-
Voor wie er hoop op een opstanding bestaatDe Wachttoren 1965 | 15 mei
-
-
27. Hoe laat het boek Handelingen zien dat enkelen van hen het oordeel van Gehenna ontvloden?
27 Enkele Farizeeën gaven wel blijk van berouw en sloten het koninkrijk der hemelen niet langer toe, zoals Saulus van Tarsus, die de christelijke apostel Paulus werd (Hand. 7:58; 8:1-3; 9:1-30; 22:1-5; 23:6; Fil. 3:4-6, NW). Ook Handelingen 2:10 en 8:27-39 (NW) spreken over besneden proselieten, en in Handelingen 6:7 (NW) lezen wij: „Het aantal discipelen in Jeruzalem bleef sterk toenemen, en een grote schare priesters werd het geloof gehoorzaam.” Zij zeiden alle religieuze huichelarij vaarwel en bleven het christelijke geloof trouw. Aldus slaagden zij erin het oordeel van Gehenna, waarvoor zij eens in aanmerking kwamen, te ontvlieden. Zij bewezen dat zij geen ’slangen en adderengebroed’ waren, geen zonen van de Duivel als hun religieuze vader en geen nakomelingen van de „oorspronkelijke slang, die de Duivel en Satan is”. — Joh. 8:44; Openb. 20:2, NW.
28. Waaraan is het Griekse woord Gehenna ontleend, en hoe luidt de letterlijke vertaling van de oorspronkelijke uitdrukking?
28 Wat is deze plaats die Gehenna wordt genoemd precies, of wat wordt erdoor gesymboliseerd? Het Griekse woord „Gehenna” is een translitteratie van de Hebreeuwse uitdrukking Gei-Hinnom, wat „het dal van Hinnom” betekent. In het Griekse woord Gehenna vertegenwoordigt de lettergreep „Ge” het Hebreeuwse woord Gai (גיא), dat „Dal” betekent, en het toevoegsel „henna” vertegenwoordigt Hinnom, de naam van een man die in de tijd van rechter Jozua leefde.
29. Wat was het oorspronkelijke Gehenna, en wat gaf het volgens Jozua 15:8 en 18:16 aan?
29 Dit Dal van Hinnom of Hinnom-dal wordt in de bijbel voor het eerst genoemd in Jozua 15:8 (NW) als aanduiding van de grens tussen het grondgebied van de stammen Juda en Benjamin, en het wordt in verband gebracht met Jeruzalem: „De grens [van Juda] steeg naar het dal van de zoon van Hinnom, naar de zuidelijke helling van de Jebusiet, dat wil zeggen Jeruzalem; en de grens steeg naar de top van de berg die westelijk tegenover het dal van Hinnom [Gei-Hinnom, Hebreeuws; Ge-Ennom, Latijn] ligt, dat zich aan het noordelijke uiteinde van de laagvlakte der Refaïeten bevindt.” Hier noemt de Griekse Septuaginta-vertaling het de Faranx van Onom, dat wil zeggen, de Kloof (Afgrond, Ravijn, Geul) van Onom. Het Hinnom-dal of het Dal van Hinnom wordt ook genoemd in Jozua 18:16 (NW), in verband met de gebiedsgrens van de stam Benjamin.
30. Hoe werd Gehenna later door de Israëlieten misbruikt, en hoe werd het hiervoor ongeschikt gemaakt?
30 Het Dal van Hinnom, dat ten westen en zuidwesten van het oude Jeruzalem lag, werd later door de afvallige joden misbruikt. In 2 Kronieken 28:3 (NW) lezen wij over koning Achaz van Jeruzalem: „Ja, hij liet offerandelijke rook opstijgen in het dal van de zoon van Hinnom [Gai-benenom, LXX] en ging ertoe over zijn zoons in het vuur te verbranden.” (Zie ook 2 Kronieken 33:6; Jer. 7:31, 32; 32:35, NW.) Het dacht de getrouwe koning Josia goed dit Dal van Hinnom te ontwijden omdat het was gebruikt voor de afgodische aanbidding van Baäl en voor het brengen van mensenoffers aan deze valse god. In 2 Koningen 23:10 (NW) wordt over Josia gezegd: „Hij maakte Tofeth, dat in het dal van de zoons van Hinnom ligt, ongeschikt voor aanbidding, opdat niemand zijn zoon of zijn dochter door het vuur voor [de valse god] Molech zou doen gaan.”d De huidige naam van het dal is Wadi-er-rababe.
-
-
Deel TweeDe Wachttoren 1965 | 15 mei
-
-
Deel Twee
1. Wat was Gehenna in Jezus’ tijd, en van welke straf werd ze als een symbool gebruikt?
GEHENNA, of het Dal van Hinnom, wordt twaalf maal in de christelijke Griekse Geschriften genoemd. In de tijd dat Jezus Christus op aarde rondwandelde, was ze een plaats van vuur, en aangezien er een dal buiten de muren van Jeruzalem mee werd aangeduid, bevond ze zich op aarde. Ze werd een symbool van de ergste straf die iemand ten deel kon vallen. Volgens Matthéüs 5:22 (NW) zei Jezus bijvoorbeeld in zijn Bergrede: „Een ieder die toornig blijft op zijn broeder, [zal] rekenschap . . . moeten afleggen voor het gerecht; maar wie zijn broeder met een verfoeilijk minachtend woord [Raka] aanspreekt, zal rekenschap moeten afleggen voor de Hoge Raad; terwijl een ieder die ’Gij verachtelijke dwaas!’ zegt, in aanmerking zal komen voor de vurige Gehenna.” In deze opsomming stelt Jezus de „vurige Gehenna” dus als de derde en ergste plaats. Waarom? Omdat iemand die een ander een verachtelijke dwaas had genoemd en tot de vurige Gehenna werd veroordeeld, ter dood werd gebracht zonder hierna begraven te worden. Zijn dode lichaam werd in de vuren van Gehenna verbrand en de as ervan werd niet verzameld om in een urn bewaard te worden. Door dit alles werd dus afgebeeld dat hij niet naar Hades ging.
-