Het leven van christenen in de eerste eeuw
Het huishouden
„Op hun tocht nu ging hij een zeker dorp binnen. Hier ontving een zekere vrouw, Martha genaamd, hem als gast in het huis. Deze vrouw had ook een zuster, Maria geheten, die echter aan de voeten van de Heer ging zitten en naar zijn woord bleef luisteren. Martha daarentegen werd afgeleid door het zorg dragen voor vele bezigheden. Daarom trad zij naderbij en zei: ’Heer, laat het u onverschillig dat mijn zuster mij alleen voor alles laat zorgen? Zeg haar daarom dat zij mij komt helpen.’ De Heer gaf haar ten antwoord: ’Martha, Martha, gij zijt bezorgd en verontrust over veel dingen. Toch zijn maar weinig dingen nodig, of maar één. Wat Maria aangaat, zij heeft het goede deel gekozen, en het zal haar niet worden ontnomen.’” — LUKAS 10:38-42.
MARTHA was duidelijk een hardwerkende vrouw, en anderen hadden vast veel respect voor haar. Volgens de Joodse traditie in de eerste eeuw werd de waarde van een vrouw afgemeten aan hoe toegewijd ze haar huishoudelijke taken deed en hoe goed ze voor haar gezin zorgde.
Ook christelijke vrouwen in de eerste eeuw kregen de aanmoediging „thuis te werken” (Titus 2:5). Maar daarnaast hadden ze het voorrecht en de verantwoordelijkheid anderen over hun christelijke geloof te onderwijzen (Mattheüs 28:19, 20; Handelingen 2:18). Wat waren enkele van de „vele bezigheden” van Joodse vrouwen in de eerste eeuw? En wat kunnen we leren van wat Jezus over Maria zei?
„Zorg dragen voor vele bezigheden” De dag van een Joodse huisvrouw begon vroeg, waarschijnlijk al voor zonsopgang (Spreuken 31:15). Na voor haar gezin een eenvoudig ontbijt van pap te hebben klaargemaakt, bracht ze haar zoons misschien naar de synagogeschool. De dochters bleven thuis om te leren hoe ze een goede huisvrouw konden worden.
Moeder en dochters begonnen de dag dan met de vaste huishoudelijke taken: de olielampen vullen (1), de vloer vegen (2) en de geit melken (3). Daarna maakten ze het brood voor die dag. De meisjes zeefden het graan eerst om onzuiverheden eruit te halen (4) en maalden het dan met een stenen handmolen tot grof meel (5). De moeder voegde vervolgens water en zuurdeeg aan het meel toe. Ze kneedde het deeg (6) en liet het rijzen terwijl ze verder ging met andere karweitjes. Ondertussen werd de verse geitenmelk door de meisjes misschien gestremd om er wrongel van te maken of werd de melk gekarnd tot boter (7).
Later op de ochtend ging de moeder misschien met haar dochters naar de markt. Dat was een feest voor de zintuigen: de lucht was vervuld van de geur van kruiden, dieren lieten schorre kreten horen en kopers onderhandelden luidkeels over de prijs. Hier deed ze haar boodschappen voor die dag (8). Vaak stonden er verse groenten en gedroogde vis op het menu. Als ze christen was, greep ze misschien de gelegenheid aan om op de markt met anderen over haar geloof te praten (Handelingen 17:17).
Een gewetensvolle moeder zou tijdens het lopen van en naar de markt de gelegenheid gebruiken om haar kinderen beginselen uit de Schriften te leren begrijpen (Deuteronomium 6:6, 7). Waarschijnlijk bracht ze haar dochters ook de beginselen bij van verstandig inkopen doen (Spreuken 31:14, 18).
Een andere dagelijks terugkerende taak was naar de waterput lopen (9). Daar vulden ze de watervoorraad aan en praatten ze waarschijnlijk met andere vrouwen die daar waren. Thuis begonnen de moeder en haar dochters brood te bakken. Ze maakten platte schijven van het deeg en zetten die in een voorverwarmde oven (10), die meestal buiten stond. Ze keken toe terwijl het brood in de oven stond en ondertussen genoten ze van de heerlijke geur en praatten ze met elkaar.
Vervolgens gingen ze naar een beek of rivier in de buurt om kleding te wassen (11). Eerst maakten ze de kleren goed schoon met loog, een zeep van natrium- of kaliumcarbonaat, gemaakt uit de as van bepaalde planten. Vervolgens werden de kleren uitgespoeld, uitgewrongen en op struiken en rotsen uitgespreid om te drogen.
Als ze weer thuis waren met de was, kon het zijn dat de moeder en haar dochters naar het platte dak van hun huis gingen om kapotte kleren te verstellen (12) voordat ze de kleding in de kast opborgen. Later kregen de meisjes misschien les in borduren en weven (13). Al snel was het tijd om aan het bereiden van de avondmaaltijd te beginnen (14). Gastvrijheid hoorde bij de cultuur, dus het gezin was altijd bereid hun eenvoudige maaltijd van brood, groenten, wrongel, gedroogde vis en koel water te delen met gasten.
Aan het eind van de dag, wanneer de kinderen zich klaarmaakten om naar bed te gaan, kon bijvoorbeeld een kapotte knie met verzachtende olie worden behandeld. Vervolgens vertelden de ouders bij het licht van een flikkerende lamp misschien een verhaal uit de Schriften en baden ze met hun kinderen. Als de rust in het bescheiden huis was weergekeerd, had de man goede reden om tegen zijn vrouw deze beroemde woorden te herhalen: „Een bekwame vrouw, wie kan haar vinden? Haar waarde gaat die van koralen ver te boven” (Spreuken 31:10).
„Het goede deel” kiezen Ongetwijfeld hadden gewetensvolle vrouwen die in de eerste eeuw leefden „vele bezigheden” (Lukas 10:40). Ook in deze tijd hebben vrouwen, en vooral moeders, een druk leven. Sommige huishoudelijke taken zijn door moderne uitvindingen lichter geworden. Veel moeders hebben echter niet alleen de zorg voor hun gezin, maar werken noodgedwongen ook nog eens buitenshuis.
Ondanks alle uitdagingen waar ze voor staan, volgen veel christelijke vrouwen in deze tijd het voorbeeld van Maria, die aan het begin werd genoemd. Ze hechten grote waarde aan geestelijke zaken (Mattheüs 5:3). Ze zorgen goed voor hun gezin, waar in de Bijbel toe wordt aangemoedigd (Spreuken 31:11-31). Maar ze houden zich ook aan het beginsel waarover Jezus met Martha sprak. Als geestelijk ingestelde vrouw zal Martha die vriendelijke raad ter harte hebben genomen. Christelijke vrouwen laten niet toe dat huishoudelijke taken hun de kans ontnemen meer over God te weten te komen (15) of met anderen over hun geloof te praten (Mattheüs 24:14; Hebreeën 10:24, 25). Op die manier kiezen ze „het goede deel” (Lukas 10:42). Het resultaat is dat ze zeer gewaardeerd worden door God, door Christus en door hun gezin (Spreuken 18:22).