Wat beweegt u ertoe God te dienen?
„Gij moet Jehovah, uw God, liefhebben met geheel uw hart en met geheel uw ziel en met geheel uw verstand en met geheel uw kracht.” — MARKUS 12:30.
1, 2. Welke opwindende dingen worden er in verband met het predikingswerk tot stand gebracht?
DE WERKELIJKE waarde van een auto wordt niet uitsluitend door zijn uiterlijk bepaald. Een laagje verf kan de buitenkant opknappen, en een gestroomlijnd model kan een potentiële koper aantrekken; maar van veel groter belang zijn de dingen die niet direct te zien zijn — de motor die het voertuig aandrijft, en de hele mechanische inrichting die alles bestuurt.
2 Zo is het ook met de dienst die een christen voor God verricht. Jehovah’s Getuigen zijn overvloedig in godvruchtige werken. Elk jaar wordt er meer dan een miljard uur besteed aan de prediking van het goede nieuws van Gods koninkrijk. Bovendien worden er miljoenen bijbelstudies geleid, en het aantal dopelingen loopt in de honderdduizenden. Als u een verkondiger van het goede nieuws bent, hebt u een aandeel — al is het schijnbaar nog zo klein — aan deze opwindende statistische gegevens gehad. En u kunt ervan verzekerd zijn dat „God . . . niet onrechtvaardig [is], zodat hij uw werk en de liefde die gij voor zijn naam hebt getoond . . . zou vergeten”. — Hebreeën 6:10.
3. Wat dient, behalve werken, voor christenen nog meer van groot belang te zijn, en waarom?
3 De werkelijke waarde van de door ons — hetzij collectief of persoonlijk — verrichte dienst wordt echter niet uitsluitend naar aantallen afgemeten. Zoals tot Samuël werd gezegd: „De mèns ziet datgene wat zichtbaar is voor de ogen; maar wat Jehovah aangaat, hij ziet hoe het hart is” (1 Samuël 16:7). Ja, wat wij van binnen zijn, dàt telt bij God. Toegegeven, werken zijn essentieel. Daden van godvruchtige toewijding sieren de leer van Jehovah en trekken potentiële discipelen aan (Mattheüs 5:14-16; Titus 2:10; 2 Petrus 3:11). Maar met onze werken is nog niet alles gezegd. De uit de dood opgewekte Jezus had reden tot bezorgdheid over de gemeente in Efeze — ondanks hun bericht van goede werken. „Ik ken uw daden”, zo liet hij hun weten. „Niettemin heb ik dit tegen u, dat gij de liefde die gij eerst hadt, hebt verlaten.” — Openbaring 2:1-4.
4. (a) Hoe zou onze dienst voor God een plichtmatig ritueel kunnen worden? (b) Waarom is zelfonderzoek noodzakelijk?
4 Er bestaat een gevaar. In de loop van de tijd zou onze dienst voor God een plichtmatig ritueel kunnen worden. Een christelijke vrouw beschreef het aldus: „Ik ging in de dienst, ging naar vergaderingen, studeerde en bad — maar ik deed het allemaal automatisch, zonder enig gevoel.” Natuurlijk zijn Gods dienstknechten te prijzen wanneer zij zich inspannen zelfs als zij zich „neergeworpen” of ’terneergeslagen’ voelen (2 Korinthiërs 4:9; 7:6). Niettemin moeten wij, wanneer onze christelijke routine een sleur wordt, naar binnen turen om als het ware eens naar de motor te kijken. Zelfs de beste auto’s hebben op gezette tijden een onderhoudsbeurt nodig; zo moeten ook alle christenen zichzelf geregeld onderzoeken (2 Korinthiërs 13:5). Anderen kunnen onze werken zien, maar zij kunnen niet onderscheiden waardoor onze daden worden gemotiveerd. Ieder van ons dient zich derhalve bezig te houden met de vraag: ’Wat beweegt mij ertoe God te dienen?’
Hindernissen voor een juiste motivatie
5. Welk gebod kwam volgens Jezus op de eerste plaats?
5 Toen aan Jezus werd gevraagd welke van de aan Israël gegeven wetten op de eerste plaats kwam, haalde hij een gebod aan dat zich niet op de uiterlijke schijn maar op de innerlijke beweegreden richtte: „Gij moet Jehovah, uw God, liefhebben met geheel uw hart en met geheel uw ziel en met geheel uw verstand en met geheel uw kracht” (Markus 12:28-30). Aldus identificeerde Jezus wat de aandrijvende kracht achter onze dienst voor God behoort te zijn — liefde.
