-
TransfiguratieInzicht in de Schrift, Deel 2
-
-
Voordat Christus de berg opging, had hij aan al zijn discipelen gevraagd: „Wie zeggen de mensen dat ik ben?”, waarop Petrus had geantwoord: „Gij zijt de Christus.” Daarop had Jezus hun gezegd dat hij zou sterven en uit de dood zou worden opgewekt (Mr 8:27-31), hoewel hij tevens beloofde dat sommige van zijn discipelen „geenszins de dood [zouden] smaken voordat zij eerst de Zoon des mensen in zijn koninkrijk [hadden] zien komen” of „het reeds in kracht gekomen koninkrijk Gods” hadden gezien (Mt 16:28; Mr 9:1). „Zes dagen later” (of „acht”, volgens Lukas, die kennelijk de dag van de belofte en die van de vervulling meetelt) werd die belofte vervuld toen Petrus, Jakobus en Johannes met Jezus „een hoge berg” opgingen (Mt 17:1; Mr 9:2; Lu 9:28), waar Jezus, terwijl hij bad, voor hun ogen een transfiguratie onderging.
-
-
TransfiguratieInzicht in de Schrift, Deel 2
-
-
De apostel Petrus bezag de transfiguratie als een prachtige bevestiging van het profetische woord, en doordat hij een ooggetuige van Christus’ luister was geweest, kon hij zijn lezers bekendmaken „met de kracht en tegenwoordigheid van onze Heer Jezus Christus” (2Pe 1:16, 19). De apostel had de vervulling meegemaakt van Christus’ belofte dat sommige van zijn volgelingen „geenszins de dood [zouden] smaken voordat zij eerst het reeds in kracht gekomen koninkrijk Gods [hadden gezien]” (Mr 9:1). Het is mogelijk dat de apostel Johannes in Johannes 1:14 eveneens op de transfiguratie zinspeelde.
-