„Vrouwen die hard werken in de Heer”
„Groet Tryfena en Tryfosa, vrouwen die hard werken in de Heer.” — ROMEINEN 16:12.
1. Hoe bleek Jezus’ aardse bediening een zegen voor vrouwen te zijn?
JEZUS’ aardse bediening was werkelijk een zegen voor joodse vrouwen. Het werk waarmee hij een aanvang maakte, zou vrouwen uit alle rassen vertroosting, hoop en een nieuwe waardigheid brengen. Hij sloeg geen acht op de tradities van het judaïsme die ’het woord van God krachteloos maakten’ (Mattheüs 15:6). Veel van die tradities waren strijdig met de fundamentele door God gegeven rechten van vrouwen.
Jezus’ houding tegenover vrouwen
2. Waarom kan gezegd worden dat Jezus’ benadering van vrouwen revolutionair was voor die tijd?
2 Wat een scherp contrast bestond er tussen Jezus’ houding tegenover vrouwen en die van de joodse religieuze leiders! Volgens de laatsten waren vrouwen, om de Encyclopaedia Judaica aan te halen, „hebzuchtig, luistervinken, lui en jaloers”. Conversatie met een vrouw werd met afkeuring bezien, en „het was onbetamelijk voor een ontwikkeld man om op straat met een vrouw te spreken” (Jerusalem in the Time of Jesus, door Joachim Jeremias; vergelijk Johannes 4:27). Er valt nog veel meer te zeggen over de minachtende houding van de leiders van het judaïsme tegenover vrouwen. Maar het bovenstaande is toereikend om te laten zien dat Jezus’ benadering van vrouwen voor die tijd werkelijk revolutionair was.
3. Welke voorvallen tijdens Jezus’ bediening laten zien dat hij bereid was vrouwen diepe geestelijke waarheden te leren?
3 Jezus verschaft het volmaakte voorbeeld van de wijze waarop mannen een warme en toch zuivere verhouding met vrouwen kunnen hebben. Niet alleen had hij gesprekken met hen maar hij leerde hun ook diepe geestelijke waarheden. Ja, de allereerste aan wie hij openlijk onthulde de Messias te zijn, was een vrouw, en nog wel een Samaritaanse (Johannes 4:7, 25, 26). Bovendien laat het voorval met Martha en Maria duidelijk zien dat Jezus, anders dan de joodse religieuze leiders, niet van mening was dat een vrouw niet even bij haar potten en pannen weg mocht teneinde haar geestelijke kennis te vergroten. Bij die gelegenheid ’koos Maria het goede deel’, omdat zij voorrang gaf aan geestelijke zaken (Lukas 10:38-42). Maar een paar maanden later, nadat hun broer was gestorven, was het Martha en niet Maria die het grootste verlangen toonde om de Meester te spreken. Wat is het ook nu nog voor ons ontroerend om dat diep geestelijke gesprek te lezen dat er toen tussen Jezus en Martha plaatshad over de opstandingshoop! (Johannes 11:20-27) Wat een voorrecht was dat voor Martha!
Vrouwen die Jezus dienden
4, 5. Door wie behalve de apostelen werd Jezus nog meer gevolgd tijdens zijn Galilese bediening, en hoe dienden zij hem?
4 Jezus aanvaardde ook de diensten van vrouwen terwijl hij door het land reisde. In zijn evangelieverslag noemt Markus „vrouwen . . . die hem [Jezus], toen hij in Galilea was, steeds hadden vergezeld en gediend” (Markus 15:40, 41). Wie waren deze vrouwen en hoe dienden zij Jezus? Wij kennen niet alle namen, maar Lukas identificeert er een paar en legt uit hoe zij Jezus dienden.
5 Lukas schrijft: „Kort daarna trok hij van stad tot stad en van dorp tot dorp, terwijl hij het goede nieuws van het koninkrijk Gods predikte en bekendmaakte. En de twaalf waren met hem, alsmede zekere vrouwen die van goddeloze geesten en ziekten waren genezen: Maria, die Magdalena wordt genoemd, van wie zeven demonen waren uitgegaan, en Johanna, de vrouw van Chuzas, gevolmachtigde van Herodes, en Suzanna en vele andere vrouwen, die hen van hun bezittingen dienden” (Lukas 8:1-3). Jezus vond het goed dat deze vrouwen hem volgden en hun bezittingen gebruikten om bij te dragen in de materiële behoeften van hem en zijn apostelen.