6, 7. (a) Hoe heeft Satan heel arglistig de gezinskring aangevallen, en waarom? (2 Korinthiërs 2:11) (b) Hoe kan iemands opvoeding van invloed zijn op zijn houding ten aanzien van goddelijke autoriteit?
6 Satan wil ons vermogen om de uitermate belangrijke hoedanigheid liefde aan te kweken, belemmeren. Een van de methoden die hij gebruikt om dit te bereiken, is de gezinskring aanvallen. Waarom? Omdat dit de plaats is waar onze eerste en meest duurzame indrukken over liefde worden gevormd. Satan is heel goed bekend met het bijbelse beginsel dat wat men als kind leert, erg nuttig kan zijn wanneer men volwassen is (Spreuken 22:6). Arglistig probeert hij onze opvatting van liefde al op jeugdige leeftijd te vervormen. Als „god van dit samenstel van dingen” is het koren op Satans molen wanneer velen opgroeien in gezinnen die geen veilige haven van liefde zijn, maar veeleer een slagveld van bitterheid, toorn en schimpend gepraat. — 2 Korinthiërs 4:4; Efeziërs 4:31, 32; 6:4, NW, Studiebijbel, vtn.; Kolossenzen 3:21.
7 Het boek Een gelukkig gezinsleven opbouwen merkte op dat de manier waarop een vader zich van zijn taak als ouder kwijt, „een onmiskenbare uitwerking [kan] hebben op het gedrag dat zijn kinderen later ten opzichte van zowel menselijke als goddelijke autoriteit aan de dag zullen leggen”.a Een christelijke man die grootgebracht was onder de drukkende hand van een hardvochtige vader, geeft toe: „Voor mij is Jehovah gehoorzamen gemakkelijk; hem liefhebben is veel moeilijker.” Natuurlijk is gehoorzaamheid uitermate belangrijk, want in Gods ogen is ’gehoorzamen beter dan een slachtoffer’ (1 Samuël 15:22). Maar wat kan ons helpen het niet bij louter gehoorzaamheid te laten en liefde voor Jehovah aan te kweken als de motiverende kracht achter onze aanbidding?
„De liefde die de Christus heeft, dringt ons”
8, 9. Hoe dient Jezus’ loskoopoffer onze liefde voor Jehovah aan te wakkeren?
8 De grootste stimulans om onverdeelde liefde voor Jehovah aan te kweken, is waardering voor het loskoopoffer van Jezus Christus. „Hierdoor werd de liefde Gods in ons geval openbaar gemaakt, dat God zijn eniggeboren Zoon naar de wereld heeft uitgezonden, opdat wij door bemiddeling van hem leven zouden verwerven” (1 Johannes 4:9). Wanneer wij deze daad van liefde eenmaal begrijpen en waarderen, wekt ze als reactie liefde op. „Wij hebben lief omdat [Jehovah] ons eerst heeft liefgehad.” — 1 Johannes 4:19.
9 Jezus aanvaardde bereidwillig zijn toewijzing om als Redder van de mens te dienen. „Hieraan hebben wij de liefde leren kennen, dat hij voor ons afstand heeft gedaan van zijn ziel” (1 Johannes 3:16; Johannes 15:13). Jezus’ zelfopofferende liefde dient een reactie van waardering in ons op te wekken. Ter illustratie: Stel dat u van de verdrinkingsdood was gered. Zou u gewoon naar huis kunnen gaan, droge kleren aantrekken en de hele zaak vergeten? Natuurlijk niet! U zou u verplicht voelen jegens degene die u gered had. Tenslotte hebt u aan die persoon uw leven te danken. Hebben wij aan Jehovah God en Jezus Christus ook maar iets minder te danken? Zonder de losprijs zou ieder van ons als het ware verdrinken in zonde en de dood. In plaats daarvan hebben wij, dank zij deze grote daad van liefde, het vooruitzicht eeuwig op een paradijsaarde te leven. — Romeinen 5:12, 18; 1 Petrus 2:24.
