Hebt u de zin van Christus?
„Moge nu de God die volharding en vertroosting schenkt, geven dat gij onder elkaar dezelfde geestesgesteldheid hebt die Christus Jezus bezat.” — ROMEINEN 15:5.
1. Indien iemand beweert een christen te zijn, welke vragen moeten dan beantwoord worden?
MEER dan een miljard mensen over de gehele wereld worden christenen genoemd. Wat wordt hier stilzwijgend onder begrepen? Dat zij ten minste de naam hebben in Jezus Christus te geloven en dat zij beweren zijn volgelingen, of discipelen, te zijn (Matthéüs 10:24, 25). Maar wat is er voor nodig om Christus’ voorbeeld, of levenspatroon, na te volgen? Het is duidelijk dat u hem dan moet kennen. Bent u iemand die Jezus van Nazareth werkelijk kent? Hebt u er een duidelijk begrip van wat voor persoon hij was toen hij zich hier op aarde bevond? Of hoe hij onder verschillende omstandigheden op mensen reageerde? Hebt u „de zin van Christus”? — 1 Korinthiërs 2:16; Efeziërs 4:13.
2, 3. Hoe kunnen wij de zin van Christus leren kennen?
2 Hoe kunnen wij iemand leren kennen die bijna tweeduizend jaar geleden leefde en wiens openbare leven slechts een periode van ongeveer drie en een half jaar besloeg? In Jezus’ geval zijn er vier betrouwbare biografieën waardoor wij worden geholpen ons er een voorstelling van te maken wat voor persoon hij was. Door deze vier evangelieverslagen zorgvuldig te lezen, kunnen wij ook onderscheiden door welk denkpatroon zijn daden werden gemotiveerd. Wat is er derhalve voor nodig om een echte christen te zijn in plaats van alleen maar een naamchristen? Jezus bracht het aldus onder woorden: „Dit betekent eeuwig leven, dat zij voortdurend kennis in zich opnemen van u, de enige ware God, en van hem die gij hebt uitgezonden, Jezus Christus.” — Johannes 17:3; 2 Petrus 3:18.
3 Derhalve moet iedere christen een diepgaande kennis en een grondig begrip hebben van de Vader, Jehovah, en van het leven en de leer van de Zoon, Christus Jezus. Het is niet voldoende zich een christelijke getuige van Jehovah te noemen. Ten einde de zin van Christus te hebben, moeten wij Jezus’ leven en voorbeeld geregeld tot een onderwerp van overdenking maken. Dit betekent dat wij een geregelde en gedegen studie moeten maken van de Schrift aan de hand van bijbelstudiehulpmiddelen die licht werpen op de betekenis en het verband van bijbelplaatsen. Het vereist ook een juiste geestelijke instelling, zodat wij Christus’ rol in Gods voornemens kunnen begrijpen en aanvaarden. — Johannes 5:39-47; Matthéüs 24:45-47.
Een man met gevoelens
4. Wat voor man was Jezus?
4 Jezus, een gezonde actieve man, was begin dertig toen hij zijn bediening verrichtte (Lukas 3:23). Maar wat voor man was hij? Was hij zakelijk en afstandelijk? Integendeel, als een in het Midden-Oosten opgegroeide jood was hij expressief. Hij was niet geremd en hij was geen introvert. In het openbaar gaf hij uiting aan een wijd scala van menselijke emoties, variërend van droefheid en mededogen tot rechtvaardige verontwaardiging en toorn. — Markus 6:34; Matthéüs 23:13-36.
5. Hoe reageerde Jezus toen hij hoorde dat Lazarus gestorven was?
5 Hoe reageerde Jezus bijvoorbeeld toen hij bemerkte dat Martha en Maria huilden over het verlies van hun broer Lazarus? Het verslag in Johannes zegt ons: „Hij was diep en zichtbaar bewogen, en bedroefd van geest”, en hij „barstte in tranen uit” (Johannes 11:33-36, The New Testament, door William Barclay). Hij maakte die intieme vrienden deelgenoot van zijn gevoelens. Hij schaamde zich er niet voor met hen samen te huilen. Alhoewel hij „de Zoon van God” was, gaf hij openlijk uiting aan zeer menselijke emoties (Johannes 1:34). Hoe moeten Martha en Maria hierdoor geroerd zijn! — Vergelijk Lukas 19:41-44.
