstanding en laatste instructies (28:1-20). Mattheüs brengt zijn verslag nu tot een hoogtepunt met het allerbeste nieuws. De gestorven Jezus is opgewekt — hij leeft weer! Vroeg op de eerste dag van de week komen Maria Magdalena en „de andere Maria” bij het graf en horen de engel dit vreugdevolle feit bekendmaken (28:1). Ter bevestiging hiervan verschijnt Jezus zelf aan hen. De vijanden proberen zelfs het feit van zijn opstanding te bestrijden door de soldaten die bij het graf op wacht hadden gestaan, om te kopen en hen te laten zeggen: „Zijn discipelen zijn hem in de nacht komen stelen terwijl wij sliepen.” Later komt Jezus in Galilea nogmaals met zijn discipelen bijeen. Welke opdracht geeft hij hun bij zijn vertrek? Deze: „Gaat . . . en maakt discipelen van mensen uit alle natiën, hen dopende in de naam van de Vader en van de Zoon en van de heilige geest.” Zouden zij bij dit predikingswerk geleid worden? De laatste uitspraak van Jezus die door Mattheüs is opgetekend, geeft deze verzekering: „Ziet! ik ben met u alle dagen tot het besluit van het samenstel van dingen.” — 28:13, 19, 20.
WAAROM NUTTIG
29. (a) Hoe verschaft Mattheüs een overgang van de Hebreeuwse naar de Griekse Geschriften? (b) Welk voorrecht dat Jezus genoot, staat ook voor christenen in deze tijd nog open?
29 Het boek Mattheüs, het eerste van de vier evangeliën, vormt werkelijk een schitterende overgang van de Hebreeuwse Geschriften naar de christelijke Griekse Geschriften. Het stelt onmiskenbaar vast wie de Messias en Koning van Gods beloofde koninkrijk is, maakt bekend wat de vereisten zijn om een volgeling van hem te worden en zet het werk uiteen dat zijn volgelingen op aarde te doen staat. De boodschap „Het koninkrijk der hemelen is nabij gekomen”, werd eerst door Johannes de Doper, daarna door Jezus en ten slotte door zijn discipelen gepredikt. Bovendien is Jezus’ gebod helemaal tot aan het besluit van het samenstel van dingen van kracht: „En dit goede nieuws van het koninkrijk zal op de gehele bewoonde aarde worden gepredikt tot een getuigenis voor alle natiën, en dan zal het einde komen.” Werkelijk, het was en is nog steeds een schitterend en wonderbaarlijk voorrecht te mogen deelnemen aan dit Koninkrijkswerk, met inbegrip van het ’maken van discipelen van mensen uit alle natiën’, en hierbij het voorbeeld van de Meester te volgen. — 3:2; 4:17; 10:7; 24:14; 28:19.
30. Welk speciale gedeelte van het boek Mattheüs heeft erkenning verworven om zijn praktische waarde?
30 Het Evangelie van Mattheüs vormt inderdaad ’goed nieuws’. De geïnspireerde boodschap die het bevat, was ’goed nieuws’ voor degenen die er in de eerste eeuw van de gewone tijdrekening acht op sloegen, en Jehovah God heeft erop toegezien dat het tot op de huidige dag als ’goed nieuws’ bewaard is gebleven. Zelfs niet-christenen hebben de kracht van dit evangelie moeten erkennen, zoals de hindoeleider Mohandas (Mahatma) Gandhi, die zei: „Drink in elk geval met volle teugen van de bronnen die u in de Bergrede ter beschikking staan . . . Want het onderwijs van de Bergrede was voor ieder van ons bedoeld.”f
31. Wie geven van werkelijke waardering voor de raad in Mattheüs blijk, en waarom is het nuttig dit evangelie steeds weer te bestuderen?
