„Zeg ons: Wanneer zullen deze dingen zijn?”
„Nieuwe dingen kondig ik aan. Nog voordat ze uitspruiten, doe ik ze ulieden horen.” — JESAJA 42:9.
1, 2. (a) Wat vroegen Jezus’ apostelen over de toekomst? (b) Hoe is Jezus’ antwoord met betrekking tot een samengesteld teken in vervulling gegaan?
GODDELIJK onderwijs vindt zijn oorsprong bij Jehovah God, Degene „die van het begin af de afloop vertelt” (Jesaja 46:10). Zoals in het voorgaande artikel is aangetoond, vroegen de apostelen Jezus om zulk onderwijs toen zij hem de vraag stelden: „Zeg ons: Wanneer zullen deze dingen zijn, en wat zal het teken zijn wanneer al deze dingen tot een besluit zullen komen?” — Markus 13:4.
2 Als antwoord beschreef Jezus een samengesteld „teken” bestaande uit aanwijzingen waaruit zou blijken dat het joodse samenstel weldra zou eindigen. Dit werd vervuld toen Jeruzalem in 70 G.T. werd verwoest. Maar Jezus’ profetie zou veel later in de stroom des tijds een grotere vervulling hebben. Wanneer „de bestemde tijden der natiën” in 1914 eenmaal geëindigd zouden zijn, zou er op uitgebreide schaal een teken zichtbaar zijn, en hierdoor zou worden aangetoond dat het huidige goddeloze samenstel weldra in een „grote verdrukking” zou eindigen (Lukas 21:24).a Miljoenen mensen die thans leven, kunnen getuigen dat dit teken in de wereldoorlogen en andere veelbewogen gebeurtenissen van deze twintigste eeuw in vervulling is gegaan. Deze gebeurtenissen kenmerken ook de grotere vervulling van Jezus’ profetie. Deze hedendaagse vervulling werd afgeschaduwd door wat er van 33 tot 70 G.T. gebeurde.
3. Welke verdere ontwikkelingen voorzei Jezus toen hij over een ander teken sprak?
3 Nadat Lukas gewag heeft gemaakt van de bestemde tijden der natiën, beschrijven de parallelle verslagen in Mattheüs, Markus en Lukas een verdere reeks gebeurtenissen, met inbegrip van nog een teken buiten het samengestelde ’teken van het besluit van het samenstel van dingen’ (Mattheüs 24:3). (Op bladzijde 15 wordt dit punt in het verslag door een dubbele stippellijn aangegeven.) Mattheüs zegt: „Onmiddellijk na de verdrukking van die dagen zal de zon worden verduisterd, en de maan zal haar licht niet geven, en de sterren zullen van de hemel vallen, en de krachten der hemelen zullen worden geschokt. En dan zal het teken van de Zoon des mensen in de hemel verschijnen, en dan zullen alle stammen der aarde zich in weeklacht slaan, en zij zullen de Zoon des mensen op de wolken des hemels zien komen met kracht en grote heerlijkheid. En hij zal zijn engelen uitzenden met een luid trompetgeschal, en zij zullen zijn uitverkorenen bijeenvergaderen van de vier windstreken, van het ene uiteinde der hemelen tot het andere uiteinde daarvan.” — Mattheüs 24:29-31.
Verdrukking en hemelverschijnselen
4. Welke vragen rijzen er met het oog op de hemelverschijnselen waarvan Jezus gewag maakte?
4 Wanneer zou dat in vervulling gaan? Alle drie de evangelieverslagen maken melding van wat wij hemelverschijnselen zouden kunnen noemen — zon en maan die verduisterd worden en sterren die vallen. Jezus zei dat deze zich na „de verdrukking” zouden voordoen. Had Jezus de verdrukking in gedachten die haar hoogtepunt vond in 70 G.T., of sprak hij over de grote verdrukking die in onze tijd nog steeds in de toekomst ligt? — Mattheüs 24:29; Markus 13:24.