6. (a) Wie vergezelden Jezus op zijn laatste reis naar Jeruzalem? (b) Wie stonden tot aan zijn dood bij Jezus, en hoe werden sommigen van hen beloond? (c) Wat is in het licht van de tradities van het judaïsme opmerkelijk aan het verslag in Johannes 20:11-18?
6 Toen Jezus werd terechtgesteld, „stonden daar vele vrouwen, die Jezus vanuit Galilea hadden vergezeld om hem te dienen, op een afstand toe te kijken; onder hen bevonden zich Maria Magdalena, ook Maria, de moeder van Jakobus en Joses” (Mattheüs 27:55, 56). Er stonden dus vele getrouwe vrouwen bij Jezus toen hij stierf. Het is ook opmerkenswaard dat vrouwen de eerste getuigen waren van zijn opstanding (Mattheüs 28:1-10). Dit op zich was al een slag voor de joodse traditie, want in het judaïsme werden vrouwen niet waardig geacht om wettelijke getuigen te zijn. Lees met dit in gedachten Johannes 20:11-18, en probeer u de intense emotie in te voelen die Maria Magdalena moet hebben gevoeld toen de opgestane Meester haar verscheen, haar bij haar naam noemde en haar gebruikte als zijn getuige om zijn discipelen op de hoogte te brengen dat hij werkelijk leefde!
Getrouwe christelijke vrouwen na Pinksteren
7, 8. (a) Hoe weten wij dat er vrouwen aanwezig waren toen met Pinksteren de geest werd uitgestort? (b) Hoe hadden christelijke vrouwen een aandeel aan de vroege verbreiding van het christendom?
7 Na Jezus’ hemelvaart waren godvruchtige vrouwen met de getrouwe apostelen aanwezig in het bovenvertrek in Jeruzalem (Handelingen 1:12-14). Dat er zich vrouwen bevonden onder degenen op wie met Pinksteren de heilige geest werd uitgestort, is heel duidelijk. Waarom? Omdat Petrus toen hij uitlegde wat er was gebeurd, Joël 2:28-30 aanhaalde, welke tekst specifiek melding maakt van „dochters” en „dienstmaagden” of „slavinnen” (Handelingen 2:1, 4, 14-18). Door de geest verwekte, gezalfde christelijke vrouwen maakten dus vanaf de oprichting van de christelijke gemeente daar deel van uit.
8 Vrouwen speelden een belangrijke hoewel niet dominerende rol in de verbreiding van het christendom. Maria, de moeder van Markus en de tante van Barnabas, stelde haar kennelijk grote huis ter beschikking van de gemeente in Jeruzalem (Handelingen 12:12). En zij was hiertoe bereid in een tijd dat er net weer vervolging tegen de christenen was losgebarsten (Handelingen 12:1-5). De vier dochters van de evangelieprediker Filippus hadden het voorrecht christelijke profetessen te zijn. — Handelingen 21:9; 1 Korinthiërs 12:4, 10.
Paulus’ houding tegenover vrouwen
9. Welke raad gaf Paulus betreffende christelijke vrouwen in zijn eerste brief aan de Korinthiërs, en tot het respecteren van welk goddelijk beginsel moedigde hij vrouwen aan?
9 Soms wordt de apostel Paulus beschuldigd van misogynie, dat wil zeggen, een haat tegen en wantrouwen jegens vrouwen. Het is waar dat het Paulus was die erop aandrong dat vrouwen in de christelijke gemeente hun juiste plaats moeten weten. In de normale gang van zaken zouden zij geen onderwijs geven op de gemeentevergaderingen (1 Korinthiërs 14:33-35). Als een christelijke vrouw, omdat er geen man aanwezig was of omdat zij onder de aandrang van de heilige geest profeteerde, tijdens een vergadering sprak, moest zij een hoofdbedekking dragen. Dit was dan „een teken van gezag”, een zichtbaar bewijs dat de vrouw Gods regeling inzake gezag erkende. — 1 Korinthiërs 11:3-6, 10.