31 De gehele wereld, met inbegrip van het gedeelte dat christelijk beweert te zijn, heeft haar problemen echter nog steeds niet weten op te lossen. Het is aan een kleine minderheid van ware christenen overgelaten de Bergrede en alle andere gezonde raad die het goede nieuws volgens Mattheüs bevat naar waarde te schatten, te bestuderen en toe te passen en daar onnoemelijk veel profijt van te hebben. Het is nuttig ons steeds weer te verdiepen in een studie van de voortreffelijke vermaningen die Jezus geeft over de wijze waarop men waar geluk kan vinden, alsook over moraal en huwelijk, de kracht van liefde, aanvaardbare gebeden, geestelijke waarden contra materiële waarden, eerst het Koninkrijk zoeken, respect hebben voor heilige dingen en waakzaam en gehoorzaam zijn. In Mattheüs hoofdstuk 10 staan Jezus’ dienstinstructies opgetekend voor hen die de prediking van het goede nieuws van „het koninkrijk der hemelen” ter hand nemen. Jezus’ vele gelijkenissen bevatten voor allen die ’oren hebben om te horen’ uitermate belangrijke lessen. Bovendien bouwen Jezus’ profetieën, zoals zijn uitvoerige voorzegging van ’het teken van zijn tegenwoordigheid’, een krachtige hoop op en geven ze een vast vertrouwen in de toekomst. — 5:1–7:29; 10:5-42; 13:1-58; 18:1–20:16; 21:28–22:40; 24:3–25:46.
32. (a) Illustreer hoe door vervulde profetieën wordt bewezen dat Jezus de Messias is. (b) Welke krachtige verzekering geven deze vervullingen ons in deze tijd?
32 Het Evangelie van Mattheüs is rijk aan vervulde profetieën. Veel van zijn aanhalingen uit de geïnspireerde Hebreeuwse Geschriften hadden ten doel op deze vervullingen te wijzen. Ze leveren het onweerlegbare bewijs dat Jezus de Messias is, want het zou absoluut onmogelijk zijn geweest al deze details van tevoren te regelen. Vergelijk bijvoorbeeld Mattheüs 13:14, 15 met Jesaja 6:9, 10; Mattheüs 21:42 met Psalm 118:22, 23 en Mattheüs 26:31, 56 met Zacharia 13:7. Dergelijke vervullingen geven ons bovendien de krachtige verzekering dat alle door Mattheüs opgetekende en door Jezus zelf geuite profetische voorzeggingen te zijner tijd, wanneer Jehovah’s glorierijke voornemens met betrekking tot „het koninkrijk der hemelen” verwezenlijkt worden, in vervulling zullen gaan.
33. Over welke kennis en hoop kunnen zij die rechtvaardigheid liefhebben, thans opgetogen van vreugde zijn?
33 Hoe nauwkeurig heeft God het leven van de Koning van het Koninkrijk zelfs tot in de kleinste bijzonderheden voorzegd! Hoe nauwkeurig heeft de geïnspireerde Mattheüs getrouw de vervulling van deze profetieën opgetekend! Wanneer zij die rechtvaardigheid liefhebben, nadenken over alle profetische vervullingen en beloften die in het boek Mattheüs opgetekend staan, kunnen zij inderdaad opgetogen van vreugde zijn over de kennis van en de hoop op „het koninkrijk der hemelen” als Jehovah’s instrument om zijn naam te heiligen. Dit koninkrijk onder Jezus Christus brengt „in de herschepping, wanneer de Zoon des mensen plaats neemt op zijn glorierijke troon,” de zachtaardigen en geestelijk hongerigen grenzeloze zegeningen van leven en geluk (Matth. 19:28). Dit alles maakt deel uit van het bezielende goede nieuws „volgens Mattheüs”.
[Voetnoten]
a Herdruk 1981, Deel V, blz. 895.
b Vertaling uit de Latijnse tekst onder redactie van E. C. Richardson en uitgegeven in de serie „Texte und Untersuchungen zur Geschichte der altchristlichen Literatur”, Leipzig, 1896, Deel 14, blz. 8, 9.
c Historia ecclesiastica, VI, 25, 3-6.
d Introduction to the Study of the Gospels, 1896, B. F. Westcott, blz. 201.
e In Jezus’ tijd was een denarius gelijk aan een dagloon; 100 denarii was dus ongeveer een derde van een jaarloon. Zestig miljoen denarii kwam overeen met het loon waarvoor duizenden mensen hun leven lang moesten werken. — Hulp tot begrip van de bijbel, blz. 272.
f Mahatma Gandhi’s Ideas, 1930, door C. F. Andrews, blz. 96.