Wij zullen wandelen in de naam van Jehovah, onze God
„Wij, van onze kant, zullen wandelen in de naam van Jehovah, onze God, tot onbepaalde tijd, ja voor eeuwig.” — MICHA 4:5.
1. Hoe was de situatie in Noachs tijd op moreel gebied, en in welk opzicht was Noach anders?
DE EERSTE man van wie in de bijbel wordt gezegd dat hij met God wandelde, was Henoch. De tweede was Noach. Het verslag vertelt ons: „Noach was een rechtvaardig man. Hij betoonde zich onberispelijk onder zijn tijdgenoten. Noach wandelde met de ware God” (Genesis 6:9). In Noachs tijd was het merendeel van de mensheid afgeweken van de zuivere aanbidding. De slechte situatie werd nog verergerd door ontrouwe engelen die onnatuurlijke verbintenissen aangingen met vrouwen en nakomelingen voortbrachten die Nefilim werden genoemd, de toenmalige „sterke mannen” of „mannen van vermaardheid”. Geen wonder dat de aarde vol geweld was! (Genesis 6:2, 4, 11) Toch betoonde Noach zich onberispelijk en was hij „een prediker van rechtvaardigheid” (2 Petrus 2:5). Toen God hem opdroeg een ark te bouwen die tot behoud van leven zou dienen, deed Noach gehoorzaam „naar alles wat God hem geboden had. Juist zo deed hij” (Genesis 6:22). Noach wandelde beslist met God.
2, 3. Welk voortreffelijke voorbeeld heeft Noach ons gegeven?
2 Paulus nam Noach op in zijn lijst van getrouwe getuigen toen hij schreef: „Door geloof heeft Noach, nadat hem een goddelijke waarschuwing was gegeven aangaande dingen die nog niet werden gezien, godvruchtige vrees aan de dag gelegd en een ark gebouwd tot redding van zijn huisgezin; en door dit geloof heeft hij de wereld veroordeeld, en hij is een erfgenaam geworden van de rechtvaardigheid die overeenkomstig geloof is” (Hebreeën 11:7). Wat een schitterend voorbeeld! Omdat Noach ervan overtuigd was dat Jehovah’s woorden uit zouden komen, besteedde hij zijn tijd, energie en middelen aan het doen van wat God geboden had. In dezelfde trant wijzen velen in deze tijd de mogelijkheden af die deze wereld biedt en besteden ze hun tijd, energie en middelen aan het gehoorzamen van Jehovah’s geboden. Hun geloof is opmerkenswaardig en zal leiden tot redding van henzelf en van anderen. — Lukas 16:9; 1 Timotheüs 4:16.
3 Geloof oefenen moet voor Noach en zijn gezin net zo moeilijk zijn geweest als voor Henoch, Noachs overgrootvader, over wie het voorgaande artikel ging. Net als in de dagen van Henoch waren ook in Noachs tijd de ware aanbidders ver in de minderheid: slechts acht mensen bleken getrouw te zijn en overleefden de Vloed. Noach predikte rechtvaardigheid in een gewelddadige en immorele wereld. Bovendien bouwden hij en zijn gezin een enorme houten ark als voorbereiding op een wereldwijde overstroming, hoewel niemand ooit zo’n overstroming had meegemaakt. Het moet op personen die hen gadesloegen een heel vreemde indruk gemaakt hebben.
4. Op welke nalatigheid van Noachs tijdgenoten vestigde Jezus de aandacht?
4 Het is interessant dat toen Jezus over de dagen van Noach sprak, hij het niet had over het geweld, de valse religie of de immoraliteit — hoe verschrikkelijk dat alles ook was. Het kwalijke waarop Jezus de aandacht vestigde, was dat de mensen weigerden acht te slaan op de waarschuwing die werd gegeven. Hij zei dat ze „aten en . . . dronken, mannen huwden en vrouwen werden ten huwelijk gegeven, tot op de dag waarop Noach de ark binnenging”. Eten, drinken, trouwen — wat was daar nu verkeerd aan? Ze leidden gewoon een ’normaal’ leven! Maar er was een vloed op komst, en Noach predikte rechtvaardigheid. Zijn woorden en zijn gedrag hadden een waarschuwing voor hen moeten zijn. Toch „sloegen [zij] er geen acht op totdat de vloed kwam en hen allen wegvaagde”. — Mattheüs 24:38, 39.
