-
Het bijeenbrengen van plaatsvervangers voor het feestDe Wachttoren 1975 | 15 februari
-
-
VELEN UITGENODIGD, WEINIGEN UITGEKOZEN
20. Met welke verklaring rondde Jezus zijn illustratie af, en hadden zijn woorden betrekking op de ongeklede man?
20 Ten einde de illustratie af te ronden en het punt waar het om gaat duidelijk te maken, zei Jezus: „Want er zijn velen uitgenodigd, maar weinigen uitgekozen” (Matth. 22:14). Jezus sprak die woorden niet met betrekking tot de buitengeworpen man die niet het vereiste bruiloftskleed aan had.a Deze man was niet de hoofdfiguur van de illustratie. Stellig was deze man geen afbeelding van wat er van de ’vele’ genodigden was overgebleven nadat de ’weinige’ uitverkorenen waren uitgekozen. Dientengevolge zijn de „gasten” die het bruiloftskleed dragen en die niet uit de „zaal voor de huwelijksceremoniën” worden geworpen, geen afbeelding van de „weinigen” die uit de joodse natie gekozen waren nadat de grote meerderheid van alle ’genodigde’ joden zich had verontschuldigd. Op wie doelde Jezus dan met de „velen” die uitgenodigd waren, en op wie doelde hij met de „weinigen” die uitgekozen waren?
21. Wie waren derhalve de weinigen die uitgekozen waren, en vormden zij alle „gasten” die aan de bruiloftstafel aanlagen?
21 Met de „velen” die uitgenodigd waren, werd de joodse natie bedoeld die in het Wetsverbond was opgenomen, welk verbond de joden hulp bood een „koninkrijk van priesters” voor God te worden. De „weinigen” die uitgekozen waren en waardig gerekend werden het „koninkrijk der hemelen” te beërven, waren het „overblijfsel” van natuurlijke joden dat overeenkomstig de kennisgeving van de hemelse Koning handelde. Die joden lieten wereldse belangen achter zich, kwamen naar de „zaal voor de huwelijksceremoniën” en aanvaardden het „bruiloftskleed” dat de Koning voor hen had, trokken het aan en gingen toen aan „tafel” aanliggen. Omdat tegen het jaar 36 G.T. slechts „weinigen” (van de joden) overeenkomstig de van God, de Koning, afkomstige kennisgeving handelden, achtte hij het noodzakelijk zijn „slaven” buiten de joodse „stad” of gemeenschap te zenden met het bevel plaatsvervangers uit de onbesneden heidenen te halen. Ten slotte werd de zaal met gasten gevuld. De „weinigen” die het joodse overblijfsel vormden, waren dus slechts een deel van de „gasten” die op het feest waren.
22. (a) Op welke wijze gaf God de Koning te kennen dat hij de geklede „gasten” had uitgekozen? (b) Ten einde wat met betrekking tot het bruiloftsfeest van de Koning aan te tonen, heeft Jezus zijn illustratie gegeven?
22 Derhalve beelden alle in bruiloftsklederen gehulde „gasten” meer af dan slechts het „overblijfsel” van joden die geestelijke Israëlieten werden. De „gasten” omvatten eveneens alle getrouwe heidense plaatsvervangers. God gaf op passende wijze te kennen dat hij al deze in klederen gehulde „gasten” had uitgekozen door hen door bemiddeling van zijn Zoon Jezus Christus met zijn heilige geest te zalven. Door Jezus’ illustratie wordt geenszins afgebeeld, en met dat doel werd de illustratie ook niet gegeven, dat een onbekend aantal gezalfde christenen ontrouw zou worden en zich het „koninkrijk der hemelen” niet waardig zou betonen. De bedoeling van Jezus’ illustratie was, te tonen dat de hemelse Koning erin zou slagen ondanks moeilijkheden een volledig aantal aanwezigen op het „bruiloftsfeest” te hebben. Hij zou als vervulling van zijn goedgunstige voornemen een succesvol „bruiloftsfeest” hebben.
23. Zou de Koning Jehovah zijn „slaven” te veel toekomstige „gasten” laten binnenbrengen, of op welke wijze ging hij te werk?
23 De Koning Jehovah wist vanaf het begin hoeveel plaatsen om aan te liggen hij aan de feest-„tafel” zou hebben. Hij zou zijn „slaven” dus niet te veel toekomstige „gasten” laten binnenbrengen. Hij zou zijn slaven slechts zovelen laten binnenbrengen als er nodig waren om alle beschikbare plaatsen te bezetten. Op zijn bestemde tijd liet hij zijn „slaven” een overblijfsel uit de oorspronkelijk uitgenodigde joden binnenbrengen. Daarna gebood hij alle benodigde plaatsvervangers uit alle onbesneden heidense natiën te halen. Geleidelijk aan zouden alle plaatsen bezet worden en zou de zaal „gevuld” raken.
-
-
Het bijeenbrengen van plaatsvervangers voor het feestDe Wachttoren 1975 | 15 februari
-
-
a „Deze opmerking in het 14e vers is de gevolgtrekking van de gehele gelijkenis en niet van het deel over de man zonder het bruiloftskleed.” — Blz. 104 van Barnes’ Notes on het New Testament, druk van 1963. The Jerusalem Bible (1966) zegt in een voetnoot bij Matthéüs 22:14: „Deze zin schijnt naar het eerste deel van de gelijkenis te verwijzen, en niet naar het tweede deel. Het gaat niet om de uitgekozenen als een geheel maar om de joden, de eersten die werden uitgenodigd. In de gelijkenis . . . wordt noch beweerd noch ontkend dat sommigen (’weinigen’) van het joodse volk de uitnodiging hebben aanvaard en worden ’uitgekozen’.”
-