10. (a) Hoe kunnen wij de losprijs tot iets persoonlijks maken? (b) Hoe dringt de liefde die Christus heeft ons?
10 Mediteer over de losprijs. Betrek die op u persoonlijk, zoals Paulus deed: „Ja, het leven dat ik thans leef in het vlees, leef ik door het geloof jegens de Zoon van God, die mij heeft liefgehad en zichzelf voor mij heeft overgegeven” (Galaten 2:20). Een dergelijke overpeinzing zal een diepgevoelde motivatie wakker roepen, want Paulus schreef aan de Korinthiërs: „De liefde die de Christus heeft, dringt ons, want . . . hij is voor allen gestorven, opdat zij die leven, niet langer voor zichzelf zouden leven, maar voor hem die voor hen gestorven is en werd opgewekt” (2 Korinthiërs 5:14, 15). The Jerusalem Bible zegt dat de liefde van Christus „ons overweldigt”. Wanneer wij over Christus’ liefde nadenken, worden wij gedrongen, diep bewogen, ja, overweldigd. Ze raakt ons hart en beweegt ons tot handelen. Zoals de vertaling van J. B. Phillips de tekst parafraseert, „de bron van onze daden is de liefde van Christus”. Elke andere soort van motivatie zal geen blijvende vrucht in ons voortbrengen, zoals uit het voorbeeld van de Farizeeën blijkt.
„Wacht u voor het zuurdeeg van de Farizeeën”
11. Beschrijf de houding van de Farizeeën ten aanzien van religieuze werken.
11 De Farizeeën haalden de ziel uit de aanbidding van God. In plaats van de nadruk te leggen op liefde voor God, beklemtoonden zij werken als de maatstaf voor geestelijke gezindheid. Hun gerichtheid op gedetailleerde regels deed hen van buiten rechtvaardig schijnen, maar van binnen waren zij „vol doodsbeenderen en allerlei onreinheid”. — Mattheüs 23:27.
12. Hoe toonden de Farizeeën, nadat Jezus een man had genezen, dat zij ongevoelig van hart waren?
12 Bij één gelegenheid genas Jezus vol mededogen een man wiens hand verdord was. Wat moet deze man zich gelukkig hebben gevoeld toen hij de ogenblikkelijke genezing ervoer van een kwaal die ongetwijfeld veel fysiek en emotioneel ongerief veroorzaakte! Maar de Farizeeën verheugden zich niet met hem. In plaats daarvan vitten zij op een technisch detail — dat Jezus op de sabbat hulp had verleend. Doordat de Farizeeën zich blind staarden op hun technische interpretatie van de Wet, ontging de geest van de Wet hun volledig. Geen wonder dat Jezus „diepbedroefd [was] over de ongevoeligheid van hun hart”! (Markus 3:1-5) Bovendien waarschuwde hij zijn discipelen: „Wacht u voor het zuurdeeg van de Farizeeën en Sadduceeën” (Mattheüs 16:6). Hun daden en houdingen worden in de bijbel tot nut van ons aan de kaak gesteld.
13. Welke les ligt voor ons in het voorbeeld van de Farizeeën opgesloten?
13 Het voorbeeld van de Farizeeën leert ons dat wij een redelijke kijk op werken moeten hebben. Zeker, werken zijn heel belangrijk, want „geloof zonder werken [is] dood” (Jakobus 2:26). Maar onvolmaakte mensen hebben de neiging anderen eerder te beoordelen naar wat zij doen dan naar wat zij zijn. Soms beoordelen wij onszelf misschien wel op die manier. Wij kunnen helemaal in de ban raken van het leveren van prestaties, alsof dat het enige criterium voor onze geestelijke gezindheid is. Wij zouden kunnen vergeten hoe belangrijk het is onze beweegredenen te onderzoeken. (Vergelijk 2 Korinthiërs 5:12.) Wij zouden personen kunnen worden die star wettisch zijn en die ’de mug uitzeven maar de kameel doorzwelgen’, door de letter van de wet te gehoorzamen terwijl wij volledig voorbijgaan aan de bedoeling ervan. — Mattheüs 23:24.