5. Wat was de vroegere opvatting over de verdrukking in deze tijd?
5 Vanaf het tijdstip dat de bestemde tijden der natiën in 1914 geëindigd zijn, heeft Gods volk altijd intense belangstelling gehad voor „de grote verdrukking” (Openbaring 7:14). Jarenlang hebben zij gedacht dat de hedendaagse grote verdrukking een beginfase had die samenviel met de tijd van de Eerste Wereldoorlog, vervolgens onderbroken werd door een tussenperiode en ten slotte eindigde met „de oorlog van de grote dag van God de Almachtige”. Indien dat zo was, wat zou er dan gedurende de tussenliggende decennia van het „besluit van het samenstel” gebeuren? — Openbaring 16:14; Mattheüs 13:39; 24:3; 28:20.
6. Waarin zag men de vervulling van Jezus’ profetie over hemelverschijnselen?
6 Welnu, men dacht dat gedurende deze tussenliggende periode het samengestelde teken te zien zou zijn, waartoe ook het door Gods bijeenvergaderde volk verrichte predikingswerk behoorde. Ook de voorzegde hemelverschijnselen schenen gedurende de tussentijd na de beginfase in 1914–1918 verwacht te kunnen worden (Mattheüs 24:29; Markus 13:24, 25; Lukas 21:25). De aandacht was gevestigd op letterlijke dingen in de hemel — ruimtesondes, raketten, kosmische of gammastralen en landingen of bases op de maan.
7. Hoe werd het begrip over de grote verdrukking herzien?
7 In De Wachttoren van 15 juli 1970 werd Jezus’ profetie, vooral de komende grote verdrukking, echter opnieuw beschouwd. Er werd in aangetoond dat met het oog op wat er in de eerste eeuw gebeurde, de hedendaagse verdrukking niet een beginfase in 1914–1918 kon hebben, dan een decennia lange tussenperiode en later hervat zou worden. Dat tijdschrift kwam tot de volgende slotsom: „De ’grote verdrukking’, [een verdrukking zoals] die niet meer zal voorkomen, ligt nog in het verschiet, want ze betekent de vernietiging van het wereldrijk van valse religie (met inbegrip van de christenheid), gevolgd door de ’oorlog van de grote dag van God de Almachtige’ in Armageddon.”
8. Hoe werd Mattheüs 24:29 op grond van de gewijzigde kijk op de hedendaagse verdrukking uitgelegd?
8 Maar Mattheüs 24:29 zegt dat de hemelverschijnselen zich „onmiddellijk na de verdrukking” voordoen. Hoe zou dat kunnen? In De Wachttoren van 15 juli 1975 werd de gedachte geopperd dat hier gedoeld werd op „de verdrukking” die haar hoogtepunt vond in 70 G.T. In welke betekenis zou er echter gezegd kunnen worden dat hemelverschijnselen in onze tijd „onmiddellijk” na een gebeurtenis in 70 G.T. plaatsvinden? Er werd geredeneerd dat in Gods ogen de tussenliggende eeuwen maar een korte tijd zouden zijn (Romeinen 16:20; 2 Petrus 3:8). Een grondiger onderzoek van deze profetie, en in het bijzonder van Mattheüs 24:29-31, wijst echter op een totaal andere uitleg. Dit illustreert hoe het licht „steeds helderder straalt tot den vollen dag” (Spreuken 4:18, Nieuwe Vertaling van het Nederlands Bijbelgenootschap).b Laten wij eens beschouwen waarom een nieuwe, of veranderde, uitleg passend is.
9. Hoe wordt in de Hebreeuwse Geschriften de achtergrond verschaft voor Jezus’ woorden over datgene wat zich in de hemel zou afspelen?
9 Aan vier van zijn apostelen gaf Jezus de profetie dat ’de zon verduisterd zou worden, de maan geen licht zou geven en de sterren zouden vallen’. Als joden zouden zij een dergelijk taalgebruik herkennen uit de Hebreeuwse Geschriften, waarin bijvoorbeeld in Zefanja 1:15 Gods oordeelstijd „een dag van onweer en van verwoesting, een dag van duisternis en van donkerheid, een dag van wolken en van dikke donkerheid” werd genoemd. Verscheidene Hebreeuwse profeten beschreven eveneens dat de zon verduisterd zou worden, de maan niet zou schijnen en de sterren geen licht zouden geven. U zult een dergelijk taalgebruik aantreffen in goddelijke boodschappen tegen Babylon, Edom, Egypte en het noordelijke koninkrijk Israël. — Jesaja 13:9, 10; 34:4, 5; Jeremia 4:28; Ezechiël 32:2, 6-8; Amos 5:20; 8:2, 9.