10. Waarvan hebben sommigen de apostel Paulus beschuldigd, maar wat bewijst dat deze beschuldiging onjuist is?
10 Paulus vond het klaarblijkelijk nodig de vroege christenen aan deze theocratische beginselen te herinneren opdat op de gemeentevergaderingen ’alle dingen betamelijk zouden geschieden’ (1 Korinthiërs 14:40). Maar betekent dit dat Paulus vrouwen vijandig gezind was, zoals sommigen beweren? Nee, dat is niet zo. Was het niet Paulus die in het slothoofdstuk van zijn brief aan de Romeinen warme groeten zond aan negen christelijke vrouwen? Toonde hij niet diepe waardering voor Febe, Priska (Priskilla), Tryfena en Tryfosa, deze laatste twee aanduidend als „vrouwen die hard werken in de Heer”? (Romeinen 16:1-4, 6, 12, 13, 15) En het was Paulus die onder inspiratie schreef: „Gij allen die in Christus werdt gedoopt, hebt Christus aangedaan. Er is noch jood noch Griek, er is noch slaaf noch vrije, er is noch man noch vrouw, want gij zijt allen één persoon in eendracht met Christus Jezus” (Galaten 3:27, 28). Paulus had duidelijk liefde en waardering voor zijn christelijke zusters, onder wie Lydia, die een voorbeeldige gastvrijheid toonde in een tijd van beproeving. — Handelingen 16:12-15, 40; Filippenzen 4:2, 3.
Hardwerkende vrouwen in deze tijd
11, 12. (a) Hoe gaat Psalm 68:11 in deze tijd letterlijk in vervulling? (b) In welke situatie bevinden veel van onze zusters zich, en waarom hebben zij onze genegenheid en gebeden nodig?
11 In de christelijke gemeente in deze tijd zijn er veel christelijke vrouwen die „hard werken in de Heer”. De cijfers laten trouwens zien dat ’de vrouwen die het goede nieuws vertellen, een groot leger zijn’, dat zij het grootste deel vormen van het leger van Getuigen dat Jehovah in deze tijd van het einde gebruikt (Psalm 68:11). Deze hardwerkende christelijke vrouwen hebben zich een voortreffelijke naam verworven terwijl zij, niet zonder heel wat inspanningen, hun rol van echtgenote, moeder, huisvrouw, kostwinner en ook christelijke bedienaar vervullen.
12 Veel van deze voortreffelijke zusters hebben een ongelovige echtgenoot. Zij moeten 24 uur per dag aan deze situatie het hoofd bieden. Sommigen doen al jaren hun best om een goede echtgenote te zijn terwijl zij ook voldoen aan de vereisten voor een loyale dienstknecht van Jehovah. Het is niet gemakkelijk geweest, maar zij hebben volhard, altijd hopend dat hun man nog eens ’zonder woord gewonnen mag worden’ door hun voortreffelijke christelijke gedrag. En wat een vreugde geeft het het hele gezin wanneer zo’n echtgenoot gunstig reageert! (1 Petrus 3:1, 2) Ondertussen hebben deze zusters beslist de broederlijke genegenheid en de gebeden van de andere leden van de gemeente nodig. Net zoals „de stille en zachtaardige geest” die zij aan de dag proberen te leggen, „van grote waarde is in de ogen van God”, zo is ook hun standvastige rechtschapenheid kostbaar in onze ogen. — 1 Petrus 3:3-6.
13. Waarom kan er van onze pionierende zusters gezegd worden dat zij „vrouwen [zijn] die hard werken in de Heer”, en hoe dienen zij in hun respectieve gemeenten bezien te worden?
13 Van de zusters die als pionier dienen, kan beslist worden gezegd dat zij „hard werken in de Heer”. Velen van hen hebben een huis, een man en kinderen om voor te zorgen, naast dan hun predikingswerk. Sommigen verrichten part-timewerk om in hun onderhoud te voorzien. Dit alles vraagt goede organisatie, vastberadenheid, volharding en veel hard werk. Deze christelijke vrouwen behoren de liefde en steun te kunnen voelen van degenen wier situatie hun niet toestaat pioniersuren aan het getuigeniswerk te besteden.