14. Hoe waren de Farizeeën als een onreine beker of schotel?
14 Wat de Farizeeën niet begrepen, is dat indien iemand Jehovah werkelijk liefheeft, daden van godvruchtige toewijding vanzelf zullen volgen. Geestelijke gezindheid is iets wat van binnenuit naar buiten stroomt. Jezus veroordeelde de Farizeeën krachtig wegens hun foutieve denkwijze in dit opzicht, met de woorden: „Wee u, schriftgeleerden en Farizeeën, huichelaars! want gij reinigt de buitenkant van de beker en van de schotel, maar van binnen zijn ze vol roof en onmatigheid. Blinde Farizeeër, reinig eerst de binnenkant van de beker en van de schotel, opdat ook de buitenkant ervan rein wordt.” — Mattheüs 23:25, 26.
15. Noem voorbeelden waaruit blijkt dat Jezus verder kijkt dan de buitenkant.
15 Hoe een beker, een schotel, of zelfs een gebouw er aan de buitenkant uitziet, onthult lang niet alles. Jezus’ discipelen waren met ontzag vervuld over de schoonheid van Jeruzalems tempel, die door Jezus „een rovershol” werd genoemd vanwege datgene wat daarbinnen gebeurde (Markus 11:17; 13:1). Wat voor de tempel gold, geldt voor miljoenen belijdende christenen, zoals het bericht van de christenheid laat zien. Jezus zei dat hij sommigen die in zijn naam „krachtige werken” hadden verricht, zou oordelen als „werkers der wetteloosheid” (Mattheüs 7:22, 23). In schrille tegenstelling hiermee zei hij over een weduwe die in de tempel een vrijwel te verwaarlozen geldbedragje schonk: „Deze arme weduwe [heeft] er meer in . . . geworpen dan allen die geld in de schatkisten hebben geworpen . . . Zij heeft er van haar gebrek alles in geworpen wat zij had, haar hele levensonderhoud” (Markus 12:41-44). Een inconsequente beoordeling? Beslist niet. In beide situaties weerspiegelde Jezus Jehovah’s zienswijze (Johannes 8:16). Hij zag de motieven achter de werken en oordeelde dienovereenkomstig.
„Een ieder naar zijn eigen bekwaamheid”
16. Waarom hoeven wij onze activiteit niet altijd met die van een andere christen te vergelijken?
16 Indien onze beweegredenen juist zijn, is het niet nodig voortdurend vergelijkingen te trekken. Er wordt bijvoorbeeld weinig goeds tot stand gebracht door net als bij een competitie te proberen evenveel tijd als een andere christen aan de bediening te besteden of zijn of haar prestaties in de prediking te evenaren. Jezus zei dat u Jehovah moet liefhebben met geheel uw hart, verstand, ziel en kracht — niet die van iemand anders. De bekwaamheden, het uithoudingsvermogen en de omstandigheden van een ieder zijn verschillend. Indien uw situatie het toelaat, zal liefde u ertoe bewegen veel tijd aan de bediening te besteden — misschien zelfs als volle-tijdpionier. Als u echter met een kwaal te kampen hebt, kan de tijd die u aan de bediening besteedt wel eens minder zijn dan u zou wensen. Wees niet ontmoedigd. Getrouwheid aan God wordt niet in uren afgemeten. Als u zuivere beweegredenen hebt, zult u reden tot vreugde hebben. Paulus schreef: „Laat een ieder zich ervan vergewissen wat zijn eigen werk is, en dan zal hij alleen met betrekking tot zichzelf, en niet in vergelijking met de andere persoon, reden tot opgetogenheid hebben.” — Galaten 6:4.
17. Vertel in het kort, met uw eigen woorden, de gelijkenis van de talenten.
17 Beschouw Jezus’ gelijkenis van de talenten eens, zoals die in Mattheüs 25:14-30 opgetekend staat. Een man die op het punt stond naar het buitenland te reizen, ontbood zijn slaven en vertrouwde zijn bezittingen aan hen toe. „Hij gaf aan de een vijf talenten, aan een ander twee, aan weer een ander één, een ieder naar zijn eigen bekwaamheid.” Wat trof de meester aan toen hij terugkeerde om afrekening met zijn slaven te houden? De slaaf aan wie vijf talenten waren gegeven, had er nog vijf bij verworven. Zo had ook de slaaf aan wie twee talenten waren gegeven, er nog twee bij verworven. De slaaf aan wie één talent was gegeven, had het in de grond begraven en niets gedaan om de rijkdom van zijn meester te vermeerderen. Hoe beoordeelde de meester de situatie?