10, 11. (a) Wat profeteerde Joël met betrekking tot gebeurtenissen in de hemel? (b) Welke aspecten van Joëls profetie werden in 33 G.T. vervuld, en welke werden niet vervuld?
10 Toen Petrus en de drie anderen hoorden wat Jezus zei, herinnerden zij zich waarschijnlijk Joëls profetie in Joël 2:28-31 en 3:15: „Ik [zal] mijn geest . . . uitstorten op alle soorten van vlees, en uw zonen en uw dochters zullen stellig profeteren. . . . Ik wil wondertekenen geven in de hemel en op de aarde, bloed en vuur en rookzuilen. De zon zelf zal in duisternis worden veranderd en de maan in bloed, vóór de komst van de grote en vrees inboezemende dag van Jehovah.” „De zon en de maan zelf zullen stellig verduisterd worden en zelfs de sterren zullen werkelijk hun glans intrekken.”
11 Zoals in Handelingen 2:1-4 en 14-21 verteld wordt, stortte God met Pinksteren 33 G.T. heilige geest uit op 120 discipelen, zowel mannen als vrouwen. De apostel Petrus maakte bekend dat dit een vervulling was van wat Joël voorzegd had. Maar hoe staat het met Joëls woorden over ’de zon die in duisternis en de maan die in bloed werd veranderd en de sterren die hun glans introkken’? Er is geen aanwijzing dat dit in 33 G.T. of in de meer dan dertig jaar durende periode van het besluit van het joodse samenstel van dingen in vervulling is gegaan.
12, 13. Hoe gingen de door Joël voorzegde hemelverschijnselen in vervulling?
12 Kennelijk hield dat laatste gedeelte van Joëls voorzegging nauwer verband met „de komst van de grote en vrees inboezemende dag van Jehovah” — de verwoesting van Jeruzalem. De Wachttoren van 15 februari 1967 zei over de verdrukking die Jeruzalem in 70 G.T. trof: „Dat was stellig een ’dag van Jehovah’ met betrekking tot Jeruzalem en haar kinderen. En in verband met die dag was er volop ’bloed en vuur en rooknevel’, terwijl de zon overdag de duisternis van de stad niet opklaarde en de maan als vergoten bloed was, in plaats van bij nacht een vredig, zilverachtig maanlicht te verspreiden.”c
13 Ja, net als in het geval van de andere profetieën die wij hebben vermeld, gingen de door Joël voorzegde hemelverschijnselen in vervulling toen Jehovah het oordeel voltrok. In plaats dat de verduistering van zon, maan en sterren zich over de hele periode van het besluit van het joodse samenstel uitstrekte, deden deze verschijnselen zich voor toen de terechtstellingslegers tegen Jeruzalem optrokken. Logischerwijs kunnen wij een grotere vervulling van dat gedeelte van Joëls profetie verwachten wanneer Gods terechtstelling van het huidige samenstel op gang komt.
Na welke verdrukking deden zich hemelverschijnselen voor?
14, 15. Hoe is Joëls profetie van invloed op ons begrip van Mattheüs 24:29?
14 De vervulling van Joëls profetie (in overeenstemming met andere profetieën waarin soortgelijke taal wordt gebezigd) helpt ons de in Mattheüs 24:29 opgetekende woorden te begrijpen. Het is duidelijk dat wat Jezus zei over ’de zon die verduisterd wordt, de maan die geen licht geeft en sterren die vallen’, geen betrekking heeft op zaken als ruimteraketten, maanlandingen en dergelijke, die gedurende de vele decennia van het besluit van het huidige samenstel plaatsvinden. Nee, hij vestigde de aandacht op gebeurtenissen die verband houden met „de grote en vrees inboezemende dag van Jehovah”, de vernietiging die nog moet komen.