6. Waarom was het geen onmannelijke trek van Jezus dat hij huilde?
6 Maar misschien komen enkele personen in deze tijd tot de conclusie dat Jezus een zwakkeling was omdat hij in het openbaar samen met die vrouwen huilde. De katholieke auteur Hilaire Belloc noemde Jezus zelfs een „huilebalk”. Is dat zo? Was Jezus het onmannelijke type dat vaak in de kunstwerken van de christenheid afgebeeld wordt? Neen, tranen zijn niet noodzakelijkerwijs een teken van zwakte. In een bepaald medisch tijdschrift wordt hierover gezegd: „Het is zowel onlogisch als schadelijk om passende uitingen van tedere gevoelens te belemmeren . . . Uiting geven aan gevoelens van tederheid, in het bijzonder huilen, is een uniek menselijk kenmerk.” — Vergelijk 2 Samuël 13:36-38; Johannes 11:35.
7. In welke opzichten kan Jezus’ menslievende voorbeeld een hulp zijn voor ons in deze tijd?
7 De wijze waarop Jezus op lijden reageerde, was werkelijk menselijk en menslievend. Wij worden erdoor geholpen ons met hem en zijn geestesgesteldheid te vereenzelvigen. Wij volgen niet de een of andere onpersoonlijke mythologische figuur na, maar veeleer het door God uitgezonden volmaakte menselijke voorbeeld, „de Zoon van de levende God” (Matthéüs 16:16; Johannes 3:16, 17; 6:68, 69). Wat een model voor alle christenen in deze tijd, vooral voor christelijke ouderlingen, die vaak vertroosting moeten geven en van medeleven blijk moeten geven wanneer geloofsgenoten een zwaar verlies hebben geleden of onder druk staan! Ja, bij zulke gelegenheden de geestesgesteldheid en de hartetoestand van Christus te hebben, kan veel uitmaken! — 1 Thessalonicenzen 2:7, 8.
Een moedig man van de daad
8. Hoe gaf Jezus blijk van moed en een onverschrokken optreden?
8 Jezus betoonde zich ook een man met moedige overtuigingen en een dynamische persoonlijkheid. Bij twee gelegenheden bijvoorbeeld, dreef hij de dierenhandelaars en geldwisselaars met geweld de tempel uit (Markus 11:15-17; Johannes 2:13-17). Hij schrok er ook niet voor terug de huichelachtigheid van de zelfrechtvaardige schriftgeleerden en Farizeeën in het openbaar aan de kaak te stellen. In zijn stoutmoedige openlijke veroordeling waarschuwde hij: „Wee u, schriftgeleerden en Farizeeën, huichelaars! want gij gelijkt op witgekalkte graven, die van buiten weliswaar mooi schijnen, maar van binnen vol doodsbeenderen en allerlei onreinheid zijn.” Hier was beslist geen zweem van zwakheid te bekennen! — Matthéüs 23:27, 28; Lukas 13:14-17.
9, 10. (a) Waarom zondigde Jezus niet door zich verontwaardigd te betonen? (b) Welke uitwerking dient het voorbeeld van Christus op een christelijke ouderling te hebben?
9 Was Jezus’ verontwaardiging een bewijs van gebrek aan zelfbeheersing? Petrus, die tijdens de bediening van Jezus een intieme metgezel van hem was, zei: „Hij heeft geen zonde begaan” (1 Petrus 2:22). De apostel Paulus schreef: „Want wij hebben als hogepriester niet iemand die geen medegevoel kan hebben met onze zwakheden, maar iemand die evenals wij in alle opzichten op de proef is gesteld, maar zonder zonde” (Hebreeën 4:15). Er is een verschil tussen beheerste rechtvaardige verontwaardiging en onbeheerste toorn. — Vergelijk Spreuken 14:17; Efeziërs 4:26.