14. (a) Welk voortreffelijk voorbeeld van volharding wordt genoemd? (b) Welke andere christelijke vrouwen verdienen geprezen te worden, en waarom? Noem ook plaatselijke voorbeelden.
14 Sommige christelijke vrouwen hebben een buitengewone vasthoudendheid in de pioniersdienst getoond. In Canada maakte Grace Lounsbury in 1914 kennis met het pionieren. Zij moest daar in 1918 vanwege ziekte mee ophouden, maar in 1924 was zij terug in de volle-tijddienst. Op het moment dat dit geschreven werd, stond zij nog steeds op de pionierslijst, ondanks een leeftijd van 104 jaar! Veel zendelingenzusters die hun opleiding kregen in de vroege klassen van de Wachttoren-Bijbelschool Gilead in de jaren veertig, dienen nog steeds getrouw, hetzij in het zendingsveld of als leden van de Bethelfamilie in Brooklyn of op een van de bijkantoren. Al deze christelijke vrouwen, en alle zusters trouwens die zich aan de Betheldienst wijden, tonen een zelfopofferende geest en zijn fijne voorbeelden. Laten wij hun ooit weten dat zij gewaardeerd worden?
Vrouwen van reizende opzieners
15, 16. Welke groep christelijke vrouwen verdient speciaal onze warme lof, en waarom?
15 De vrouwen van reizende opzieners vormen nog een groep christelijke vrouwen die warme prijzende woorden en aanmoediging verdienen. Deze geliefde zusters zijn bereid hun man te volgen als deze van gemeente naar gemeente gaat, of van de ene kring naar de volgende, teneinde hun broeders geestelijk op te bouwen. De meerderheid van hen heeft afstand gedaan van het comfort van een eigen onderdak; zij slapen iedere week in een ander bed, en niet altijd een goed bed. Maar zij aanvaarden graag wat de broeders kunnen aanbieden. Zij zijn een voortreffelijk voorbeeld voor hun geestelijke zusters.
16 Deze christelijke vrouwen geven hun man ook een bijzonder waardevolle ondersteuning, net als de godvruchtige vrouwen die Jezus „steeds hadden vergezeld en gediend” (Markus 15:41). Zij kunnen niet veel tijd alleen met hun mannen doorbrengen, die altijd ’volop te doen hebben in het werk van de Heer’ (1 Korinthiërs 15:58). Sommigen van hen, zoals Rosa Szumiga in Frankrijk, die in 1948 in de volle-tijddienst is gegaan, hebben al dertig of veertig jaar koffers gepakt voor hun man en zijn met hem meegereisd. Zij zijn bereid offers te brengen voor Jehovah en voor hun broeders en zusters. Zij verdienen onze waardering, liefde en gebeden.
Vrouwen van ouderlingen
17, 18. (a) Welke hoedanigheden worden vereist van de vrouwen van broeders die in dienstposities zijn aangesteld? (b) Tot welke offers hebben vrouwen van ouderlingen zich voor Jehovah en hun broeders bereid verklaard, en hoe kunnen andere vrouwen hun man helpen?
17 Toen de apostel Paulus de vereisten opsomde voor broeders die aangesteld kunnen worden als ouderlingen en dienaren in de bediening, maakte hij ook melding van vrouwen. Hij schreef: „Vrouwen moeten insgelijks ernstig zijn, geen lasteraarsters, matig in gewoonten, getrouw in alle dingen” (1 Timotheüs 3:11). Het is waar dat deze algemene raad op alle christelijke vrouwen van toepassing is. Maar gezien de context moet ze kennelijk op voorbeeldige wijze opgevolgd worden door de vrouwen van broeders die in dienstposities zijn aangesteld.
18 Gelukkig is dit het geval met vele duizenden vrouwen van christelijke opzieners. Zij zijn matig in hun gewoonten en kleding, zij vatten de christelijke levenswijze ernstig op, zijn voorzichtig met wat zij zeggen, en zij proberen oprecht getrouw te zijn in alle dingen. Zij zijn ook bereid zich opofferingen te getroosten, en accepteren dat hun man tijd aan gemeentelijke aangelegenheden besteedt die zij anders met hem hadden kunnen doorbrengen. Deze getrouwe christelijke vrouwen verdienen onze warme liefde en aanmoediging. Misschien zouden meer broeders kunnen streven naar voorrechten in onze vele gemeenten als hun vrouwen nederig bereid zouden zijn zulke offers te brengen voor het welzijn van allen.
