-
’De getrouwe slaaf’ en zijn Besturende LichaamDe Wachttoren 1990 | 15 maart
-
-
13 In een parallelle illustratie — de gelijkenis van de talenten — zette Jezus uiteen dat de meester na een lange tijd terugkwam om afrekening met zijn slaven te houden. Tot de slaven die zich getrouw hadden betoond, zei de meester: „Gij zijt over weinig dingen getrouw geweest. Ik zal u over veel dingen aanstellen. Ga de vreugde van uw meester binnen.” Maar met betrekking tot de ontrouwe slaaf verklaarde hij: „Zelfs wat hij heeft, [zal hem] nog ontnomen worden. En werpt de onnutte slaaf in de duisternis buiten.” — Matthéüs 25:21-23, 29, 30.
14. Wat verwachtte Jezus van zijn met de geest gezalfde slaven?
14 Na een lange tijd — bijna negentien eeuwen — werd Christus in 1914, aan het einde van „de bestemde tijden der natiën”, met koningsmacht bekleed (Lukas 21:24). Kort daarna ’kwam hij en hield afrekening’ met zijn slaven, de met de geest gezalfde christenen (Matthéüs 25:19). Wat verwachtte Jezus van hen, zowel individueel als collectief? De toewijzing van de beheerder was sinds de eerste eeuw niet veranderd. Christus had talenten aan afzonderlijke personen toevertrouwd — aan „een ieder naar zijn eigen bekwaamheid”. Jezus verwachtte dan ook evenredige resultaten (Matthéüs 25:15). De regel uit 1 Korinthiërs 4:2 gold: „Wat . . . van beheerders wordt verwacht is, dat elkeen getrouw wordt bevonden.” Met de talenten woekeren betekende getrouw als gezanten van God op te treden, discipelen te maken en geestelijke waarheden aan hen uit te delen. — 2 Korinthiërs 5:20.
-
-
’De getrouwe slaaf’ en zijn Besturende LichaamDe Wachttoren 1990 | 15 maart
-
-
21. (a) Wie trof Christus bezig met het uitdelen van geestelijk voedsel, en hoe beloonde hij hen? (b) Wat wachtte de getrouwe slaaf en zijn Besturende Lichaam?
21 Toen Jezus Christus derhalve in 1918 degenen inspecteerde die beweerden zijn slaven te zijn, trof hij een internationale groep christenen aan die bijbelse waarheden publiceerden die niet alleen binnen de gemeente konden worden gebruikt, maar ook daarbuiten in het predikingswerk. In 1919 bleek de situatie werkelijk zo te zijn als Christus had voorzegd: „Gelukkig is die slaaf wanneer zijn meester hem bij zijn aankomst daarmee bezig vindt! Voorwaar, ik zeg u: Hij zal hem aanstellen over al zijn bezittingen” (Matthéüs 24:46, 47). Deze ware christenen gingen de vreugde van hun Meester binnen. Aangezien zij zich „over weinig dingen getrouw” hadden betoond, werden zij door de Meester „over veel dingen” aangesteld (Matthéüs 25:21). De getrouwe slaaf en zijn Besturende Lichaam stonden op hun post, gereed voor een grotere toewijzing. Wat dienen wij blij te zijn dat dit zo was, want loyale christenen ontvangen door het toegewijde werk van de getrouwe slaaf en zijn Besturende Lichaam rijke zegeningen!
-