10 Daarom zou een christelijke ouderling bijvoorbeeld, hoewel hij niet „tot gramschap geneigd” mag zijn, beslist wel de morele kracht moeten hebben om in staat te zijn „de tegensprekers terecht te wijzen”, zo nodig zelfs „streng” terecht te wijzen. Hij moet bekwaam zijn om ’terecht te wijzen, te berispen en te vermanen’ (Titus 1:7-13; 2 Timótheüs 4:1, 2). Bepaalde situaties zouden ook zijn rechtvaardige verontwaardiging kunnen opwekken, vooral wanneer hij ziet dat de eenheid, geestelijke gezindheid of morele reinheid van de gemeente ernstig bedreigd wordt. Zoals Paulus zei, is het soms ’noodzakelijk zinloze praters en bedriegers van de geest de mond te snoeren’, omdat ze „hele huisgezinnen ondersteboven keren door ter wille van oneerlijke winst dingen te onderwijzen die zij niet behoren te onderwijzen”. In zulke gevallen de zin van Christus te hebben, zal ouderlingen helpen moedig, evenwichtig en doortastend te zijn. — Zie 1 Korinthiërs 5:1-5; Openbaring 2:20-23; 3:19.
11. Welke vragen houden verband met de wijze waarop wij Christus moeten nabootsen?
11 Op zijn rondreizen door Galiléa, Samária en Judéa kwam Jezus in contact met allerlei mensen — mannen, vrouwen, kinderen, de zieken en degenen die hem als hun aartsvijand beschouwden. Hoe bejegende hij hen? Deed hij zich gewichtig voor en was hij gereserveerd, of was hij te benaderen? Kon hij in de huid kruipen van de mensen met hun problemen en de verzoekingen waaraan zij blootstonden? Was hij onverzoenlijk of was hij barmhartig? De antwoorden op deze vragen houden verband met de wijze waarop wij Christus in ons dagelijkse doen en in onze reacties moeten nabootsen. — Romeinen 15:5; Filippenzen 2:5.
Hoe reageerde Jezus op kinderen?
12. Hoe reageerden de discipelen en Jezus bij een bepaalde gelegenheid op kinderen?
12 In Markus hoofdstuk 10, de verzen 13-16, vinden wij heel mooi beschreven hoe Jezus op kinderen reageerde. Daar staat: „Nu kwamen de mensen jonge kinderen bij hem brengen, opdat hij hen zou aanraken; maar de discipelen berispten hen.” Het verslag zegt niet waarom de discipelen zo handelden. Het was in het jaar 33 G.T. en Jezus ging vanuit Galiléa en door Perea naar de plaats waar hij zijn laatste openbare bediening in en rond Jeruzalem zou verrichten. Misschien dachten zij dat Jezus te belangrijk was of het te druk had om zich op dat tijdstip om kinderen te bekommeren. Maar gaf hij zelf te kennen dat hij het te druk had? „Toen Jezus dit zag, werd hij verontwaardigd en zei tot hen [de discipelen]: ’Laat de jonge kinderen bij mij komen; tracht niet hen tegen te houden, want aan hen die zijn zoals zij, behoort het koninkrijk Gods toe.’ . . . En hij nam de kinderen in zijn armen en ging hen zegenen, terwijl hij zijn handen op hen legde.”
13. Hoe reageerden de mensen op Jezus?
13 Welnu, wat leren wij hieruit nog meer over de zin van Christus? Het kenschetst zijn strengheid ten aanzien van zijn dwalende discipelen en zijn humane houding jegens minderen. Hij begreep wat de ouders ertoe had bewogen hun kinderen bij hem te brengen. Zij wilden dat hij hun kinderen zou aanraken en zegenen. En wat leert dit ons over Jezus? Dat de mensen niet bang voor hem waren en in zijn bijzijn niet overweldigd werden door ontzag voor hem. Hij stond op gelijk niveau met hen, en de mensen wilden graag in zijn gezelschap zijn. Zelfs kinderen voelden zich bij hem op hun gemak — en hij voelde zich op zijn gemak in het gezelschap van kinderen. Voelen mensen, met inbegrip van kinderen, zich op hun gemak in uw gezelschap? — Markus 1:40-42; Matthéüs 20:29-34.