5. Over welke eigenschappen moesten Noach en zijn gezin beschikken?
5 Als we terugblikken op die tijd zien we de wijsheid van Noachs levenswijze in. Maar in de dagen voor de Vloed vergde het moed om anders te zijn dan alle anderen. Noach en zijn gezin moesten een sterke overtuiging hebben om de reusachtige ark te bouwen en die te vullen met vertegenwoordigers van de verschillende diersoorten. Kwam bij sommigen van dat handjevol getrouwen weleens de wens op minder opvallend te zijn en gewoon een ’normaal’ leven te leiden? Zelfs al zouden er zulke gedachten door hen heen geflitst zijn, ze verzwakten niet in hun integriteit. Na een groot aantal jaren — meer dan een van ons in dit samenstel van dingen zal moeten volharden — leidde het geloof van Noach ertoe dat hij de Vloed overleefde. Maar Jehovah voltrok het oordeel aan al degenen die een ’normaal’ leven leidden en geen acht sloegen op de betekenis van de tijd waarin ze leefden.
De mensheid opnieuw geteisterd door geweld
6. Welke situatie bestond er na de Vloed nog steeds?
6 Nadat het water van de Vloed gezakt was, kreeg de mensheid een nieuwe start. Maar de mensen waren nog steeds onvolmaakt en ’de neiging van hun hart bleef slecht van hun jeugd af’ (Genesis 8:21). Bovendien waren de demonen, hoewel ze zich niet meer in een menselijk lichaam konden materialiseren, nog steeds bijzonder actief. Al snel bleek dat de goddeloze mensenwereld „in de macht van de goddeloze” lag, en net als in deze tijd moesten de ware aanbidders weerstand bieden aan „de kuiperijen van de Duivel”. — 1 Johannes 5:19; Efeziërs 6:11, 12.
7. Hoe is het geweld in de wereld na de Vloed toegenomen?
7 Zeker vanaf de tijd van Nimrod werd de wereld opnieuw het toneel van menselijk geweld. Als gevolg van de groei van de bevolking en de vooruitgang van de technologie is dat geweld mettertijd toegenomen. Vroeger had men zwaarden en speren, pijl en boog en strijdwagens. In recenter tijden zijn het musket en het kanon gekomen, daarna het geweer en de geavanceerde artillerie uit het begin van de twintigste eeuw. Tijdens de Eerste Wereldoorlog werden nog angstaanjagender wapens ingezet, zoals het vliegtuig, de tank, de onderzeeër en het gifgas. In die oorlog hebben zulke wapens miljoenen mensen het leven gekost. Kwam dat onverwacht? Nee.
8. Hoe is Openbaring 6:1-4 in vervulling gegaan?
8 In 1914 werd Jezus op de troon geplaatst als Koning van Gods hemelse koninkrijk en begon „de dag des Heren” (Openbaring 1:10). In een visioen dat in het boek Openbaring opgetekend staat, wordt Jezus gezien als een Koning die er zegevierend op uit trekt op een wit paard. Hij wordt gevolgd door andere ruiters, die elk een plaag vertegenwoordigen die over de mensheid komt. Een van hen berijdt een vuriggekleurd paard, en hem werd het gegeven „de vrede van de aarde weg te nemen, zodat zij elkaar zouden afslachten; en hem werd een groot zwaard gegeven” (Openbaring 6:1-4). Dat paard en zijn berijder beelden oorlog af, en het grote zwaard vertegenwoordigt de ongekende vernietigingskracht van de moderne oorlogvoering met haar krachtige wapens. Daartoe behoren inmiddels de kernwapens, die stuk voor stuk tienduizenden mensen kunnen doden, raketten die deze wapens over een afstand van duizenden kilometers naar hun doelwit kunnen brengen, en geavanceerde chemische en biologische massavernietigingswapens.