18, 19. (a) Waarom vergeleek de meester de slaaf aan wie twee talenten waren gegeven, niet met de slaaf aan wie vijf talenten waren gegeven? (b) Wat leert de gelijkenis van de talenten ons over prijzende woorden en vergelijkingen? (c) Waarom werd de derde slaaf veroordeeld?
18 Laten wij eerst de slaven eens beschouwen die respectievelijk vijf en twee talenten hadden ontvangen. Tot elk van deze slaven zei de meester: „Wel gedaan, goede en getrouwe slaaf!” Zou hij dit tegen de slaaf met de vijf talenten hebben gezegd als die er maar twee bij had verworven? Waarschijnlijk niet! Aan de andere kant zei hij niet tegen de slaaf die twee talenten had verworven: ’Waarom heb je er geen vijf verworven? Kijk toch eens naar je medeslaaf en hoeveel die voor mij heeft verworven!’ Nee, de meedogende meester, een afbeelding van Jezus, trok geen vergelijkingen. Hij vertrouwde de talenten toe aan „een ieder naar zijn eigen bekwaamheid”, en hij verwachtte niets meer terug dan wat een ieder kon geven. Beide slaven werden gelijkelijk geprezen, want beiden hadden van ganser harte voor hun meester gewerkt. Hieruit kunnen wij allen iets leren.
19 Uiteraard werd de derde slaaf niet geprezen. In feite werd hij in de duisternis buiten geworpen. Daar hij slechts één talent had ontvangen, zou van hem niet verwacht zijn dat hij evenveel had voortgebracht als de slaaf met de vijf talenten. Maar hij had het niet eens geprobeerd! Zijn veroordeling berustte uiteindelijk op zijn „slechte en trage” hartetoestand, die een gebrek aan liefde voor de meester verried.
20. Hoe beziet Jehovah onze beperkingen?
20 Jehovah verwacht van een ieder van ons dat wij hem liefhebben met geheel onze kracht, maar wat is het hartverwarmend dat „hijzelf . . . zeer goed [weet] hoe wij zijn gevormd, gedachtig dat wij stof zijn”! (Psalm 103:14) Spreuken 21:2 zegt: „Jehovah toetst harten” — geen getalletjes. Hij begrijpt alle beperkingen waarover wij geen zeggenschap hebben, of ze nu van financiële, fysieke, emotionele of andere aard zijn (Jesaja 63:9). Terzelfder tijd verwacht hij van ons dat wij alle middelen die wij eventueel bezitten, zo goed mogelijk gebruiken. Jehovah is volmaakt, maar wanneer hij met zijn onvolmaakte aanbidders handelt, is hij geen perfectionist. Hij is noch onredelijk in zijn handelen noch onrealistisch in zijn verwachtingen.
21. Indien onze dienst voor God door liefde wordt gemotiveerd, welke goede resultaten zullen daar dan uit voortvloeien?
21 Jehovah liefhebben met geheel ons hart, geheel onze ziel, geheel ons verstand en geheel onze kracht is „veel meer waard dan alle volledige brandoffers en slachtoffers” (Markus 12:33). Indien wij door liefde worden gemotiveerd, zullen wij in Gods dienst doen wat wij kunnen. Petrus schreef dat indien godvruchtige hoedanigheden, met inbegrip van liefde, „bij u bestaan en overvloedig zijn, . . . ze u [zullen] beletten hetzij inactief of onvruchtbaar te zijn met betrekking tot de nauwkeurige kennis van onze Heer Jezus Christus”. — 2 Petrus 1:8.
[Voetnoot]
a Uitgegeven door de Watchtower Bible and Tract Society of New York, Inc.
Bij wijze van overzicht
◻ Wat dient de aandrijvende kracht achter onze dienst voor God te zijn?
◻ Hoe dringt de liefde van Christus ons ertoe Jehovah te dienen?
◻ Welke kortzichtigheid van de Farizeeën moeten wij vermijden?
◻ Waarom is het onverstandig onze dienst voortdurend met die van een andere christen te vergelijken?
[Illustraties op blz. 16]
Bekwaamheden, uithoudingsvermogen en omstandigheden van mensen verschillen