15 Dit helpt ons beter te begrijpen hoe de hemelverschijnselen zich „onmiddellijk na de verdrukking” zouden voordoen. Jezus doelde niet op de verdrukking die haar hoogtepunt vond in 70 G.T. Hij duidde veeleer op het begin van de grote verdrukking die het wereldsamenstel in de toekomst zal treffen en die het hoogtepunt zal vormen van zijn beloofde „tegenwoordigheid” (Mattheüs 24:3). Die verdrukking moet nog plaatsvinden.
16. Op welke verdrukking doelde Markus 13:24, en hoe dat zo?
16 Hoe staat het met de woorden in Markus 13:24: „In die dagen, na die verdrukking, zal de zon worden verduisterd, en de maan zal haar licht niet geven”? Het woord „die” in deze tekst is in beide gevallen een vertaling van een vorm van het Griekse woord e·keiʹnos, een aanwijzend voornaamwoord dat duidt op iets wat ver in de tijd ligt. E·keiʹnos kan gebruikt worden ter aanduiding van iets wat lang geleden gebeurd is (of eerder genoemd werd) of van iets wat in de verre toekomst ligt (Mattheüs 3:1; 7:22; 10:19; 24:38; Markus 13:11, 17, 32; 14:25; Lukas 10:12; 2 Thessalonicenzen 1:10). Markus 13:24 doelt dus op „die verdrukking”, niet de door de Romeinen veroorzaakte verdrukking, maar Jehovah’s machtige daad aan het einde van het huidige samenstel.
17, 18. Welk licht werpt de Openbaring op datgene wat er tijdens de grote verdrukking zal gebeuren?
17 De hoofdstukken 17 tot en met 19 van Openbaring stroken met dit herziene begrip van Mattheüs 24:29-31, Markus 13:24-27 en Lukas 21:25-28, en staven het. Hoe dan wel? Uit de Evangeliën blijkt dat deze verdrukking niet in één ruk alles zal wegvagen. Na het begin ervan zullen er nog heel wat leden van de ongehoorzame mensheid in leven zijn om „het teken van de Zoon des mensen” te zien en erop te reageren — te weeklagen en, zoals in Lukas 21:26 wordt gezegd, „mat [te] worden van vrees en verwachting omtrent de dingen die over de bewoonde aarde komen”. Die overweldigende vrees zal het gevolg zijn van het feit dat zij „het teken” zien dat hun ophanden zijnde vernietiging aankondigt.
18 Het verslag in de Openbaring laat zien dat de toekomstige grote verdrukking zal beginnen wanneer de gemilitariseerde „horens” van het internationale „wilde beest” zich tegen „de grote hoer”, Babylon de Grote, keren (Openbaring 17:1, 10-16).d Maar er zullen veel mensen overblijven, want koningen, kooplieden, scheepskapiteins en anderen rouwen over het einde van de valse religie. Ongetwijfeld zullen velen beseffen dat zij nu aan de beurt komen om geoordeeld te worden. — Openbaring 18:9-19.
Wat houdt de toekomst in?
19. Wat kunnen wij in de beginfase van de grote verdrukking verwachten?
19 De evangeliepassages in Mattheüs, Markus en Lukas werpen in combinatie met Openbaring hoofdstuk 17–19 heel veel licht op wat er binnenkort zal gebeuren. Op Gods vastgestelde tijd zal de grote verdrukking beginnen met een aanval op het wereldrijk van valse religie (Babylon de Grote). Deze aanval zal met bijzondere felheid gericht zijn tegen de christenheid, die overeenkomt met het ontrouwe Jeruzalem. „Onmiddellijk na” deze fase van de verdrukking „zullen er tekenen zijn in zon en maan en sterren, en op de aarde [ongekende] radeloze angst der natiën”. — Mattheüs 24:29; Lukas 21:25.