Wij slaan acht op Jehovah’s waarschuwingen
9. Hoe laat de huidige wereld zich vergelijken met die van voor de Vloed?
9 In de dagen van Noach bracht Jehovah vernietiging over de mensheid wegens het extreme geweld dat goddeloze mensen pleegden, daartoe aangezet door de Nefilim. En wat kunnen we van deze tijd zeggen? Is de aarde minder gewelddadig dan toen? Absoluut niet! Bovendien laten de mensen zich nu, net als in Noachs tijd, in beslag nemen door hun gewone bezigheden; ze proberen een ’normaal’ leven te leiden en weigeren acht te slaan op de waarschuwingen die klinken (Lukas 17:26, 27). Is er dan enige reden om eraan te twijfelen dat Jehovah opnieuw vernietiging over de mensheid zal brengen? Nee.
10. (a) Welke waarschuwing wordt herhaaldelijk in de bijbelprofetieën gegeven? (b) Wat is in deze tijd de enige verstandige handelwijze?
10 Honderden jaren voor de Vloed voorzei Henoch de vernietiging die in onze tijd moet komen (Judas 14, 15). Ook Jezus sprak over de komende „grote verdrukking” (Mattheüs 24:21). Andere profeten hebben eveneens voor die tijd gewaarschuwd (Ezechiël 38:18-23; Daniël 12:1; Joël 2:31, 32). En in het boek Openbaring lezen we een levendige beschrijving van die uiteindelijke vernietiging (Openbaring 19:11-21). Persoonlijk volgen we Noachs voorbeeld en zijn we actief als predikers van rechtvaardigheid. We slaan acht op Jehovah’s waarschuwingen en helpen onze naasten liefdevol om hetzelfde te doen. We wandelen dus net als Noach met God. Voor iedereen die wil leven, is het beslist van essentieel belang met God te blijven wandelen. Hoe slagen we daarin ondanks alle druk waarmee we dagelijks te maken hebben? We moeten een sterk geloof ontwikkelen in de vervulling van Gods voornemen. — Hebreeën 11:6.
Blijf in benarde tijden met God wandelen
11. Hoe volgen we het voorbeeld van de eerste-eeuwse christenen?
11 In de eerste eeuw werd van gezalfde christenen gezegd dat ze tot „De Weg” behoorden (Handelingen 9:2). In hun leven draaide alles om het geloof in Jehovah en Jezus Christus. Ze volgden het pad dat hun Meester had bewandeld. In deze tijd doen getrouwe christenen hetzelfde.
12. Wat gebeurde er nadat Jezus door een wonder een menigte had gevoed?
12 Hoe belangrijk geloof is, blijkt uit een voorval tijdens Jezus’ bediening. Bij een bepaalde gelegenheid voedde Jezus door een wonder een menigte van ongeveer vijfduizend man. De mensen waren verbaasd en opgetogen. Maar let eens op wat er vervolgens gebeurde. We lezen: „Toen de mensen . . . de tekenen zagen die hij verrichtte, zeiden zij voorts: ’Dit is stellig de profeet die in de wereld zou komen.’ Daar Jezus nu wist dat zij wilden komen en hem wilden grijpen om hem koning te maken, trok hij zich weer op de berg terug, geheel alleen” (Johannes 6:10-15). Die avond reisde hij naar een andere plaats. Jezus’ weigering om het koningschap te aanvaarden, was waarschijnlijk voor velen een teleurstelling. Per slot van rekening had hij laten zien dat hij wijs genoeg was om koning te zijn en dat hij bij machte was in de fysieke behoeften van het volk te voorzien. Maar het was Jehovah’s tijd nog niet om hem als Koning te laten regeren. Daar komt nog bij dat Jezus’ koninkrijk hemels en niet aards zou zijn.