14. Wie vooral moeten te benaderen zijn en in dit opzicht Jezus’ voorbeeld navolgen?
14 Jezus gaf van warme genegenheid en vriendelijkheid blijk (Markus 9:36, 37). Hij was genaakbaar en stond open voor mensen. Heeft u als volgeling van Christus in dat opzicht de zin van Christus? Christelijke opzieners die dienst verrichten in de districten, kringen en gemeenten en op de bijkantoren van het Wachttorengenootschap in de gehele wereld, doen er goed aan zich af te vragen: Ben ik dogmatisch en onbuigzaam? Of maak ik dat anderen, zelfs kinderen, zich op hun gemak voelen bij mij? Ben ik werkelijk te benaderen? — Spreuken 12:18; Prediker 7:8.
De wijze waarop Jezus met vrouwen omging
15, 16. In welk opzicht verschilde Jezus van andere joden met betrekking tot de wijze waarop hij met vrouwen omging?
15 Geven wij als ouderlingen, dienaren en broeders in de christelijke gemeente er blijk van de zin van Christus te bezitten in de omgang met onze christelijke zusters, en met vrouwen in het algemeen? Hoe reageerde Christus, een vrijgezel, onder verschillende omstandigheden wanneer hij met de vrouwen in zijn tijd in contact kwam?
16 In die door mannen beheerste joodse gemeenschap was Jezus een ongewone leraar in die zin, dat hij bereid was met vrouwen, zelfs met niet-joodse vrouwen, te spreken (Johannes 4:7-30). Bijvoorbeeld toen hij op bezoek was in een huis in het heidense gebied van Tyrus en Sidon vroeg een Griekse vrouw of hij haar door demonen bezeten dochter wilde helpen. Normaal gesproken zou een orthodoxe jood zich niet met haar ingelaten hebben. Doch Jezus luisterde en toetste haar geloof met de woorden: „Laat eerst de [joodse] kinderen verzadigd worden, want het is niet juist het brood van de kinderen te nemen en het de [heidense] hondjes voor te werpen.” Sprak Jezus op een toon die geen tegenspraak duldde? Maakte hij door een dogmatische houding elke verdere discussie onmogelijk? Klaarblijkelijk niet, want de vrouw antwoordde tactvol: „Jawel, heer, en toch eten de hondjes onder de tafel van de kruimels van de kindertjes.” Jezus was onder de indruk en genas haar dochter. — Markus 7:24-30.
17. Wat kunnen wij leren uit de wijze waarop Jezus een bepaalde vrouw bejegende die een zondares was?
17 Jezus bleef zich openstellen voor vrouwen en oordeelde niet naar de uiterlijke verschijning (Matthéüs 22:16). Bij een andere gelegenheid, toen hij in het huis van een Farizeeër at, liet hij toe dat een vrouw die als een zondares bekendstond, mogelijk een prostituée, zijn voeten waste en ze vervolgens met olie zalfde. Door wat zij deed, gaf zij te kennen dat zij berouw had van haar zondige handelwijze (Lukas 7:36-50). Jezus schreef haar niet af en zond haar niet met een generaliserend oordeel weg omdat zij immoreel was. (Zie ook Johannes 4:7-30.) Hij vergaf haar, „want zij heeft veel liefgehad”. Wat geeft dit te kennen omtrent de zin van Christus? Hij was meedogend ten aanzien van de vrouw en toonde begrip voor haar. Kunnen wij ook niet zo handelen in de gemeente en in onze bediening? — Lukas 19:1-10; Romeinen 14:10-13; 1 Korinthiërs 6:9-11.
De wijze waarop Jezus met zijn discipelen omging
18. (a) Hoe bejegenen sommige personen degenen die onder hen werken? (b) Hoe behandelde Jezus zijn discipelen en anderen? (Markus 6:54-56)
18 Soms voelen mensen die een bepaalde autoriteit bezitten zich bedreigd door hun ondergeschikten. Zij drukken datgene wat zij in hun onderbewustzijn als mededinging aanvoelen, de kop in. Trots komt naar boven. Zij zijn er snel bij om degenen die onder hen werken te bekritiseren, en een prijzend woord komt hun niet vlug over de lippen. Uit hun minachtende opmerkingen blijkt dat zij de persoonlijke waardigheid van anderen niet respecteren. Maar hoe staat het met Jezus — hoe behandelde hij degenen die beneden hem stonden, zijn discipelen? Gaf hij hun het gevoel dat zij minderwaardig, onbekwaam of dom waren? Of voelden zij zich veeleer op hun gemak in hun samenwerking met Jezus? — Vergelijk Matthéüs 11:28-30; 25:14-23.
