POTTENBAKKER, VELD VAN DE
Nadat de door wroeging gekwelde Judas het verradersloon van dertig zilverstukken (indien sikkelen: $66) in de tempel had geworpen, kochten de overpriesters „er het veld van de pottenbakker mee om daar vreemden te begraven” (Mt 27:3-10). Het veld kwam bekend te staan als Akeldama of „Bloedveld” (Han 1:18, 19; zie AKELDAMA). Sinds de 4de eeuw G.T. wordt dit veld geïdentificeerd met een plek op de zuidelijke helling van het Dal van Hinnom, vlak voordat dit zich met het Kidrondal verenigt.
De uitdrukking „het veld van de pottenbakker” geeft niet specifiek te kennen of het veld eenvoudig aan een pottenbakker behoorde of dat het zo genoemd werd omdat pottenbakkers daar ooit hun ambacht uitoefenden. Dit laatste zou echter het geval kunnen zijn als de traditionele plaatsaanduiding juist is. In de nabijheid bevond zich de in Jeremia 19:1, 2 genoemde Schervenpoort (of „Pottenbakkerspoort”, volgens de voetnoot van J. Simons in Jerusalem in the Old Testament, Leiden, 1952, blz. 230; in Nehemia „Aspoort”). (Vgl. Jer 18:2.) In deze omgeving was de noodzakelijke grondstof, leem, te vinden. De vervaardiging van aardewerk vereiste ook een goede watervoorziening, en daar in de buurt bevonden zich de bron En-Rogel en de Vijver van Siloam, en bovendien was het mogelijk dat er in de winter water in het Dal van Hinnom was.