Getrouwe „bejaarde vrouwen”
19. Waarom worden veel getrouwe „bejaarde vrouwen” zeer gewaardeerd in hun gemeenten, en wat dienen onze gevoelens ten opzichte van hen te zijn?
19 Onze beschouwing van vrouwen die in de bijbel worden vermeld, heeft ons laten inzien dat leeftijd geen belemmering vormt voor gelovige vrouwen om Jehovah te dienen. Dit feit werd geïllustreerd in het geval van Sara, Elisabeth en Anna. In deze tijd zijn er vele christelijke vrouwen die gevorderd zijn in jaren en die voortreffelijke voorbeelden van geloof en volharding zijn. Bovendien kunnen zij op discrete wijze de ouderlingen steunen door de jongere zusters te helpen. Puttend uit hun lange ervaring kunnen zij wijze raad geven aan jongere vrouwen, zoals de Schrift hen ook machtigt om te doen (Titus 2:3-5). Het kan zijn dat soms een oudere zuster zelf raad nodig heeft. Als dat het geval is, dient de ouderling die dat doet, ’haar met aandrang toe te spreken als een moeder’. Ouderlingen dienen ’weduwen te eren’ en indien nodig materiële hulp voor hen te regelen (1 Timotheüs 5:1-3, 5, 9, 10). Onze geliefde bejaarde zusters dienen zich heel beslist gewenst en gewaardeerd te voelen.
Regeerders met Christus
20. Welk bijzonder groot voorrecht is veel christelijke vrouwen aangeboden, en waarom kunnen de andere schapen daar dankbaar voor zijn?
20 De Schrift maakt heel duidelijk dat ’er bij God geen partijdigheid is’ ten aanzien van ras of sekse (Romeinen 2:10, 11; Galaten 3:28). En dit is ook waar met betrekking tot de manier waarop Jehovah degenen uitkiest die met zijn Zoon verbonden zullen zijn in de Koninkrijksregering (Johannes 6:44). Hoe dankbaar kan de grote schare andere schapen zijn dat getrouwe vrouwen, zoals Jezus’ moeder Maria, Maria Magdalena, Priskilla, Tryfena, Tryfosa, en nog een menigte andere in de vroege christelijke gemeente nu een aandeel hebben aan de Koninkrijksheerschappij en die regering verrijken met hun warme begrip voor de gevoelens en ervaringen van vrouwen! Wat een liefdevolle vooruitziendheid en wijsheid van de kant van Jehovah! — Romeinen 11:33-36.
21. Wat zijn onze gevoelens in deze tijd ten opzichte van „vrouwen die hard werken in de Heer”?
21 Wij kunnen in deze tijd instemmen met Paulus’ gevoelens als hij met liefde en waardering schreef over ’deze vrouwen die zijde aan zijde met mij hebben gestreden voor het goede nieuws’ (Filippenzen 4:3). Al Jehovah’s Getuigen, mannen en vrouwen, beschouwen het als een vreugde en een voorrecht zijde aan zijde te werken met het ’grote leger van vrouwen die het goede nieuws vertellen’, ja, „vrouwen die hard werken in de Heer”. — Psalm 68:11; Romeinen 16:12.
Herhalingsvragen
◻ Hoe liet Jezus zien dat hij niet de vooroordelen deelde die de joodse religieuze leiders jegens vrouwen hadden?
◻ Hoe dienden godvrezende vrouwen Jezus, en welk groot voorrecht ontvingen sommigen van hen?
◻ Welke raad gaf Paulus betreffende vrouwen op de gemeentevergaderingen?
◻ Welke categorieën zusters verdienen onze speciale genegenheid en steun, en waarom?
◻ Hoe dienen wij te staan tegenover alle vrouwen die in deze tijd „hard werken in de Heer”?
[Illustratie op blz. 16, 17]
Vrouwen dienden Jezus en zijn apostelen
[Illustraties op blz. 18]
Zelfopofferende vrouwen van reizende opzieners en van andere ouderlingen leveren een waardevolle bijdrage aan Gods werk