19. Wat leert Johannes 13:1-17 ons over Jezus?
19 Een van de opmerkelijke lessen die Jezus op dit terrein aan zijn discipelen leerde, treffen wij in Johannes hoofdstuk 13 aan. Wij stellen voor dat u 13 vers 1 tot en met 17 leest. De wegen in die dagen waren stoffig en het was de gewoonte dat een dienstknecht de voeten van de bezoekers waste. Jezus nam deze ondergeschikte taak op zich. Welke hoedanigheid liet hij uitkomen door de voeten van zijn discipelen te wassen? Hij gaf hun een praktische les in nederigheid. Wat leren wij hier over de zin van Christus? Jezus’ woorden verschaffen het antwoord: „Een slaaf is niet groter dan zijn meester, noch is iemand die wordt uitgezonden, groter dan degene die hem heeft gezonden. Indien gij deze dingen weet, gelukkig zijt gij als gij ze doet.” — Johannes 13:16, 17.
20. Hoe kunnen wij onszelf onderzoeken om te zien of wij de zin van Christus bezitten?
20 Hebben wij in dit opzicht de zin van Christus? Zijn wij bereid thuis en in de gemeente nederige, ondergeschikte taken te verrichten? Of willen wij alleen de dingen doen die „belangrijk” schijnen of die ons „speciaal” doen lijken? Zijn wij bereid een aandeel te hebben aan het soms vernederende werk dat bestaat in de van-huis-tot-huisprediking van het goede nieuws? Of willen wij alleen maar toewijzingen op het podium van de Koninkrijkszaal? Ja, wanneer wij de zin van Christus bezitten, zullen wij altijd nederig en te benaderen zijn, net als Jezus was. — Romeinen 12:3.
21. Hoe gaf Jezus blijk van medegevoel jegens zijn apostelen? En jegens de schare?
21 Bij een zekere gelegenheid, na een speciale predikingsveldtocht, gaf Jezus blijk van grote zorgzaamheid voor de apostelen. Hoewel Jezus volmaakt was, verwachtte hij van anderen geen volmaaktheid. Toen zij een bepaalde predikingsveldtocht hadden beëindigd, stond hij er niet op dat de apostelen onmiddellijk weer met prediken zouden gaan beginnen en nog beter hun best zouden doen. Hij hield rekening met hun behoefte aan rust en nam hen mee naar een eenzame plaats waar zij alleen zouden kunnen zijn. Maar ergerde Jezus zich en werd hij ongeduldig toen de schare hen volgde? Neen, want „hij was met de mensen begaan”, zo zegt het verslag ons. — Markus 6:30-34, Groot Nieuws Bijbel.
22. Wat zal ons verder helpen de zin van Christus te begrijpen?
22 Is het dan verwonderlijk dat de meeste apostelen, met zo’n voortreffelijk voorbeeld, zulke getrouwe volgelingen van Christus waren? Petrus was beslist onder de indruk van de dingen die hij door zijn nauwe omgang met Jezus had geleerd. Hij was waarschijnlijk de bron van de meeste inlichtingen die Markus gebruikte voor zijn evangelieverslag. En langzaam maar zeker voegde Petrus zich naar de zin van Christus. Een beschouwing van zijn eerste brief zal ons helpen Christus’ voorbeeld nog nauwgezetter te volgen. — Matthéüs 16:15-17, 21-23.
Kunt u zich dit herinneren?
◻ Hoe kunnen wij de zin van Christus hebben?
◻ Wat voor man was Jezus?
◻ Hoe reageerde Jezus op kinderen? En op vrouwen?
◻ Wat leren wij uit de wijze waarop Jezus met zijn discipelen omging?
[Illustratie op blz. 10]
Jezus was meedogend en verborg zijn gevoelens niet
[Illustratie op blz. 12]
Jezus was een moedig man van de daad
[Illustratie op blz. 15]
Jezus gaf een voortreffelijk voorbeeld van nederigheid