Vragen van lezers
◼ Waarom noemt Klaagliederen 4:10 moeders die hun eigen kinderen opaten „meedogende vrouwen”?
In zijn beschrijving van de wanhopige situatie waarin de joden verkeerden gedurende de belegering van Jeruzalem door de Babyloniërs in 607 v.G.T., zei Jeremia: „Zelfs de handen van meedogende vrouwen hebben hun eigen kinderen gekookt. Zij zijn als brood der vertroosting voor iemand geworden tijdens de breuk van de dochter van mijn volk.” — Klaagliederen 4:10.
Eeuwen voordien had Mozes de Israëlieten gewaarschuwd dat hun toekomst door „zegen” of „vervloeking” gekenmerkt zou worden. Zij zouden zich in zegeningen verheugen als zij Gods geboden hielden, maar zij zouden lijden over zich brengen als zij zijn rechtvaardige wegen verwierpen. Een van de afschuwelijke gevolgen was dat de Israëlieten zover zouden komen dat zij hun eigen kinderen zouden opeten (Deuteronomium 28:1, 11-15, 54, 55; 30:1; Leviticus 26:3-5, 29). Dit gebeurde werkelijk nadat Jehovah de trouweloze, ongehoorzame natie in handen van de Babyloniërs had laten vallen.
In Klaagliederen 4:10 memoreerde de profeet Jeremia het welbekende feit dat een moeder van nature teerhartig, meedogend en beschermend is ten aanzien van haar kinderen (1 Koningen 3:26, 27; 1 Thessalonicenzen 2:7). Nochtans was de honger in het belegerde Jeruzalem zo nijpend en eiste zo veel slachtoffers dat moeders die normaalgesproken meedogend waren, er onder de druk der omstandigheden toe gedreven werden als kannibalen te handelen door hun nakomelingen te koken en op te eten. — Vergelijk Klaagliederen 2:20.
Een soortgelijke situatie deed zich voor nadat de joden de Messías, die voor een toekomstige belegering van Jeruzalem had gewaarschuwd, verworpen hadden (Matthéüs 23:37, 38; 24:15-19; Lukas 21:20-24). De geschiedschrijver Josephus beschreef een van de verschrikkingen van de belegering in 70 G.T.: „Maria . . ., Eleazars dochter, . . . doodt . . . haar kind, braadt het en verslindt er de helft van, waarna zij het overschot bedekte en wegzette.” — De joodse oorlog, volgens de bewerking van dr. W. A. Terwogt, Boek VI, hfdst. III, par. 4.
Ja, Gods wetten en wegen verzaken, is niet de weg der wijsheid.