13, 14. Welke zienswijze bleken velen eropna te houden, en hoe werd hun geloof op de proef gesteld?
13 Niettemin gingen de menigten Jezus vastberaden achterna en ze vonden hem, zoals Johannes zegt, „aan de overkant van de zee”. Waarom volgden ze hem nog nadat hij niet was ingegaan op hun pogingen om hem koning te maken? Velen gaven blijk van een vleselijke zienswijze, want ze spraken nadrukkelijk over de materiële voorzieningen die Jehovah in Mozes’ tijd in de wildernis had getroffen. Daarmee impliceerden ze dat Jezus materiële voorzieningen voor hen moest blijven treffen. Jezus doorzag hun verkeerde motieven en begon hun geestelijke waarheden te leren waardoor hun denkwijze gecorrigeerd zou kunnen worden (Johannes 6:17, 24, 25, 30, 31, 35-40). Als reactie daarop lieten sommigen zich klagend over hem uit, vooral toen hij de illustratie gebruikte die we in Johannes 6:53, 54 lezen: „Voorwaar, voorwaar, ik zeg u: Indien gij het vlees van de Zoon des mensen niet eet en zijn bloed niet drinkt, hebt gij geen leven in uzelf. Wie zich met mijn vlees voedt en mijn bloed drinkt, heeft eeuwig leven, en ik zal hem op de laatste dag uit de dood opwekken.”
14 Het effect van Jezus’ illustraties was vaak dat mensen lieten blijken of ze echt met God wilden wandelen. Deze illustratie was daarop geen uitzondering. Ze riep heftige reacties op. We lezen: „Toen velen van zijn discipelen dit . . . hoorden, zeiden zij: ’Deze rede is aanstootgevend; wie kan ernaar luisteren?’” Jezus legde vervolgens uit dat hun belangstelling uit moest gaan naar de geestelijke betekenis van zijn woorden. Hij zei: „Het is de geest die levengevend is; het vlees is volstrekt van geen nut. De woorden die ik tot u heb gesproken, zijn geest en zijn leven.” Toch wilden velen niet luisteren en het verslag zegt: „Ten gevolge hiervan keerden velen van zijn discipelen zich tot de dingen die zij hadden achtergelaten en wandelden voortaan niet meer met hem.” — Johannes 6:60, 63, 66.
15. Welke juiste zienswijze hadden sommigen van Jezus’ volgelingen?
15 Maar niet al Jezus’ discipelen reageerden zo. Het is waar dat de loyale discipelen niet helemaal begrepen wat Jezus had gezegd. Toch bleven ze een rotsvast vertrouwen in hem stellen. Petrus, een van die loyale discipelen, bracht de gevoelens van iedereen die bleef onder woorden toen hij zei: „Heer, tot wie zullen wij heengaan? Gij hebt woorden van eeuwig leven” (Johannes 6:68). Wat een voortreffelijke instelling en wat een schitterend voorbeeld!
16. Hoe zouden we op de proef gesteld kunnen worden, en aan welke juiste zienswijze moeten we werken?
16 In deze tijd zouden we net als die vroege discipelen op de proef gesteld kunnen worden. In ons geval zouden we teleurgesteld kunnen zijn omdat Jehovah’s beloften niet zo snel verwezenlijkt worden als we persoonlijk zouden willen. Misschien vinden we de uitleg van de Schrift in onze bijbelse publicaties soms moeilijk te begrijpen. Het gedrag van een medechristen kan ons teleurstellen. Zou het goed zijn er om die of soortgelijke redenen mee te stoppen met God te wandelen? Natuurlijk niet! De discipelen die Jezus de rug toekeerden, gaven blijk van een vleselijke denkwijze. Die fout moeten wij vermijden.