20. Welke hemelverschijnselen kunnen wij alsnog verwachten?
20 In welke zin zal ’de zon verduisterd worden, de maan geen licht geven, zullen de sterren van de hemel vallen en de krachten der hemelen geschokt worden’? Ongetwijfeld zullen in de beginfase van de grote verdrukking tal van lichtgevers — vooraanstaande geestelijken uit het religieuze rijk — door de in Openbaring 17:16 genoemde „tien horens” ontmaskerd en geëlimineerd zijn. Ongetwijfeld zullen ook de politieke machten in hevige beroering gebracht zijn. Zouden er ook angstaanjagende gebeurtenissen in de stoffelijke hemel kunnen plaatsvinden? Naar alle waarschijnlijkheid wel, en veel ontzagwekkender dan die welke zich volgens Josephus’ beschrijving tegen het einde van het joodse samenstel voordeden. Wij weten dat God in het verre verleden zijn kracht om zulke wereldschokkende verschijnselen te bewerkstelligen heeft tentoongespreid, en hij kan dit weer doen. — Exodus 10:21-23; Jozua 10:12-14; Rechters 5:20; Lukas 23:44, 45.
21. Hoe zal zich een toekomstig „teken” voordoen?
21 Op dit punt aangeland, gebruiken alle drie de evangelieschrijvers het woord toʹte (dan) om de volgende ontwikkeling in te leiden. „Dan zal het teken van de Zoon des mensen in de hemel verschijnen” (Mattheüs 24:30; Markus 13:26; Lukas 21:27). Sinds de Eerste Wereldoorlog hebben Jezus’ ware discipelen het samengestelde teken van zijn onzichtbare tegenwoordigheid onderscheiden, terwijl de meeste mensen het niet hebben herkend. Maar Mattheüs 24:30 wijst vooruit naar nog een „teken” dat in de toekomst zal verschijnen, het teken van „de Zoon des mensen”, en alle natiën zullen gedwongen worden er nota van te nemen. Wanneer Jezus met de op onzichtbaarheid duidende wolken komt, zullen menselijke tegenstanders in de hele wereld als gevolg van een bovennatuurlijke demonstratie van zijn koningsmacht die ’komst’ (Grieks: er·choʹme·non) moeten erkennen. — Openbaring 1:7.
22. Wat zal de uitwerking zijn wanneer het in Mattheüs 24:30 beschreven „teken” gezien wordt?
22 Mattheüs 24:30 gebruikt toʹte nog een keer om in te leiden wat er vervolgens komt. Dan zullen de natiën, die beseffen welke gevolgen hun situatie heeft, zich in weeklacht slaan, misschien omdat zij beseffen dat hun vernietiging ophanden is. Hoe anders is het met Gods dienstknechten gesteld, want wij zullen het hoofd omhoog kunnen heffen, wetend dat bevrijding nabij is! (Lukas 21:28) Openbaring 19:1-6 laat ook zien dat ware aanbidders in de hemel en op aarde zich verheugen over het einde van de grote hoer.
23. (a) Wat zal Jezus ten aanzien van de uitverkorenen doen? (b) Wat kan gezegd worden over het in de hemel opnemen van het overblijfsel?
23 Jezus’ profetie zegt verder, in Markus 13:27: „Dan [toʹte] zal hij de engelen uitzenden en zijn uitverkorenen bijeenvergaderen van de vier windstreken, van het uiteinde der aarde tot het uiteinde des hemels.” Hier brengt Jezus het nog op aarde levende overblijfsel van de 144.000 „uitverkorenen” in het beeld. Vroeg in het besluit van het samenstel van dingen werden deze gezalfde discipelen van Jezus in een theocratische eenheid bijeengebracht. Maar op grond van de beschreven volgorde van gebeurtenissen is bij datgene wat in Markus 13:27 en Mattheüs 24:31 staat opgetekend, iets anders betrokken. „Met een luid trompetgeschal” zullen de overgebleven „uitverkorenen” van de uiteinden der aarde bijeenvergaderd worden. Hoe zullen zij bijeenvergaderd worden? Ongetwijfeld doordat zij door Jehovah „verzegeld” en duidelijk geïdentificeerd worden als een deel van „de geroepenen en uitverkorenen en getrouwen”. En op Gods bestemde tijd zullen zij boven in de hemel vergaderd worden om koningen en priesters te zijn.e Dit zal zowel voor hen als voor hun getrouwe metgezellen, de „grote schare”, die zelf gekentekend zullen zijn om te kunnen behoren tot degenen „die uit de grote verdrukking komen” teneinde zich in zegeningen op een paradijsaarde te verheugen, een bron van vreugde zijn. — Mattheüs 24:22; Openbaring 7:3, 4, 9-17; 17:14; 20:6; Ezechiël 9:4, 6.
24. Hoe laat Mattheüs 24:29-31 zien in welke volgorde toekomstige gebeurtenissen zullen plaatsvinden?
24 Toen de apostelen zeiden: „Zeg ons . . .”, hield Jezus’ antwoord meer in dan zij konden bevatten. Toch smaakten zij nog tijdens hun leven de vreugde de typologische vervulling van zijn profetie te zien. Onze studie van Jezus’ antwoord heeft zich geconcentreerd op dat deel van zijn profetie dat in de nabije toekomst vervuld zal worden (Mattheüs 24:29-31; Markus 13:24-27; Lukas 21:25-28). Wij kunnen reeds zien dat onze bevrijding naderbij komt. Wij kunnen uitzien naar het begin van de grote verdrukking, dan het teken van de Zoon des mensen en dan de door God verrichte bijeenvergadering van de uitverkorenen. Ten slotte zal onze Krijgsman-Koning, de op de troon geplaatste Jezus, te Armageddon als Jehovah’s Oordeelsvoltrekker ’zijn overwinning voltooien’ (Openbaring 6:2). Die dag van Jehovah, wanneer hij wraak oefent, zal komen als de grootse finale van het besluit van het samenstel van dingen, waardoor de dag van de Heer Jezus sinds 1914 is gekenmerkt.
25. Hoe kunnen wij in de nog toekomstige vervulling van Lukas 21:28 delen?
25 Moge u profijt blijven trekken van goddelijk onderwijs teneinde gunstig te reageren op de nog toekomstige vervulling van Jezus’ woorden: „Als nu deze dingen beginnen te geschieden, richt u dan rechtop en heft uw hoofd omhoog, omdat uw bevrijding nabij komt” (Lukas 21:28). Wat een toekomst wacht de uitverkorenen en de grote schare wanneer Jehovah ertoe overgaat zijn heilige naam te heiligen!
[Voetnoten]
a Jehovah’s Getuigen verschaffen graag de bewijzen hiervoor door te laten zien hoe de zichtbare gebeurtenissen in onze tijd een vervulling zijn van bijbelse profetieën.
b Aanvullend materiaal stond op blz. 296-322 van Gods duizendjarige koninkrijk is nabij gekomen, in 1974 in het Nederlands uitgegeven door de Watchtower Bible and Tract Society of New York, Inc., en in De Wachttoren van 15 december 1982, blz. 17-22.
c Josephus schrijft over gebeurtenissen die zich voordeden tussen de eerste aanval van het Romeinse leger op Jeruzalem (66 G.T.) en de verwoesting van de stad: „’s Nachts ging het . . . verschrikkelijk stormen. De wind bereikte orkaankracht en ging gepaard met hevige regenval, aanhoudend onweer en donderende aardverschuivingen. Het was duidelijk dat het geweld van de elementen weinig goeds voorspelde voor de mensen en menigeen zag hierin dan ook de aankondiging van een catastrofe.”
d Wat Jezus een „grote verdrukking” en „een verdrukking” noemde, betrof in de eerste toepassing ervan de vernietiging van het joodse samenstel. Maar in de verzen die alleen op onze tijd van toepassing zijn, gebruikte hij het bepalend lidwoord „de”, door te zeggen „de verdrukking” (Mattheüs 24:21, 29; Markus 13:19, 24). Openbaring 7:14 noemde deze toekomstige gebeurtenis „de grote verdrukking”, letterlijk „de verdrukking de grote”.
Kunt u zich dit herinneren?
◻ Hoe werden aspecten van Joël 2:28-31 en 3:15 in de eerste eeuw vervuld?
◻ Op welke verdrukking wordt in Mattheüs 24:29 gedoeld, en waarom komen wij tot die conclusie?
◻ Op welke hemelverschijnselen duidt Mattheüs 24:29, en hoe kunnen deze zich onmiddellijk na de verdrukking voordoen?
◻ Hoe zal Lukas 21:26, 28 in de toekomst vervuld worden?
[Illustratie op blz. 16, 17]
Tempelterrein
[Verantwoording]
Pictorial Archive (Near Eastern History) Est.