„Wij behoren niet tot het soort dat terugdeinst”
17. Wat kan ons helpen met God te blijven wandelen?
17 De apostel Paulus schreef: „De gehele Schrift is door God geïnspireerd” (2 Timotheüs 3:16). Via de bladzijden van de bijbel vertelt Jehovah ons duidelijk: „Dit is de weg. Wandelt daarop” (Jesaja 30:21). Gehoorzaamheid aan Gods Woord helpt ons ’er nauwlettend op toe te zien hoe we wandelen’ (Efeziërs 5:15). Door de bijbel te bestuderen en over het geleerde te mediteren, zijn we in staat ’voort te gaan in de waarheid te wandelen’ (3 Johannes 3). Wat Jezus zei, is beslist waar: ’De geest is levengevend; het vlees is volstrekt van geen nut.’ De enige betrouwbare leiding waarnaar we ons moeten richten, is geestelijke leiding, en die ontvangen we via Jehovah’s Woord, zijn geest en zijn organisatie.
18. (a) Wat voor onverstandigs doen sommigen? (b) Wat voor geloof ontwikkelen we?
18 In deze tijd proberen degenen die door hun vleselijke denkwijze of niet-vervulde verwachtingen ontevreden worden, vaak zo veel mogelijk uit deze wereld te halen. Doordat ze hun gevoel van dringendheid verliezen, zien ze er niet de noodzaak van in ’voortdurend te waken’ en streven ze liever zelfzuchtige doelen na dan de Koninkrijksbelangen op de eerste plaats te laten komen (Mattheüs 24:42). Het is bijzonder onverstandig zo te wandelen. Denk maar aan de woorden van de apostel Paulus: „Wij behoren niet tot het soort dat terugdeinst, wat tot vernietiging leidt, maar tot het soort dat geloof heeft, wat tot het in het leven behouden van de ziel leidt” (Hebreeën 10:39). Net als Henoch en Noach leven we in woelige tijden, maar net als zij hebben we het voorrecht met God te wandelen. Als we dat doen, hebben we de verzekerde verwachting dat we zullen meemaken dat Jehovah’s beloften in vervulling gaan, dat er een eind komt aan goddeloosheid en dat er een rechtvaardige nieuwe wereld tot stand komt. Wat een geweldig vooruitzicht!
19. Hoe beschrijft Micha wat ware aanbidders zullen doen?
19 De geïnspireerde profeet Micha zei over de naties van de wereld dat ze „elk in de naam van hun god [zouden] wandelen”. Vervolgens zei hij over zichzelf en andere getrouwe aanbidders: „Wij, van onze kant, zullen wandelen in de naam van Jehovah, onze God, tot onbepaalde tijd, ja voor eeuwig” (Micha 4:5). Is dat ook jouw vaste besluit, blijf dan dicht bij Jehovah, hoe woelig de tijden ook mogen worden (Jakobus 4:8). Laat het de innige wens van elk van ons zijn om nu en tot onbepaalde tijd, ja voor eeuwig, te wandelen met Jehovah, onze God!
Overzichtsvragen
• Welke overeenkomsten zijn er tussen Noachs tijd en de onze?
• Welke handelwijze volgden Noach en zijn gezin, en hoe kunnen we hun geloof navolgen?
• Van welke verkeerde zienswijze gaven sommigen van Jezus’ volgelingen blijk?
• Waartoe zijn ware christenen vastbesloten?
[Illustraties op blz. 20]
Net als in Noachs tijd laten mensen zich nu totaal in beslag nemen door hun dagelijkse activiteiten
[Illustratie op blz. 21]
Als Koninkrijkspredikers ’behoren we niet tot het soort dat terugdeinst’